Deel I: Immunologie, infectieziekten bij kinderen en volwassenen,
tropische geneeskunde, diarree en infectieuze bedreigingen
Immunologie
Innate (aangeboren) Adaptive (verworven)
Snel (minuten) Traag (7-10 dagen)
Niet specifiek, patroonherkenning Specifiek, antigeenherkenning
Self-nonself discriminatie evolutionair geleerd Geleerd binnen het individu
Respons verandert niet na herhaalde blootstelling Geheugen
Evolutionar heel oud Recent: vertebraten
Foutloos Fouten, bijv. autoimmuniteit
Diversiteit beperkt Diversiteit enorm
Innate immuniteit:
Bestaat uit 3 componenten:
- fysiologische barrières huid, bronchi (mucus, cilia), gastro-intestinaal (zuur)
- cellulaire Fagocyten 1. macrofagen: bacterie (minuten)
in gezond weefsel
2. neutrofielen (polymorfkernige)
migratie naar geïnfecteerd weefsel
eosinofielen: parasieten
NK-cellen: lysis virusgeïnfecteerde cellen
mestcellen: histamine
- humorale bestanddelen interferonen: vroege respons bij virale infectie
acute fase eiwitten
complement: bindt indringer en helpt bij fagocytose
Cellulair
Fagocyten (macrofagen en neutrofielen)
- herkennen de micro-organismen op grond van hun oppervlak als gevaarlijk
(patroonherkenning)
- fagocytose: een pathogeen wordt mbv receptoren opgenomen fagosoom
lysosoom fusie: degradatie bacteriën
- pathogenen die geopsoniseerd zijn door complement of IgG zijn makkelijker te
fagocyteren
, Humoraal
Interferonen: worden lokaal geproduceerd bij ene virale infectie en inhiberen de groei.
Acute fase eiwitten: binden aan micro-organismen (collectines (MBL), CRP)
MBL: 1. bindt bacteriën en stimuleert fagocytose
2. activeert complementsysteem
Complement: de complementcascade via signaal amplificatie en is streng gereguleerd,
speelt grootste rol bij bacteriële infecties
activatie via 3 routes: 1. mannose-afhankelijk: via MBL
2. klassiek: binding aan antilichamen (aan pathogeen)
3. alternatief: directe binding aan pathogeen
alle routes activeren C3 klieving C3 a (anaphylatoxines: C3a en C5a
chemotaxis) en een groter deel b (enzym klieven volgende molecuul in cascade)
effecten van complement:
1. lysis bacteriën
2. chemotaxis: activatie inflammatoire respons (aantrekken fagocyten,
verhogen vaatpermeabiliteit, stimuleren fagocytose en degranulatie)
3. opsonisatie bacteriën
Inflammatoire respons: pathogeen patroonherkenning door weefselmacrofagen
vasoactieve en chemotactische factoren release migratie macrofagen en neutrofielen
Patroonherkenning:
Receptor Target (PAMPS: pathogen-associated molecular patterns)
Complement microbiële celwand
MBL mannose in celwand
Toll-like receptoren microbiële componenten
bv: LPS-receptor LPS in gram- bacterie LPS: lipopolysacccharide
Toll-like receptoren zijn te vinden op APC’s (dendritische cellen, macrofagen en B-
lymfocyten). Ze bevinden zich intra- en extracellulair. Gecativeerde APC’s zenden
cytokinen die lymfocyten activeren. Toll-like receptoren kunnen bacteriën, virussen,
parasieten en schimmels herkennen.
Innate adaptive
Wanneer het innate immuunsysteem niet in staat is de invaders op te ruimen, wordt het
adaptive immuunsysteem ingezet
cytokinen zorgen voor het contact tussen
beide immuunsystemen.
Adaptive immuniteit:
- cellulair
- B-lymfocyten:
- T-lymfocyten:
CD4 T-helper cel
CD8 cytotoxische T-cel
- humoraal immunoglobulines
Cellulair
B-cellen
De B-cel immuunrespons bestaat uit:
1. herkenning: specificiteit en diversiteit
2. proliferatie: adaptief
3. differentiatie: effector en geheugen