bestudeert de structuur en de eigenschappen van levensgemeenschappen en de processen die leien tot deze gemeenschappen
richt zich naar de doorstroming van energie en organische materie van het ene trofische nivieau naar het andere
levensgemeenschap: een verzameling organismen die behoren tot verschillende soorten die samen voorkomen in een bepaalde locatie
soortensamenstelling
structuur
aandel autotrofen en heterotrofen en hun interacties
GEMEENSCHAPSECOLOGIE predatie-voedselketen: planten -> herbivoren -> carnivoren 1e orde -> carnivoren 2e orde
afbraakvoedselketen
detrius: de afbraak van dood organisch materiaal
primaire afbrekers DOM
detriusvoedselketen gedomineerd door schimmels en bacteriën voedsel voor een heel afbraakvoedselweb
voedselketen worden bevorderd in hun kolonisatiesnelheid door de fragmentatie van het materiaal
opp-vol verhouding neemt toe
veel organismen zijn gespecialiseerd
er stroomt veel DOM van de predatieketen naar de detriusketen
relatie predatie en detriusketen
groot aantal omnivoren nuttigen van beide ketens
beperkt aantal schakels in voedselketen
gering rendement matrie bij overgang TN ->
de enegergieinhoud opeenvolgende TN neemt af
breedte is evenredig met de totale energie in elk voedingsniveau per opp per tijd
uitgaan van de energieinhoud
autotrofen onderaan
voedselpiramide
aanvulling op de energiebehoudpiramide
uitgaan van de biomassa
in waterecosystemen: geen brede basis, want algen goeien snel
de meeste predatoren hebben meerdere prooien en vise versa
erg complex vele soorten zijn omnivoor: organismen die veel voedsel grbuiken van verschillende onderliggende TN tegelijk
de aanwezigheid van parasieten op vrijwel alle soorten
voedselweb
de basis bestaat uit DOM
in rivieren
DOM wordt afgebroken door invertebraten -> gemiddelde partikelgrootte kleiner
het aantal soorten bepalen
soorten houden rekening met het aantal soorten en met de eveness (abundantie)
richt zich naar de doorstroming van energie en organische materie van het ene trofische nivieau naar het andere
levensgemeenschap: een verzameling organismen die behoren tot verschillende soorten die samen voorkomen in een bepaalde locatie
soortensamenstelling
structuur
aandel autotrofen en heterotrofen en hun interacties
GEMEENSCHAPSECOLOGIE predatie-voedselketen: planten -> herbivoren -> carnivoren 1e orde -> carnivoren 2e orde
afbraakvoedselketen
detrius: de afbraak van dood organisch materiaal
primaire afbrekers DOM
detriusvoedselketen gedomineerd door schimmels en bacteriën voedsel voor een heel afbraakvoedselweb
voedselketen worden bevorderd in hun kolonisatiesnelheid door de fragmentatie van het materiaal
opp-vol verhouding neemt toe
veel organismen zijn gespecialiseerd
er stroomt veel DOM van de predatieketen naar de detriusketen
relatie predatie en detriusketen
groot aantal omnivoren nuttigen van beide ketens
beperkt aantal schakels in voedselketen
gering rendement matrie bij overgang TN ->
de enegergieinhoud opeenvolgende TN neemt af
breedte is evenredig met de totale energie in elk voedingsniveau per opp per tijd
uitgaan van de energieinhoud
autotrofen onderaan
voedselpiramide
aanvulling op de energiebehoudpiramide
uitgaan van de biomassa
in waterecosystemen: geen brede basis, want algen goeien snel
de meeste predatoren hebben meerdere prooien en vise versa
erg complex vele soorten zijn omnivoor: organismen die veel voedsel grbuiken van verschillende onderliggende TN tegelijk
de aanwezigheid van parasieten op vrijwel alle soorten
voedselweb
de basis bestaat uit DOM
in rivieren
DOM wordt afgebroken door invertebraten -> gemiddelde partikelgrootte kleiner
het aantal soorten bepalen
soorten houden rekening met het aantal soorten en met de eveness (abundantie)