Samenvatting BSM bewegen en gezondheid:
Gezonde leefstijl:
Gezondheid is, een toestand van volledig lichamelijk, geestelijk en maatschappelijk welzijn en niet
slechts de afwezigheid van ziekte of andere lichamelijke gebreken. Een goede gezondheid bereik je
door een gezonde levensstijl te hebben. Onder een gezonde levensstijl verstaan we bijvoorbeeld:
genoeg slaap, gezond eten, veel water drinken en genoeg bewegen. Mensen houden zich hier vaak
niet aan ook al weten ze dat het slecht voor hun is, voorbeelden hier van zijn roken en drinken.
Er zijn meerdere factoren voor een gezonde levensstijl:
Eten, het is belangrijk dat je balans vind in je voeding. Eet dus niet te veel calorieën ten
opzichten van wat je verbrand.
Slapen, rust is erg belangrijk voor je lichaam. Tijdens de rust kan je lichaam herstellen van
bijvoorbeeld een zware training. Voor 15 jarige is 8 uur slaap ongeveer genoeg. Jongere
kinderen slapen meer en volwassenen minder.
Bewegen, voldoende bewegen is belangrijk voor je, het zorgt er voor dat je je beter voelt,
lichamelijk en mentaal. Maar ook zorgt het er voor dat je lichaam beter functioneert. Het is
belangrijk om goed te bewegen omdat het chronische ziektes kan voorkomen.
Beweegrichtlijnen voor ouderen zijn:
Bewegen is goed, meer bewegen is beter.
Minsten 150 min per week matig intensieve beweging.
Minstens 2x per week spier- en botversterkende oefeningen.
Voorkom veel stilzitten.
Beweegrichtlijnen voor kinderen (4-18)
Bewegen is goed, meer bewegen is beter.
Een uur per dag matig intensieve beweging.
Minstens 3x per week spier- en botversterkende oefeningen
Voorkom veel stilzitten
Bewegingsapparaat:
Spieropbouw:
Een motorische zenuw stuurt een groep spiervezels aan door een elektrisch signaal. De zenuw en
spiervezels samen noemen we een motorunit. Hoe meer motorunits een signaal geven hoe sterker
de spier is. Elke spiervezel bestaat uit myofibrillen, in een myofibril vind je de sarcomeer. In de
sarcomeer vind de samentrekking op het kleinste niveau plaats waar twee filamenten langs elkaar
glijden. Het myosinefilament grijpt vast aan het
actinefilament. Wanneer de sarcomeer een signaal krijgt
trekken de twee filamenten naar elkaar toe.
, Het zenuwstelsel:
Het zenuwstelsel stuurt alles in ons lichaam aan. In het centrale zenuwstelsel (hersenen +
ruggenmerg) word alles aangestuurd, dit kan bewust en onbewust zijn. Het perifere zenuwstelsel
geeft alle signalen door en is verdeeld in sensorisch en motorisch. Het sensorische zenuwstelsel geeft
met behulp van je zintuigen door wat er met je gebeurd. Het motorische zenuwstelsel geeft signalen
door waardoor je op dingen kan reageren door bijvoorbeeld je arm terug te trekken.
Je autonome zenuwstelsel zorgt er bijvoorbeeld voor dat je hart sneller gaat kloppen bij inspanning
en dat sommige bloedvaten nauwer en andere wijder worden. het somatische zenuwstelsel zorgt er
voor dat je spieren bewegen waardoor je je kan inspannen.
Het sensorische en het somatische deel van je motorische zenuwstelsel zijn verschillend maar
kunnen niet zonder elkaar bij bewegen. Daarom speken we daarbij van sensomotorisch. Via het
sensorische zenuwstelsel komen signalen binnen. Die worden dan omgezet in het centrale
zenuwstelsel en dan zorgt het somatische stelsel er voor dat dit word uitgevoerd. De makkelijkste
beweging in het sensomotorische stelsel is een reflex. Waarbij je iets beweegt zonder er over na te
denken bijvoorbeeld, je hand wegtrekken.
Motorisch leren:
Tijdens het leren bewegen heb je drie fases:
1. De cognitieve fase: je kent de beweging nog helemaal niet, een voorbeeld van iemand anders
die de beweging al beheerst is van belang. Je doet een soort grove versie van de beweging,
het kost veel concentratie.
2. De associatieve fase: je gaat de beweging oefenen door hem veel te doen of door de
beweging in verschillende situaties te gebruiken. Dit kost nog steeds veel concentratie.
3. De autonome fase: de beweging gaat nu vanzelf en je hoeft er eigenlijk niet meer over na te
denken.
Cardiovasculair systeem:
Dit systeem zorgt er met je hart en vaten voor dat er bloed door je lichaam
word gepompt. Bloed bevat voedingsstoffen, antistoffen, afvalstoffen en
zuurstof. Je lichaamstempratuur word met behulp van bloed geregeld.
De kleine bloedsomloop gaat van het hart naar de longen, haalt daar
zuurstof en gaat weer naar het hart. In de grote bloedsomloop gaat het
zuurstofrijke bloed naar de organen en stroomt het zuurstofarme bloed
weer naar het hart. Zuurstof bind zich aan hemoglobine in het bloed,
hemoglobine houd zuurstof vast en geeft het af waar nodig.
Gezonde leefstijl:
Gezondheid is, een toestand van volledig lichamelijk, geestelijk en maatschappelijk welzijn en niet
slechts de afwezigheid van ziekte of andere lichamelijke gebreken. Een goede gezondheid bereik je
door een gezonde levensstijl te hebben. Onder een gezonde levensstijl verstaan we bijvoorbeeld:
genoeg slaap, gezond eten, veel water drinken en genoeg bewegen. Mensen houden zich hier vaak
niet aan ook al weten ze dat het slecht voor hun is, voorbeelden hier van zijn roken en drinken.
Er zijn meerdere factoren voor een gezonde levensstijl:
Eten, het is belangrijk dat je balans vind in je voeding. Eet dus niet te veel calorieën ten
opzichten van wat je verbrand.
Slapen, rust is erg belangrijk voor je lichaam. Tijdens de rust kan je lichaam herstellen van
bijvoorbeeld een zware training. Voor 15 jarige is 8 uur slaap ongeveer genoeg. Jongere
kinderen slapen meer en volwassenen minder.
Bewegen, voldoende bewegen is belangrijk voor je, het zorgt er voor dat je je beter voelt,
lichamelijk en mentaal. Maar ook zorgt het er voor dat je lichaam beter functioneert. Het is
belangrijk om goed te bewegen omdat het chronische ziektes kan voorkomen.
Beweegrichtlijnen voor ouderen zijn:
Bewegen is goed, meer bewegen is beter.
Minsten 150 min per week matig intensieve beweging.
Minstens 2x per week spier- en botversterkende oefeningen.
Voorkom veel stilzitten.
Beweegrichtlijnen voor kinderen (4-18)
Bewegen is goed, meer bewegen is beter.
Een uur per dag matig intensieve beweging.
Minstens 3x per week spier- en botversterkende oefeningen
Voorkom veel stilzitten
Bewegingsapparaat:
Spieropbouw:
Een motorische zenuw stuurt een groep spiervezels aan door een elektrisch signaal. De zenuw en
spiervezels samen noemen we een motorunit. Hoe meer motorunits een signaal geven hoe sterker
de spier is. Elke spiervezel bestaat uit myofibrillen, in een myofibril vind je de sarcomeer. In de
sarcomeer vind de samentrekking op het kleinste niveau plaats waar twee filamenten langs elkaar
glijden. Het myosinefilament grijpt vast aan het
actinefilament. Wanneer de sarcomeer een signaal krijgt
trekken de twee filamenten naar elkaar toe.
, Het zenuwstelsel:
Het zenuwstelsel stuurt alles in ons lichaam aan. In het centrale zenuwstelsel (hersenen +
ruggenmerg) word alles aangestuurd, dit kan bewust en onbewust zijn. Het perifere zenuwstelsel
geeft alle signalen door en is verdeeld in sensorisch en motorisch. Het sensorische zenuwstelsel geeft
met behulp van je zintuigen door wat er met je gebeurd. Het motorische zenuwstelsel geeft signalen
door waardoor je op dingen kan reageren door bijvoorbeeld je arm terug te trekken.
Je autonome zenuwstelsel zorgt er bijvoorbeeld voor dat je hart sneller gaat kloppen bij inspanning
en dat sommige bloedvaten nauwer en andere wijder worden. het somatische zenuwstelsel zorgt er
voor dat je spieren bewegen waardoor je je kan inspannen.
Het sensorische en het somatische deel van je motorische zenuwstelsel zijn verschillend maar
kunnen niet zonder elkaar bij bewegen. Daarom speken we daarbij van sensomotorisch. Via het
sensorische zenuwstelsel komen signalen binnen. Die worden dan omgezet in het centrale
zenuwstelsel en dan zorgt het somatische stelsel er voor dat dit word uitgevoerd. De makkelijkste
beweging in het sensomotorische stelsel is een reflex. Waarbij je iets beweegt zonder er over na te
denken bijvoorbeeld, je hand wegtrekken.
Motorisch leren:
Tijdens het leren bewegen heb je drie fases:
1. De cognitieve fase: je kent de beweging nog helemaal niet, een voorbeeld van iemand anders
die de beweging al beheerst is van belang. Je doet een soort grove versie van de beweging,
het kost veel concentratie.
2. De associatieve fase: je gaat de beweging oefenen door hem veel te doen of door de
beweging in verschillende situaties te gebruiken. Dit kost nog steeds veel concentratie.
3. De autonome fase: de beweging gaat nu vanzelf en je hoeft er eigenlijk niet meer over na te
denken.
Cardiovasculair systeem:
Dit systeem zorgt er met je hart en vaten voor dat er bloed door je lichaam
word gepompt. Bloed bevat voedingsstoffen, antistoffen, afvalstoffen en
zuurstof. Je lichaamstempratuur word met behulp van bloed geregeld.
De kleine bloedsomloop gaat van het hart naar de longen, haalt daar
zuurstof en gaat weer naar het hart. In de grote bloedsomloop gaat het
zuurstofrijke bloed naar de organen en stroomt het zuurstofarme bloed
weer naar het hart. Zuurstof bind zich aan hemoglobine in het bloed,
hemoglobine houd zuurstof vast en geeft het af waar nodig.
