Bloed
Bloed is een gespecialiseerd type bindweefsel dat bestaat uit cellen die zich in een vloeibare
matrix bevinden.
Bloed: 55% plasma, 45% rode bloedcellen (15 witte bloedcellen + bloedplaatjes)
Functies van bloed
1. Transport van opgeloste gassen, voedingstoffen, hormonen en afvalproducten van de
stofwisseling.
2. Stabilisering van de pH en de ionensamenstelling van de interstitiële vloeistof in het
gehele lichaam.
3. Beperking van het vloeistofverlies bij verwonding.
4. Verdediging tegen gifstoffen en ziekteverwekkers.
5. Stabilisering van de lichaamstemperatuur.
Plasma bestaat uit:
l ~ 90% water
l Elektrolyten
l Eiwitten
l Stoffen die tijdelijk in het bloed zitten
Drie belangrijkste typen plasma eiwitten:
1. Albuminen: Hun aanwezigheid is belangrijk voor het handhaven van de osmotische
druk van het plasma.
2. Globulinen: Dit zijn antistoffen en transporteiwitten.
3. Fibrinogeen: Speelt een rol bij de bloedstolling.
Rode bloedcellen geven volbloed zijn dieprode kleur, doordat ze de kleurstof hemoglobine
bevatten, dat zuurstof en koolstofdioxide bindt en vervoert.
Bloedcellen
3 soorten:
- Leukocyten (=witte bloedcellen)
- Erytrocyten (=rode bloedcellen)
- Trombocyten (=bloedplaatjes)
Dit zijn eigenlijk geen cellen, maar afgesnoerde deeltjes van een cel
, Erytrocyten
Bouw: biconcave (dubbelholle) schijfjes zonder celkern.
Functie: zuurstoftransport d.m.v. binding van zuurstof aan de rode bloedkleurstof
hemoglobine.
Productie: rode beenmerg
Afbraak: milt en lever
Trombocyten
Bouw: onregelmatig, grillige vorm
Functie: bloedstolling
Productie: in rood beenmerg vanuit megakaryocyten.
Bloedstolling (=homeostase)
1. Vasculaire fase: Capillair en trombocyten zijn beschadigd
2. De bloedplaatjesfase: Eerste propvorming door trombocyten
3. De coagulatiefase: Fibrinedraden vangen bloedcellen en veroorzaken bloedstolling
Leukocyten
- Vormveranderlijke cellen
- Worden gemaakt in beenmerg en lymfatisch weefsel
- (leuko)diapedese: leukocyten bewegen zich door de capillairwand heen
Typen leukocyten
1. Granulocyten -> aspecifieke afweer: is niet gericht op een bepaalde ziekteverwekker,
is aangeboren.
2. Monocyten -> aspecifieke afweer
3. Lymfocyten -> specifieke afweer: is gericht op een bepaalde ziekteverwekker.
Neutrofiele granulocyten
- Bouw: grote gelobde kern
- Functie: fagocytose
- Productie: rode beenmerg
Eosinofiele granulocyten
- Bouw: grote gelobde kern
- Functie: enzymen maken om parasieten mee aan te vallen, en rol bij allergische
reacties
- Productie: rode beenmerg
Monocyten
- Bouw: groot, c-vormige kern
- Functie: veranderen in macrofagen; fagocytose
- Productie: rode beenmerg
Bloed is een gespecialiseerd type bindweefsel dat bestaat uit cellen die zich in een vloeibare
matrix bevinden.
Bloed: 55% plasma, 45% rode bloedcellen (15 witte bloedcellen + bloedplaatjes)
Functies van bloed
1. Transport van opgeloste gassen, voedingstoffen, hormonen en afvalproducten van de
stofwisseling.
2. Stabilisering van de pH en de ionensamenstelling van de interstitiële vloeistof in het
gehele lichaam.
3. Beperking van het vloeistofverlies bij verwonding.
4. Verdediging tegen gifstoffen en ziekteverwekkers.
5. Stabilisering van de lichaamstemperatuur.
Plasma bestaat uit:
l ~ 90% water
l Elektrolyten
l Eiwitten
l Stoffen die tijdelijk in het bloed zitten
Drie belangrijkste typen plasma eiwitten:
1. Albuminen: Hun aanwezigheid is belangrijk voor het handhaven van de osmotische
druk van het plasma.
2. Globulinen: Dit zijn antistoffen en transporteiwitten.
3. Fibrinogeen: Speelt een rol bij de bloedstolling.
Rode bloedcellen geven volbloed zijn dieprode kleur, doordat ze de kleurstof hemoglobine
bevatten, dat zuurstof en koolstofdioxide bindt en vervoert.
Bloedcellen
3 soorten:
- Leukocyten (=witte bloedcellen)
- Erytrocyten (=rode bloedcellen)
- Trombocyten (=bloedplaatjes)
Dit zijn eigenlijk geen cellen, maar afgesnoerde deeltjes van een cel
, Erytrocyten
Bouw: biconcave (dubbelholle) schijfjes zonder celkern.
Functie: zuurstoftransport d.m.v. binding van zuurstof aan de rode bloedkleurstof
hemoglobine.
Productie: rode beenmerg
Afbraak: milt en lever
Trombocyten
Bouw: onregelmatig, grillige vorm
Functie: bloedstolling
Productie: in rood beenmerg vanuit megakaryocyten.
Bloedstolling (=homeostase)
1. Vasculaire fase: Capillair en trombocyten zijn beschadigd
2. De bloedplaatjesfase: Eerste propvorming door trombocyten
3. De coagulatiefase: Fibrinedraden vangen bloedcellen en veroorzaken bloedstolling
Leukocyten
- Vormveranderlijke cellen
- Worden gemaakt in beenmerg en lymfatisch weefsel
- (leuko)diapedese: leukocyten bewegen zich door de capillairwand heen
Typen leukocyten
1. Granulocyten -> aspecifieke afweer: is niet gericht op een bepaalde ziekteverwekker,
is aangeboren.
2. Monocyten -> aspecifieke afweer
3. Lymfocyten -> specifieke afweer: is gericht op een bepaalde ziekteverwekker.
Neutrofiele granulocyten
- Bouw: grote gelobde kern
- Functie: fagocytose
- Productie: rode beenmerg
Eosinofiele granulocyten
- Bouw: grote gelobde kern
- Functie: enzymen maken om parasieten mee aan te vallen, en rol bij allergische
reacties
- Productie: rode beenmerg
Monocyten
- Bouw: groot, c-vormige kern
- Functie: veranderen in macrofagen; fagocytose
- Productie: rode beenmerg