Anatomie & histologie
Hoofdstuk 11: Het spijsverteringsstelsel
Stelsel instaat voor opname en verwerking van voedingsstoffen
Voedsel voortgestuwd, verteerd => door afscheiding van enzymen uit kliercellen en opname
door darmcellen
Onverteerde resten uitgescheiden via de ontlasting (faeces)
Buiholte: maag, dunne dar, dikke darm, galblaas, alvleesklier
Borstholte: slokdarm
Mondholte
Ruimte begrensd door de lippen en de kaken
Indeling:
- voorhof: bevindt zich tussen lippen en wangen enerzijds en tandkasbogen anderzijds
- Binnenkant lippen: dunne hoornlaag: slaat over in het tandvlees of gingiva
- eigenlijke mondholte: begrensd door tanden, tandvlees, tong, mondvloer en gehemelte.
Gehemelte:
- Dak van de mondholte
- Tong en mondvloer: bodem mondholte
- Hard gehemelte: bevat bot
- Zacht gehemelte: met in het midden de huig loopt langs beide zijden uit in 2 bogen, de
voorste gehemelteboog en de achterste gehemelteboog met daartussen de keelamandelen
Tand:
- Opgebouwd uit kroon, hals en wortel
- Bestaan uit: tandbeen of dentine
- Kroon + hals bedekt met glazuur of email
- Wortel bedekt met cement
- Tandholte opgevuld met tandmerg: bevat bindweefsel + zenuwen + bloedvaten
- Tanden ingeplant in tandkassen met 1, 2 of 3 wortels
- Melkgebit: 20 tanden
- Wisselen tanden vanaf 6jr
- Volwassen gebit: 32 tanden
Tong:
- Bestaat vooral uit spierweefsel en is bekleed met meerlagig epitheel
- Achterste 2/3 zit met tongwortel vast aan mondbodem: voorste 1/3 wordt door tongriempje
vastgehouden
- Voorste 2/3 smaakpapillen bestaande uit smaakcellen, deze cellen sturen prikkels via
zenuwbanen naar hersenen waar men zich bewust wordt wat men proeft
- Achterste 1/3: tongamandel
Speekselklieren:
- Thv. Mondholte
- 2onderkaak-, 2 ondertong- en 2 oor speekselklieren
, - Onderkaakspeekselklieren: in onderkaaksbeen, onder mondvloerspieren
- Samen met ondertongspeekselklier uit onder tong via gezamenlijke lozingsbuis
- Oor speekselklier: ligt voor het oor en mondt uit in de wang
Geïdentificeerd door bofvirus (= bof of dikoor)
Keelholte
Vormt verbinding tussen mondholte en slokdarm. Is ingedeeld in lasofarynx (1), orofarynx (2)
en laryngofarynx (3)-> (=het neusgedeeltje, mondgedeelte en strottenhoofdgedeelte)
Bekleed met onverhoord meerlagig slijmvliesepitheel + bevat spieren
- Thv. Zijwanden (1): beide buizen Eustachius monden hier uit
Buis Eustachius:
Deze buis vormt verbinding tussen (1) en middenoor. Zorgt voor verluchting middenoor. Thv.
Achterwand (1): neusamandel. Volume neusamandel toegenomen-> neuspoliepen
Gevolgen:
- Verstopte neus
- Ademhaling met openhangende mond
Slokdarm
Spierige buis van ongeveer 25cm lang dat voedsel naar de maag transporteert.
Het middenstuk is relatief los, grootste gedeelte-> in borstholte tussen beide longen en
achter luchtpijp.
Doorboort diafragma, mondt uit in maag (onderste gedeelte in buikholte).
Insnoering vanboven= bovenste slokdarmsfincter => is normaal dicht, voorkomt dat er lucht
in de slokdarm komt.
Insnoering onderkant= onderste slokdarmsfincter => druk buikholte groter dan druk
borstholte => onder n.o. buis gesloten: verhindert terugvloeiing maaginhoud naar slokdarm.
Beide sfincters openen tijdens slikken.
Slijmvlies bevat: meerlagig onverhoord plaveiselepitheel.
Histologische structuur wand slokdarm, maag en darm
Op dwarse doorsnede van zowel slokdarm, maag, dunne darm als dikke: verschillende
weefsellagen
Dit zijn (van binnen naar buiten):
Mucosa of slijmvlies:
Bestaat uit:
- Epitheel laag: rustend op basaalmembraan
- Lamina propria: bindweefsellaag, bevat bloedvaten en lymfevaten
- Muscularis mucosa: (2-lagig) spierlaagje, (bestaat: binnenste circulaire en buitenste
overlangse spierlaag)
Submucosa:
- Stevig bindweefsellaag onder mucosa: grote bloedvaten, grote lymfevaten en
zenuwplexus van Meissner bevat
Plexus van Meissner:
- Zenuwplexus
- Instaat voor regeling secreties t.h.v. Maagdarmkanaal
Musculosa:
, - 2-lagige spierlaag
- Bestaat uit: binnenste circulaire en buitenste overlangse spierlaag
- Tussen deze 2 spierlagen: plexus van Auerbach: regeling peristaltiek
Plexus van Auerbach:
o Zenuwplexus instaat regeling en coördinatie peristaltiek van
maagdarmkanaal
Serosa:
- Bindweefselschede aan buitenzijde
Maag
Anatomie
Links uitgezette zak van het spijsverteringskanaal tussen slokdarm en dunne darm, onder
linker middenrifkoepel
Haar begrenzing:
- Voorwand
- Achterwand
- Grote maagbocht (links gelegen)
- Kleine maagbocht (rechts gelegen)
- Hoek van His (= scherpe hoek tussen slokdarm en maag)
Delen maag:
1. Maagingang of cardia
2. Maaglichaam: bestaat uit:
Maagkoepel of fundus (a)
Eigenlijke maaglichaam of corpus (b)
Voorhof of atrium (smaller gedeelte maaglichaam) (c)
3. Maaguitgang of pylorus: afgesloten door stevige pylorussfincter (sluitspier)
Maag hangt vast in buikholte door buikvliesplooien: kleine maagschort en grote maagschort
Kleine maagschort:
- Verbindt kleine maagbocht met leverpoort
Grote maagschort:
- Vertrekt v. grote maagbocht en hangt voor dwarse deel v.d. dikke darm naar
beneden
- Verbindt grote maagbocht met dwarse colon en middenrif
- Bloedvoorziening via takken v.d. truncus coeliacus
- Veneus bloed vloeit af naar poortader (vena porta)
Extrinsieke bezenuwing door:
- Orthosympathische zenuwvezels: afremmende invloed op motriciteit en secretie
t.h.v. maag
- Parasympatische zenuwvezels: stimulerend effect
Histologie
Binnenwand maag bedekt met maagslijmvlies
Maagslijmvlies:
- draagt een eenlagig cilindrisch epitheel dat slijm produceert
- Slijm: bescherming v epitheel tegen aanvreten + gaat zelfvertering maagwand tegen
- In overlangse plooien (maagstraten)
Hoofdstuk 11: Het spijsverteringsstelsel
Stelsel instaat voor opname en verwerking van voedingsstoffen
Voedsel voortgestuwd, verteerd => door afscheiding van enzymen uit kliercellen en opname
door darmcellen
Onverteerde resten uitgescheiden via de ontlasting (faeces)
Buiholte: maag, dunne dar, dikke darm, galblaas, alvleesklier
Borstholte: slokdarm
Mondholte
Ruimte begrensd door de lippen en de kaken
Indeling:
- voorhof: bevindt zich tussen lippen en wangen enerzijds en tandkasbogen anderzijds
- Binnenkant lippen: dunne hoornlaag: slaat over in het tandvlees of gingiva
- eigenlijke mondholte: begrensd door tanden, tandvlees, tong, mondvloer en gehemelte.
Gehemelte:
- Dak van de mondholte
- Tong en mondvloer: bodem mondholte
- Hard gehemelte: bevat bot
- Zacht gehemelte: met in het midden de huig loopt langs beide zijden uit in 2 bogen, de
voorste gehemelteboog en de achterste gehemelteboog met daartussen de keelamandelen
Tand:
- Opgebouwd uit kroon, hals en wortel
- Bestaan uit: tandbeen of dentine
- Kroon + hals bedekt met glazuur of email
- Wortel bedekt met cement
- Tandholte opgevuld met tandmerg: bevat bindweefsel + zenuwen + bloedvaten
- Tanden ingeplant in tandkassen met 1, 2 of 3 wortels
- Melkgebit: 20 tanden
- Wisselen tanden vanaf 6jr
- Volwassen gebit: 32 tanden
Tong:
- Bestaat vooral uit spierweefsel en is bekleed met meerlagig epitheel
- Achterste 2/3 zit met tongwortel vast aan mondbodem: voorste 1/3 wordt door tongriempje
vastgehouden
- Voorste 2/3 smaakpapillen bestaande uit smaakcellen, deze cellen sturen prikkels via
zenuwbanen naar hersenen waar men zich bewust wordt wat men proeft
- Achterste 1/3: tongamandel
Speekselklieren:
- Thv. Mondholte
- 2onderkaak-, 2 ondertong- en 2 oor speekselklieren
, - Onderkaakspeekselklieren: in onderkaaksbeen, onder mondvloerspieren
- Samen met ondertongspeekselklier uit onder tong via gezamenlijke lozingsbuis
- Oor speekselklier: ligt voor het oor en mondt uit in de wang
Geïdentificeerd door bofvirus (= bof of dikoor)
Keelholte
Vormt verbinding tussen mondholte en slokdarm. Is ingedeeld in lasofarynx (1), orofarynx (2)
en laryngofarynx (3)-> (=het neusgedeeltje, mondgedeelte en strottenhoofdgedeelte)
Bekleed met onverhoord meerlagig slijmvliesepitheel + bevat spieren
- Thv. Zijwanden (1): beide buizen Eustachius monden hier uit
Buis Eustachius:
Deze buis vormt verbinding tussen (1) en middenoor. Zorgt voor verluchting middenoor. Thv.
Achterwand (1): neusamandel. Volume neusamandel toegenomen-> neuspoliepen
Gevolgen:
- Verstopte neus
- Ademhaling met openhangende mond
Slokdarm
Spierige buis van ongeveer 25cm lang dat voedsel naar de maag transporteert.
Het middenstuk is relatief los, grootste gedeelte-> in borstholte tussen beide longen en
achter luchtpijp.
Doorboort diafragma, mondt uit in maag (onderste gedeelte in buikholte).
Insnoering vanboven= bovenste slokdarmsfincter => is normaal dicht, voorkomt dat er lucht
in de slokdarm komt.
Insnoering onderkant= onderste slokdarmsfincter => druk buikholte groter dan druk
borstholte => onder n.o. buis gesloten: verhindert terugvloeiing maaginhoud naar slokdarm.
Beide sfincters openen tijdens slikken.
Slijmvlies bevat: meerlagig onverhoord plaveiselepitheel.
Histologische structuur wand slokdarm, maag en darm
Op dwarse doorsnede van zowel slokdarm, maag, dunne darm als dikke: verschillende
weefsellagen
Dit zijn (van binnen naar buiten):
Mucosa of slijmvlies:
Bestaat uit:
- Epitheel laag: rustend op basaalmembraan
- Lamina propria: bindweefsellaag, bevat bloedvaten en lymfevaten
- Muscularis mucosa: (2-lagig) spierlaagje, (bestaat: binnenste circulaire en buitenste
overlangse spierlaag)
Submucosa:
- Stevig bindweefsellaag onder mucosa: grote bloedvaten, grote lymfevaten en
zenuwplexus van Meissner bevat
Plexus van Meissner:
- Zenuwplexus
- Instaat voor regeling secreties t.h.v. Maagdarmkanaal
Musculosa:
, - 2-lagige spierlaag
- Bestaat uit: binnenste circulaire en buitenste overlangse spierlaag
- Tussen deze 2 spierlagen: plexus van Auerbach: regeling peristaltiek
Plexus van Auerbach:
o Zenuwplexus instaat regeling en coördinatie peristaltiek van
maagdarmkanaal
Serosa:
- Bindweefselschede aan buitenzijde
Maag
Anatomie
Links uitgezette zak van het spijsverteringskanaal tussen slokdarm en dunne darm, onder
linker middenrifkoepel
Haar begrenzing:
- Voorwand
- Achterwand
- Grote maagbocht (links gelegen)
- Kleine maagbocht (rechts gelegen)
- Hoek van His (= scherpe hoek tussen slokdarm en maag)
Delen maag:
1. Maagingang of cardia
2. Maaglichaam: bestaat uit:
Maagkoepel of fundus (a)
Eigenlijke maaglichaam of corpus (b)
Voorhof of atrium (smaller gedeelte maaglichaam) (c)
3. Maaguitgang of pylorus: afgesloten door stevige pylorussfincter (sluitspier)
Maag hangt vast in buikholte door buikvliesplooien: kleine maagschort en grote maagschort
Kleine maagschort:
- Verbindt kleine maagbocht met leverpoort
Grote maagschort:
- Vertrekt v. grote maagbocht en hangt voor dwarse deel v.d. dikke darm naar
beneden
- Verbindt grote maagbocht met dwarse colon en middenrif
- Bloedvoorziening via takken v.d. truncus coeliacus
- Veneus bloed vloeit af naar poortader (vena porta)
Extrinsieke bezenuwing door:
- Orthosympathische zenuwvezels: afremmende invloed op motriciteit en secretie
t.h.v. maag
- Parasympatische zenuwvezels: stimulerend effect
Histologie
Binnenwand maag bedekt met maagslijmvlies
Maagslijmvlies:
- draagt een eenlagig cilindrisch epitheel dat slijm produceert
- Slijm: bescherming v epitheel tegen aanvreten + gaat zelfvertering maagwand tegen
- In overlangse plooien (maagstraten)