Toetsstof Technische Leerroute Module 6 Gemeenschapszorg

Toetsstof Technische Leerroute Module 6 Gemeenschapszorg
HC 6.1T Classificatie in de fractuurbehandeling
Traumatologie  fractuurbehandeling in combinatie met osteosynthesetechnieken

Fractuur (botbreuk)

Een fractuur is een wond van het botweefsel. Dit dient op de juiste manier gerepositioneerd te
worden  botgenezing. (Als er een wond is, vindt er een ontsteking plaats. Hier komt
littekenweefsel bij voor (valt onder bindweefsel)).

Als dit bij een bot gebeurt, komt er geen bindweefsel maar botweefsel. Bindweefsel is minder stevig.

Bij een ongestoorde botgenezing, ontstaat er opnieuw botweefsel. Dit heeft de structuur zoals het
normaal is, dus heeft ook dezelfde functie als normaal.

Fractuur gebruik je alleen bij botten. Bij andere breuken, zoals de weke delen, noem je geen fractuur
maar hernia (liesbreuk = hernia).

Osteosynthesetechnieken = herpositioneren, verbinden en fixeren door middel van pinnen, platen,
draad en schroeven.  ondersteunen zodat de botgenezing plaats kan vinden. Dit is bij een
operatieve behandeling. Kies je voor een niet-operatieve behandeling, komt osteosynthese niet aan
bod.

Symptomen:  zijn hetzelfde als bij een ontstekingsreactie  normale wondgenezing.

De ontstekingsreactie is nodig om de botgenezing plaats te laten vinden. Als er een verstoring in de
ontstekingsreactie plaats vindt, vind ook een verstoring in de botgenezing plaats, zoals: infectie,
verstoring vascularisatie.

Typisch aan botweefsel is dat er slechte conditie is bij vascularisatie.

 Dolor
 Tumor
 Functio laesa
 Calor
 Rubor
 (Standsafwijking)  bij kinderen kan dit vanzelf corrigeren.

Diagnostiek: is van belang omdat we steeds meer informatie moeten verkrijgen over de fractuur en
de daarbij horende behandeling. Ook omdat de symptomen niet meteen duiden op een fractuur.

 X-Ray  hij zit er/hoe gaan we hem behandelen?

Door de oorlog, is de techniek van trauma enorm gestegen.

Doel van de behandeling: volledig functieherstel. Dit is ook te verkrijgen zonder
operatie.

,Classificatie fracturen

Het menselijk lichaam heeft ongeveer 206 beenderen

,AO-classificatie ↑ arbeidsgemeinschaft fur osteosynthese

Bij een A3 kun je ervoor kiezen om 6 weken gips te nemen of een operatie. Beide leidt tot volledig
herstel, maar de operatie is sneller.

Metafyse= overgangsfase (deel epifyse en deel diafyse)

Verschil epifyse en diafyse: in epifyse zit spongieus bot aan de binnenkant. Bij diafyse niet, daar zit
een mergholte. Er zit wel een bekleding van de mergholte: endost.

In het witte beenmerg worden leukocyten aangemaakt. In het rode beenmerg erytrocyten. Aan de
buitenkant zit het compacte bot.  geen holtes. Dit is voor de stevigheid.

Bot haalt zijn stevigheid uit de
buitenkant (corticale bot. Het zit




alleen aan de buitenkant). De laag
corticales is het dunste bij de epifyse. Dit
kan ook, want daar hebben we de
ondersteuning van het spongieus bot



Periost is het buitenste van een bot 
botvlies. Belangrijkste doel is vascularisatie ((2/3, endost (1/3)). Als je pijn voelt, voel je dat aan je
botvlies. Binnenste laag is endost. Periost is een belangrijk weefsel bij botgenezing.  dit is

Enkelvoudige fractuur

Communitieve fractuur = samengestelde fractuur. Meestal gecompliceerd

Gecompliceerde fractuur

Open/gesloten fracturen = als de fractuur in contact staat met de
buitenlucht of niet  infectierisico  osteomyelitis = beenmergontsteking

Extra-/intra-articulair fractuur = als de fractuurlijnen buiten het gewricht
(kapsel van het gewricht) of niet  botsparend opereren of niet  ligt aan
de doorbloeding. Bij intra is er een hogere kans op repositie.

Valt er minimaal een fractuur lijn binnen het gewricht, dan is het intra-
articulair.

Osteomyelitis  ontsteking van mergholte
verbroken bij ene fractuur.

, A  vasculaire kopnecrose, B  laterale
collumfractuur, C  mediaal




Bij klasse 1 kun je
makkelijk een implantaat
inbrengen zonder dat het
risico op infectie omhoog
gaat.

Bij klasse 3 moet je dit
niet meer doen