Les 1
H3: zuurstofvoorziening en zuurstof schuld
1. Levensbelang van zuurstof
1. Inleiding
• zuurstofschuld (basis eerste hulp)
o Stijfheid na sporten (anaeroob in spier) niet dodelijk tenzij te veel
melkzuur
o 2 aerobe organen: hart + hersenen
2. Zuurstoftransport
1. Zuurstof in de atmosfeer
• Dalen zuurstofspanning = minder O2 opnemen
• Stijgen zuurstofspanning = meer O2 opnemen
• Hoogteverschil
o Hotels skiën: tot 1820m -> zuurstof percentage = 21% maar Patm daalt
o Lijdt tot hoogteziekte (kan dodelijk zijn)
o Vliegtuig op 10 000m hoogte -> cabine onder druk tegen hoogteziekte
o Ryanair zet zijn druk niet hoog genoeg -> vluchten minder dan 4u
• Ander gas in de ruimte
o Patm = Pgas1 + Pgas2 + …
o Stikstof = 78% ; Zuurstof = 21%
o Toevoegen gassen in gesloten ruimte -> dalen zuurstofspanning
o Mosterdgas onderdrukt O2
o Spuiten stikstof tegen ontploffing -> goed verluchten bij onderhoud
o Methaangas in koolmijnen of regenputten
1
,2. Vrije luchtweg
• Inademen
o Negatieve druk in borstholte -> middenrif + tussenribspieren
• Niet vrije luchtweg voorbeelden
o Snurken/coma: tong valt achterover door ontspannen spieren
o Allergische reactie
o Lachen tijdens het eten: eerst diep inademen -> voedsel in luchtpijp
• Handelingen geobstrueerde luchtweg
o Vreemde voorwerpen verwijderen
o Hyperstrekken hoofd (niet bij gebroken halswervel)
o Tong aan onderkaak -> komt omhoog
o Lukt niet: kaak ontwrichten of tong er uit te trekken (met draad)
3. Zuurstof in de alveolen
• CO2 diffundeert van bloed naar alveolen
o Dalen zuurstofspanning in alveole
o Waterdamp stijgt ook
• Slecht ventileren deel alveolen
o Dalen zuurstof in alveolen
o Dalen zuurstofspanning in alveole
• Pomp met 2 ballonen: welke ballon wordt groter?
o Kleine wordt kleiner en grote wordt groter
o Door verschil in oppervlakte spanning
o In alveolen normaal ook -> product dat zorgt voor gelijke oppervlakte
spanning
2
,4. Diffusie van de alveole naar de bloedvaten
• Problemen
1) Onvoldoende zuurstofconcentratiegradiënt (door lage
zuurstofspanning in alveole)
2) Chronische en acute ziekten -> verdikking membraan (bv. Longoedeem)
3) Onvoldoende/onderbroken bevloeiing (bv. Longembolie)
5. Zuurstof in het bloed
• 2 soorten
1) Opgelost in bloed (weinig -> direct aan cellen afgeven)
2) Met hemoglobine (veel -> [HB] + saturatiegraad afhankelijk)
• Hemoglobine
o 2 alfa + 2 bèta ketens
o ijzerhoudende heemstructuur -> bindt O2
o Verzadiging
Wanneer 1 O2 bindt, volgen andere 3 sneller
Geen lineair verband
3
, • Curve naar rechts verschuiven
o Zelfde PaO2 -> saturatie daalt -> meer O2 vrijgegeven
o Gedaalde pH in bloed (melkzuurproductie)
o Gestegen lichaamstemperatuur (opwarmen voor sport)
• Curve naar links
o Zelfde PaO2 -> saturatie stijgt -> minder O2 vrijgeven
o Gestegen pH in bloed
o Zure patiënt in zuurstofschuld bicarbonaat geven -> mooie waarden op
monitor -> kan minder O2 opnemen -> patiënt sterft
o Onderkoeling -> slechter zuurstof opnemen
4
H3: zuurstofvoorziening en zuurstof schuld
1. Levensbelang van zuurstof
1. Inleiding
• zuurstofschuld (basis eerste hulp)
o Stijfheid na sporten (anaeroob in spier) niet dodelijk tenzij te veel
melkzuur
o 2 aerobe organen: hart + hersenen
2. Zuurstoftransport
1. Zuurstof in de atmosfeer
• Dalen zuurstofspanning = minder O2 opnemen
• Stijgen zuurstofspanning = meer O2 opnemen
• Hoogteverschil
o Hotels skiën: tot 1820m -> zuurstof percentage = 21% maar Patm daalt
o Lijdt tot hoogteziekte (kan dodelijk zijn)
o Vliegtuig op 10 000m hoogte -> cabine onder druk tegen hoogteziekte
o Ryanair zet zijn druk niet hoog genoeg -> vluchten minder dan 4u
• Ander gas in de ruimte
o Patm = Pgas1 + Pgas2 + …
o Stikstof = 78% ; Zuurstof = 21%
o Toevoegen gassen in gesloten ruimte -> dalen zuurstofspanning
o Mosterdgas onderdrukt O2
o Spuiten stikstof tegen ontploffing -> goed verluchten bij onderhoud
o Methaangas in koolmijnen of regenputten
1
,2. Vrije luchtweg
• Inademen
o Negatieve druk in borstholte -> middenrif + tussenribspieren
• Niet vrije luchtweg voorbeelden
o Snurken/coma: tong valt achterover door ontspannen spieren
o Allergische reactie
o Lachen tijdens het eten: eerst diep inademen -> voedsel in luchtpijp
• Handelingen geobstrueerde luchtweg
o Vreemde voorwerpen verwijderen
o Hyperstrekken hoofd (niet bij gebroken halswervel)
o Tong aan onderkaak -> komt omhoog
o Lukt niet: kaak ontwrichten of tong er uit te trekken (met draad)
3. Zuurstof in de alveolen
• CO2 diffundeert van bloed naar alveolen
o Dalen zuurstofspanning in alveole
o Waterdamp stijgt ook
• Slecht ventileren deel alveolen
o Dalen zuurstof in alveolen
o Dalen zuurstofspanning in alveole
• Pomp met 2 ballonen: welke ballon wordt groter?
o Kleine wordt kleiner en grote wordt groter
o Door verschil in oppervlakte spanning
o In alveolen normaal ook -> product dat zorgt voor gelijke oppervlakte
spanning
2
,4. Diffusie van de alveole naar de bloedvaten
• Problemen
1) Onvoldoende zuurstofconcentratiegradiënt (door lage
zuurstofspanning in alveole)
2) Chronische en acute ziekten -> verdikking membraan (bv. Longoedeem)
3) Onvoldoende/onderbroken bevloeiing (bv. Longembolie)
5. Zuurstof in het bloed
• 2 soorten
1) Opgelost in bloed (weinig -> direct aan cellen afgeven)
2) Met hemoglobine (veel -> [HB] + saturatiegraad afhankelijk)
• Hemoglobine
o 2 alfa + 2 bèta ketens
o ijzerhoudende heemstructuur -> bindt O2
o Verzadiging
Wanneer 1 O2 bindt, volgen andere 3 sneller
Geen lineair verband
3
, • Curve naar rechts verschuiven
o Zelfde PaO2 -> saturatie daalt -> meer O2 vrijgegeven
o Gedaalde pH in bloed (melkzuurproductie)
o Gestegen lichaamstemperatuur (opwarmen voor sport)
• Curve naar links
o Zelfde PaO2 -> saturatie stijgt -> minder O2 vrijgeven
o Gestegen pH in bloed
o Zure patiënt in zuurstofschuld bicarbonaat geven -> mooie waarden op
monitor -> kan minder O2 opnemen -> patiënt sterft
o Onderkoeling -> slechter zuurstof opnemen
4