Samenvatting Financiering 2
Week 1:
Kasstroomoverzicht (indirecte methode):
Toelichting:
Belasting over bedrijfsresultaat = Hier pak je 25% van
de EBIT en dus niet het gegeven percentage. Het
verschil tussen het gegeven percentage en de belasting
over het bedrijfsresultaat zet je neer onder het kopje
‘’correctie belastingen’’.
Mutatie werkkapitaal = Wanneer bijvoorbeeld de
voorraad toeneemt, noteer je dit als een min (-) omdat
je een uitgave hebt gedaan. Wanneer de voorraad
afneemt wordt het een plus (+). Wanneer je
crediteuren toenemen noteer je dit als een plus (+), en
wanneer dit afneemt als een min (-) omdat je dan hebt
betaald.
Saldo in- en desinvesteringen = Dit is de investering in
bijvoorbeeld vaste activa. Dit bereken je door te kijken
naar je afschrijvingen en mutatie vaste activa op de
balans.
, Week 2:
Netto contante waarde (NCW):
Toelichting:
Formule NCW = (-) investeringsbedrag + (Vrije
kasstroom jaar ,1^1) + (Jaar 2…) + (Jaar 3) + …
Zoals je in het voorbeeld ziet, houd je uiteindelijk
€101.145,83 EUR over. Wanneer deze uitkomst
boven 0 is kun je het project gaan uitvoeren
omdat het waarde creëert.
Theoretisch is de NCW de beste methode om te
gebruiken. Door te kijken naar bijv tijdswaarde
van geld en de opportunity costs of capital.
Sunk costs = Zijn kosten die niet zullen veranderen, ongeacht de beslissing om een project wel of niet
uit te voeren. Derhalve zijn deze kosten niet relevant bij het bepalen van de kasstromen in het kader
van investeringsselectie.
• Uitgaven in het verleden gedaan aan onderzoek en marketing
• De constante kosten van de bestaande organisatie
Opportunity costs of capital = De opportunity cost of capital is het hoogste rendement dat een
investeerder kan behalen door te investeren in een alternatief investeringsproject met hetzelfde
risiconiveau. Als het rendement op een investering lager is dan de opportunity cost of capital dan is
dit waardevernietigend voor de investeerder. Waarde wordt gecreëerd zodra het rendement op een
investering boven de opportunity cost of capital ligt.
Week 1:
Kasstroomoverzicht (indirecte methode):
Toelichting:
Belasting over bedrijfsresultaat = Hier pak je 25% van
de EBIT en dus niet het gegeven percentage. Het
verschil tussen het gegeven percentage en de belasting
over het bedrijfsresultaat zet je neer onder het kopje
‘’correctie belastingen’’.
Mutatie werkkapitaal = Wanneer bijvoorbeeld de
voorraad toeneemt, noteer je dit als een min (-) omdat
je een uitgave hebt gedaan. Wanneer de voorraad
afneemt wordt het een plus (+). Wanneer je
crediteuren toenemen noteer je dit als een plus (+), en
wanneer dit afneemt als een min (-) omdat je dan hebt
betaald.
Saldo in- en desinvesteringen = Dit is de investering in
bijvoorbeeld vaste activa. Dit bereken je door te kijken
naar je afschrijvingen en mutatie vaste activa op de
balans.
, Week 2:
Netto contante waarde (NCW):
Toelichting:
Formule NCW = (-) investeringsbedrag + (Vrije
kasstroom jaar ,1^1) + (Jaar 2…) + (Jaar 3) + …
Zoals je in het voorbeeld ziet, houd je uiteindelijk
€101.145,83 EUR over. Wanneer deze uitkomst
boven 0 is kun je het project gaan uitvoeren
omdat het waarde creëert.
Theoretisch is de NCW de beste methode om te
gebruiken. Door te kijken naar bijv tijdswaarde
van geld en de opportunity costs of capital.
Sunk costs = Zijn kosten die niet zullen veranderen, ongeacht de beslissing om een project wel of niet
uit te voeren. Derhalve zijn deze kosten niet relevant bij het bepalen van de kasstromen in het kader
van investeringsselectie.
• Uitgaven in het verleden gedaan aan onderzoek en marketing
• De constante kosten van de bestaande organisatie
Opportunity costs of capital = De opportunity cost of capital is het hoogste rendement dat een
investeerder kan behalen door te investeren in een alternatief investeringsproject met hetzelfde
risiconiveau. Als het rendement op een investering lager is dan de opportunity cost of capital dan is
dit waardevernietigend voor de investeerder. Waarde wordt gecreëerd zodra het rendement op een
investering boven de opportunity cost of capital ligt.