Oefentoets met antwoorden
Ger Visser sr. was bestuurder van een holding, Eurocommerce, waarvan de aandelen in handen zijn
van een Stichting Administratiekantoor, waarbij 50% van de certificaten gehouden worden door Ger en
de andere 50% door zijn zoon en dochter. De holding houdt de aandelen in een groot aantal BV’s die
failliet zijn. De activiteiten lagen op het gebied van projectontwikkeling en beleggingen. Door
marktomstandigheden en de weerstandopwekkende manier van zakendoen leidden uiteindelijk tot een
faillissement. Na beslagleggingen door schuldeisers op een groot aantal kantoorpanden waren de
banken –Rabo c.s.- steeds minder bereid Eurocommerce verder te financieren. Begin 2012 werden de
meeste kredietfaciliteiten door de banken geblokkeerd. Eind maart 2012 werd aan de huurders
mededeling gedaan van hun pandrecht op de huurpenningen met als gevolg dat Eurocommerce
vrijwel geen huur meer ontving en vanaf april 2012 het merendeel van haar leveranciers niet meer kon
betalen. Een eerste faillissementsaanvraag kon via een regeling worden tegengehouden. Een tweede
faillissementsaanvraag, die op 22 mei 2012 zou worden behandeld, werd vermeden door op 21 mei
2012 surseance van betaling voor de vier belangrijkste vennootschappen van Eurocommerce te
verzoeken. Deze surseance werd op dezelfde dag werden verleend. In juli en augustus 2012 zijn alle
Eurocommerce vennootschappen failliet gegaan.
1. Hoe heeft men de tweede faillissementsaanvraag vermeden? (vergeet de/het
wetsartikel(en) niet)
Art. 218 lid 6 FW bepaalt dat indien een verzoek tot het aanvragen van een faillissement gelijktijdig
met een verzoek tot surseance van betaling aanhangig zijn, het verzoek tot surseance als eerste in
behandeling komt. Als het verzoek tot surseance wordt toegewezen komt de aanvraag tot het
faillissement niet meer aan bod.
Een aantal personeelsleden werkt na faillissement door ten behoeve van de verdere exploitatie van
het onroerend goed en de informatievoorziening van curatoren.
2. Wat is de positie van het personeel ter zake van hun loonvoordering die ontstaat na het
faillissement?
Volgens art. 40 lid 2 FW zijn van de dag van de faillietverklaring af het loon en met de
arbeidsovereenkomst samenhangende premieschulden boedelschuld. De curator zal hen dus het
loon uit de boedel (als eerste) moeten betalen. Hun positie is dus die van boedelschuldeiser
“Eind maart 2012 werd door Rabo c.s. aan de huurders mededeling gedaan van hun pandrecht op de
huurpenningen”
3. A. Geef de juridische onderbouwing voor deze mededeling, en
B. Wat is het effect daarvan? (A+B 10 punten)
A. ‘schuldeisers van Eurocommerce hebben beslag gelegd, kredieten werden geblokkeerd’ dit zijn
goede gronden om te vrezen dat in de verplichtingen jegens de pandhouder tekortgeschoten zal
worden: e.e.a. conform art. 3:239 lid 3 BW; in dat geval kan er mededeling van de verpanding van de
vorderingen van Eurocommerce aan haar debiteuren worden gedaan door Rabo c.s., de pandhouder.
B. Het effect daarvan is, dat de debiteuren wiens vorderingen verpand zijn aan Rabo c.s. deze
vorderingen rechtstreeks aan Rabo c.s. moeten voldoen en dat er bij Eurocommerce nagenoeg geen
geld meer binnen komt.
Ger Visser sr. was bestuurder van een holding, Eurocommerce, waarvan de aandelen in handen zijn
van een Stichting Administratiekantoor, waarbij 50% van de certificaten gehouden worden door Ger en
de andere 50% door zijn zoon en dochter. De holding houdt de aandelen in een groot aantal BV’s die
failliet zijn. De activiteiten lagen op het gebied van projectontwikkeling en beleggingen. Door
marktomstandigheden en de weerstandopwekkende manier van zakendoen leidden uiteindelijk tot een
faillissement. Na beslagleggingen door schuldeisers op een groot aantal kantoorpanden waren de
banken –Rabo c.s.- steeds minder bereid Eurocommerce verder te financieren. Begin 2012 werden de
meeste kredietfaciliteiten door de banken geblokkeerd. Eind maart 2012 werd aan de huurders
mededeling gedaan van hun pandrecht op de huurpenningen met als gevolg dat Eurocommerce
vrijwel geen huur meer ontving en vanaf april 2012 het merendeel van haar leveranciers niet meer kon
betalen. Een eerste faillissementsaanvraag kon via een regeling worden tegengehouden. Een tweede
faillissementsaanvraag, die op 22 mei 2012 zou worden behandeld, werd vermeden door op 21 mei
2012 surseance van betaling voor de vier belangrijkste vennootschappen van Eurocommerce te
verzoeken. Deze surseance werd op dezelfde dag werden verleend. In juli en augustus 2012 zijn alle
Eurocommerce vennootschappen failliet gegaan.
1. Hoe heeft men de tweede faillissementsaanvraag vermeden? (vergeet de/het
wetsartikel(en) niet)
Art. 218 lid 6 FW bepaalt dat indien een verzoek tot het aanvragen van een faillissement gelijktijdig
met een verzoek tot surseance van betaling aanhangig zijn, het verzoek tot surseance als eerste in
behandeling komt. Als het verzoek tot surseance wordt toegewezen komt de aanvraag tot het
faillissement niet meer aan bod.
Een aantal personeelsleden werkt na faillissement door ten behoeve van de verdere exploitatie van
het onroerend goed en de informatievoorziening van curatoren.
2. Wat is de positie van het personeel ter zake van hun loonvoordering die ontstaat na het
faillissement?
Volgens art. 40 lid 2 FW zijn van de dag van de faillietverklaring af het loon en met de
arbeidsovereenkomst samenhangende premieschulden boedelschuld. De curator zal hen dus het
loon uit de boedel (als eerste) moeten betalen. Hun positie is dus die van boedelschuldeiser
“Eind maart 2012 werd door Rabo c.s. aan de huurders mededeling gedaan van hun pandrecht op de
huurpenningen”
3. A. Geef de juridische onderbouwing voor deze mededeling, en
B. Wat is het effect daarvan? (A+B 10 punten)
A. ‘schuldeisers van Eurocommerce hebben beslag gelegd, kredieten werden geblokkeerd’ dit zijn
goede gronden om te vrezen dat in de verplichtingen jegens de pandhouder tekortgeschoten zal
worden: e.e.a. conform art. 3:239 lid 3 BW; in dat geval kan er mededeling van de verpanding van de
vorderingen van Eurocommerce aan haar debiteuren worden gedaan door Rabo c.s., de pandhouder.
B. Het effect daarvan is, dat de debiteuren wiens vorderingen verpand zijn aan Rabo c.s. deze
vorderingen rechtstreeks aan Rabo c.s. moeten voldoen en dat er bij Eurocommerce nagenoeg geen
geld meer binnen komt.
