basisdomein van psychologie
1.1 Oorspronkelijke definitie vanuit traditionele opvattingen over
geest-lichaam-probleem
● Psychologie:
kan veel verschillende betekenissen hebben:
1. psychologie van man en vrouw in de straat (gedrag anderen begrijpen)
2. toegepaste psychologie (handelingen in werkveld)
3. psychologie als wetenschap
● Psychologie
= samenvoeging van psyche (ziel/geest) en logos (kennis/kunde)
= zielkunde, wetenschap van de geest
● Onderscheid tussen geest en lichaam
→ Plato: geest niet aan dezelfde wetten onderhevig als lichaam
→ door bestaan van vrije wil
→ mind-body problem:
aan elkaar gekoppeld maar niet alles is op mentaal niveau te verklaren
● René Descartes (1596-1650): dualisme
→ geest en lichaam zijn gescheiden
→ res cogitans (denkend ding) vs. res extensa (uitgebreid ding)
→ interactie in pijnappelklier / epifyse
→ centraal gelegen
→ niet gelateraliseerd
→ daar worden de door externe stimulatie veroorzaakte zenuwprikkels
omgezet in bevelen die door motorische zenuwen omgezet worden zichtbare
acties
→ achterhaald: epifyse heeft die functie niet maar produceert melatonine
→ globale schema (stimulus-verwerking-respons) toont wel eigene psychologie
en moeilijkheid om dit op wetenschappelijke manier te bestuderen
● Pupilgrootte
= reflexmatige controle van hoeveelheid lichtinval
→ puur lichamelijk verschijnsel dat fysische wetten volgt
→ afhankelijk van interesse
→ mentaal fenomeen met psychologische aspecten
→ functie van inhoud beelden, functie van persoon die ernaar kijkt en
interessante interacties
1
, → meetbare reactie kan zowel fysische als psychologische oorzaak hebben
→ bv.: vrouwen hebben grotere pupilopening bij zien van baby dan mannen en
mannen groter bij zien van naaktfoto’s dan vrouwen
→ bv.: lineair verband tussen aangenaamheid van Mondriaan-schilderijen en
grootte van pupilopening bij dit oordeel
● Monisme
→ geest en lichaam geen 2 afzonderlijke entiteiten maar 2 aspecten van 1 entiteit
→ 2 versies: materialisme en idealisme
● Materialisme:
1. ontologisch: alleen fysische bestaat echt
→ materialisme
2. epistemologisch: alleen het fysische kunnen we wetenschappelijk bestuderen
→ reductionisme (alles tot 1 werkelijkheid herleid)
● Idealisme:
1. ontologisch: alles in natuur heeft een ziel
→ panpsychisme
2. epistemologisch: kennen werkelijkheid enkel via zintuigen en ons eigen denken
→ solipsisme (elke geest met eigen leef- en betekeniswereld): extreme variant
● Gustav Theodor Fechner (1801-1887)
→ professor in fysica
→ verwerpt Cartesiaans dualisme en steunt monistische visie
→ beeldspraak: cirkel is hol van binnenuit en bol van buitenaf bekeken
→ denken van binnenuit bekeken (intern, subjectief standpunt):
komt voort vanuit geest, het zelf
→ denken van buitenaf bekeken (extern, wetenschappelijk standpunt):
komt voort uit hersenen, fysisch orgaan
→ psychofysica (grondlegger)
= exacte wetenschap van functionele relatie tussen lichaam en geest
→ ontwikkelt in zijn boek “Elemente der Psychophysik” (1860)
→ mijlpaal in ontwikkeling van psychologie als wetenschap
→ rare vogel:
chemische en fysische papers, gedichten en humoristische stukjes, mysticus
en metafysicus en panpsychist
1.2 Hedendaagse definitie vanuit visie op complexiteit van psychologie
2
,● Mentale processen zijn gebonden aan fysische systemen maar zijn niet te
reduceren tot fysische processen
● Psychologie
= wetenschap van het gedrag en factoren die dit beïnvloeden
(gedragsdeterminanten)
→ zowel fysisch als mentaal
→ zowel zichtbaar als verborgen (black box)
→ vaak meerdere factoren
→ vaak complexe wisselwerking (interacties en dynamiek)
→ bv.: Rorschach inktvlekkentest, Hawthorne onderzoek en Betula studie
● Rorschach inktvlekkentest (Hermann Rorschach) (1884-1922)
→ Hermann Rorschach: Zwitsers psychoanalytisch psychiater
→ publiceert “Psychodiagnostik” (1921)
→ Rorschach Institute in New York (1939)
→ inktvlekken als persoonlijkheidstest
→ voorlopers: “blotto” (populair spel in 19e eeuw en “klecksographie” van
Justinus Kerner
→ essentie: persoon projecteert elementen van persoonlijkheid in antwoorden
→ veronderstelling: elke betekenis in betekenisloze prikkel komt van persoon zelf
● Wat doet Rorschach vlekken werken?
→ zijn geen afbeeldingen van bestaande dingen maar zijn ook niet vormloos
→ “they use the language of vision without saying anything” (Gibson, 1956)
→ kritische grafische elementen die perceptuele effecten induceren:
vorm, symmetrie, beweging (M response), figuur-achtergrond (witruimte),
kleur (color shock, meer emotionele aspecten) en schaduw
● Vorm van Rorschach vlekken:
voldoende ambigue om meerdere interpretaties toe te laten maar voldoende
duidelijk om een interpretatie toe te laten
→ na snelle scan: paar seconden nodig om interpretaties op gang te brengen
→ gehelen, afzonderlijke componenten of kleine details
→ brein is voortdurend op zoek naar gekende patronen in toevallige structuren
met lage info-inhoud
→ pareidolia = zien van betekenisvolle voorwerpen in vormloze prikkels
→ meestal gezichten of dieren
● Symmetrie van Rorschach vlekken
→ vernietigt indruk van toeval
3
, → gemakkelijker te interpreteren door geïnhibeerde personen
→ symmetrie en geslotenheid leiden sneller tot globale interpretaties
● Bespreking Rorschach inktvlekkentest
→ eenzelfde fenomeen (interpretatie van onduidelijke prikkel) wordt door
meerdere processen beïnvloed:
1. puur perceptueel: verwerking van input beeld
2. geheugen: oproepen van beelden van gekende voorwerpen en naam
3. emotionele reacties
4. interpretaties door persoonlijkheid, eigen verleden, verlangens, wensen,
onbewuste drijfveren, …
→ goede wetenschap is alles in rekening brengen en niet te ver zoeken:
eerst algemene principes, ingebakken in systeem en dan pas bijzonderheden
die individueel kunnen verschillen en niet ingebakken zijn
→ benaderingen in psychologie:
1. nomothetisch: zoeken naar algemene wetten (voor iedereen dezelfde)
2. idiografisch: zoeken naar specifieke factoren (individueel verschillend)
● Hawthorne onderzoek
→ Hawthorne is plaats in VS waar onderzoek is uitgevoerd in 1920
→ fabriek van General Electric voor assemblage van onderdelen telefoontoestellen
→ normale werkomstandigheden: vast salaris, 48u/week, zonder rustpauze
→ normale productie/persoon: 2400 onderdelen
→ hypothese: verhoogde werkomstandigheden leiden tot verhoogde
arbeidstevredenheid en tot verhoogde productie
→ werkomstandigheden werden verbeterd tijdens onderzoek
● Resultaten Hawthorne onderzoek
→ productie steeg dus hypothese leek te kloppen
→ maakte alle verbeteringen ongedaan om zeker te zijn van hypothese
→ productie bleef lichtjes stijgen
→ verhoogde productie bleek gevolg van waardering en erkenning van bazen en
werknemers wilden dit waarmaken
● Bespreking Hawthorne onderzoek
→ plausibele verklaringen niet altijd juist
→ steeds controle nodig: door bevestiging en weerlegging (Popper’s falsification)
→ meerdere alternatieve verklaringen nodig
→ verborgen factoren moeilijk te achterhalen
→ operationalisatie nodig: vertalen in iets dat zichtbaar en meetbaar is
→ maakt dat psychologie moeilijke discipline is
4