Ontwikkelingspsychologie
1. GESCHIEDENIS, BEGRIPPEN EN STROMINGEN ..................................................................... 2
1.1 Inleiding ............................................................................................................................................ 2
1.2 History of childhood .......................................................................................................................... 4
1.3 Grote stromingen ............................................................................................................................ 10
2. PRENATALE ONTWIKKELING EN GEDRAGSGENETICA ........................................................ 16
3. GEDRAGSTOESTANDEN EN LEERPROCESSEN, MOTORISCHE EN PERCEPTUELE
VAARDIGHEDEN .......................................................................................................................... 25
4. COGNITIEVE ONTWIKKELING: PIAGET EN VYGOTSKY ........................................................ 40
5. MORELE ONTWIKKELING .................................................................................................... 66
6. HECHTING............................................................................................................................ 74
7. HECHTING: WHAT IS THE NATURE OF LOVE? .................................................................... 84
Bron: lessen en powerpoints gegeven door prof. Willem Van Den Broeck 1
, 1. Geschiedenis, begrippen en stromingen
1.1 Inleiding
Terminologie:
- Developmental Psychology
o Child development
- Lifespan Development
- Human Development
- Interdisciplinair
- Met praktische toepassingen
Opvoeding van kinderen zijn niet-wetenschappelijke vragen
- Wetenschap kan hier wel veel over zeggen
- Wetenschap gaat over feiten en over relaties tussen feiten
Ontwikkelingspsychologie = wetenschappelijke studie van de veranderingsprocessen en
stabilitiet bij een individu vanaf de conceptie tot aan de dood op verschillende domeinen in
wisselwerking met de omgeving
Domeinen van ontwikkeling:
- Fysisch: lichamelijke veranderingen en functies, perceptie en motoriek
o Pure lichamelijke ontwikkeling
- Cognitief: veranderingen in intellectuele vaardigheden
o Denken, aandacht, geheugen, creativiteit en taal
- Socio-emotioneel: veranderingen in emoties, zelfconcept, identiteit en sociale
relaties
Integratie van deze 3 domeinen:
- Cognitief heeft impact op socio-emotioneel
o Bv.: empathie
§ Voorwaarde: cognitief in staat zijn om je in het perspectief van een
andere te plaatsen
§ Sociaal-emotioneel het voelen van empathie en emoties
o Bv.: diepe gehechtheid tov primaire opvoeder
§ Voorwaarde: cognitief in staat zijn een objectief los van zichzelf te
beschouwen
§ Objectpermanentie = weten dat er iets bestaat ook al zie je het
niet
• Bv.: bal rolt onder kast (ziet het niet maar is er wel)
o Omgekeerd vb.: temperament
§ Socio-emotioneel heeft invloed op cognitief
- Fysiek heeft impact op socio-emotioneel
o Bv.: puberteit
§ Lichamelijke veranderingen hebben impact op zelfbeeld,…
o Bv.: leren fietsen
§ Kind is trots dat het iets kan
Bron: lessen en powerpoints gegeven door prof. Willem Van Den Broeck 2
, o Omgekeerd vb.: eetstoornissen
§ Stress zorgt voor fysieke veranderingen zoals verdikken of
verdunnen
Levensfasen:
- Prenatale periode
o Conceptie tot geboorte
- Babytijd
o 0-18 maanden
o Engels:
§ Infancy: 1ste levensjaar
§ Toddler age: 2de levensjaar
- Peutertijd
o 1,5 jaar–2,5 à 3 jaar
o Engels:
§ Early Childhood: 2-6 jaar
- Kleutertijd
o 2,5 à 3 jaar–6 jaar
- Kindertijd
o 6–12 jaar
- Adolescentie
o 12- 18 jaar
- Emerging Adulthood
o 18-25 jaar
o Vroege volwassenheid
§ Volwassenheid wordt nog wat uitgesteld
o Recent fenomeen
Ontwikkelingstheorieën:
- Beschrijven en verklaren van gedrag
o Op specifiek gebied
§ Bv.: cognitieve ontwikkeling, gewetensfunctie
o In het algemeen
§ Bv.: Freud, informatieverwerking, systeemdynamische theorie
§ Kunnen overlappen met andere domeinen
o Spanning tussen inductie en deductie:
§ Inductie = obv empirische data een theorie vormen
§ Deductie = uit de theorie een voorspelling naar de werkelijkheid
doen
• Als het niet klopt, is het een slechte theorie
- Continu of discontinu ontwikkeling
o Continu = graduele toename van een zelfde soort vaardigheid
§ Kwanititatieve verandering
o Discontinu = verschillende stadia met verschillende specifieke kenmerken
§ Kwalitatieve verandering
§ In sprongen, stapsgewijs
o De informatieverwerkingstheorie ziet hier tussenin
Bron: lessen en powerpoints gegeven door prof. Willem Van Den Broeck 3
, - Universeel of individueel
o Universeel = geldt voor iedereen in de wereld
§ Bv.: de fundamentele ontwikkelingsfasen
o Indiviueel = verschillend voor iedereen
§ Bv.: verschillende contexten
- Nature of nurutre
o Nature = genetische invloeden
§ Aangeboren, biologische predisposities
§ Gebaseerd op genetische overdracht
o Nurture = omgevingsinvloeden
§ Fysische en sociale wereld
§ Beïnvloedt biologische en psychologische ontwikkeling
Context van ontwikkeling:
- Unieke combinaties van:
o Genen
o Omgeving
- h2g factor = mate waarin geobserveerde verschillen (fenotype) in een of ander
kenmerk (bv. intelligentie) bepaald worden door erfelijke verschillen
- h2g (1 - h2g) = bijdrage van omgevingsverschillen
o Complement
- Samen zijn deze 2 ‘formules’ altijd 100%
o De relatieve bijdrage van de genen is hierdoor altijd afhankelijk van de
relatieve bijdrage van de omgevingsfactoren
o Bv.: verschillen in lengte zijn bij ons bepaald door genetische verschillen
ivm ontwikkelingslanden
§ Dit komt omdat wij goede voeding hebben
§ De variabiliteit in kwaliteit van voeding is in ontwikkelingslanden
groter dan bij ons
- Het resultaart in verschillende paden van ontwikkeling
1.2 History of childhood
Historische visies op het kind:
- Middeleeuwen
o Kindertijd (tot 7 of 8 jaar) is een afzonderlijke fase
o Kindertijd bestaat hier nauwelijks (‘kleine volwassenen’)
de
- 16 eeuw
o Puriteinse visie op verdorvenheid van kind
o Kind moet opgevoed worden tot een deugdzaam wezen
de
- 17 eeuw
o John Locke: tabula rasa wat betreft kennisinhouden
o Alles is aan te leren
de
- 18 eeuw
o Rousseau: noble savages (meest drastische wijziging in beeld van kind)
§ Noble savages = nobele wilde die buiten de beschaving staat en
dus de aangeboren goedheid van de mensheid symboliseert
Bron: lessen en powerpoints gegeven door prof. Willem Van Den Broeck 4
1. GESCHIEDENIS, BEGRIPPEN EN STROMINGEN ..................................................................... 2
1.1 Inleiding ............................................................................................................................................ 2
1.2 History of childhood .......................................................................................................................... 4
1.3 Grote stromingen ............................................................................................................................ 10
2. PRENATALE ONTWIKKELING EN GEDRAGSGENETICA ........................................................ 16
3. GEDRAGSTOESTANDEN EN LEERPROCESSEN, MOTORISCHE EN PERCEPTUELE
VAARDIGHEDEN .......................................................................................................................... 25
4. COGNITIEVE ONTWIKKELING: PIAGET EN VYGOTSKY ........................................................ 40
5. MORELE ONTWIKKELING .................................................................................................... 66
6. HECHTING............................................................................................................................ 74
7. HECHTING: WHAT IS THE NATURE OF LOVE? .................................................................... 84
Bron: lessen en powerpoints gegeven door prof. Willem Van Den Broeck 1
, 1. Geschiedenis, begrippen en stromingen
1.1 Inleiding
Terminologie:
- Developmental Psychology
o Child development
- Lifespan Development
- Human Development
- Interdisciplinair
- Met praktische toepassingen
Opvoeding van kinderen zijn niet-wetenschappelijke vragen
- Wetenschap kan hier wel veel over zeggen
- Wetenschap gaat over feiten en over relaties tussen feiten
Ontwikkelingspsychologie = wetenschappelijke studie van de veranderingsprocessen en
stabilitiet bij een individu vanaf de conceptie tot aan de dood op verschillende domeinen in
wisselwerking met de omgeving
Domeinen van ontwikkeling:
- Fysisch: lichamelijke veranderingen en functies, perceptie en motoriek
o Pure lichamelijke ontwikkeling
- Cognitief: veranderingen in intellectuele vaardigheden
o Denken, aandacht, geheugen, creativiteit en taal
- Socio-emotioneel: veranderingen in emoties, zelfconcept, identiteit en sociale
relaties
Integratie van deze 3 domeinen:
- Cognitief heeft impact op socio-emotioneel
o Bv.: empathie
§ Voorwaarde: cognitief in staat zijn om je in het perspectief van een
andere te plaatsen
§ Sociaal-emotioneel het voelen van empathie en emoties
o Bv.: diepe gehechtheid tov primaire opvoeder
§ Voorwaarde: cognitief in staat zijn een objectief los van zichzelf te
beschouwen
§ Objectpermanentie = weten dat er iets bestaat ook al zie je het
niet
• Bv.: bal rolt onder kast (ziet het niet maar is er wel)
o Omgekeerd vb.: temperament
§ Socio-emotioneel heeft invloed op cognitief
- Fysiek heeft impact op socio-emotioneel
o Bv.: puberteit
§ Lichamelijke veranderingen hebben impact op zelfbeeld,…
o Bv.: leren fietsen
§ Kind is trots dat het iets kan
Bron: lessen en powerpoints gegeven door prof. Willem Van Den Broeck 2
, o Omgekeerd vb.: eetstoornissen
§ Stress zorgt voor fysieke veranderingen zoals verdikken of
verdunnen
Levensfasen:
- Prenatale periode
o Conceptie tot geboorte
- Babytijd
o 0-18 maanden
o Engels:
§ Infancy: 1ste levensjaar
§ Toddler age: 2de levensjaar
- Peutertijd
o 1,5 jaar–2,5 à 3 jaar
o Engels:
§ Early Childhood: 2-6 jaar
- Kleutertijd
o 2,5 à 3 jaar–6 jaar
- Kindertijd
o 6–12 jaar
- Adolescentie
o 12- 18 jaar
- Emerging Adulthood
o 18-25 jaar
o Vroege volwassenheid
§ Volwassenheid wordt nog wat uitgesteld
o Recent fenomeen
Ontwikkelingstheorieën:
- Beschrijven en verklaren van gedrag
o Op specifiek gebied
§ Bv.: cognitieve ontwikkeling, gewetensfunctie
o In het algemeen
§ Bv.: Freud, informatieverwerking, systeemdynamische theorie
§ Kunnen overlappen met andere domeinen
o Spanning tussen inductie en deductie:
§ Inductie = obv empirische data een theorie vormen
§ Deductie = uit de theorie een voorspelling naar de werkelijkheid
doen
• Als het niet klopt, is het een slechte theorie
- Continu of discontinu ontwikkeling
o Continu = graduele toename van een zelfde soort vaardigheid
§ Kwanititatieve verandering
o Discontinu = verschillende stadia met verschillende specifieke kenmerken
§ Kwalitatieve verandering
§ In sprongen, stapsgewijs
o De informatieverwerkingstheorie ziet hier tussenin
Bron: lessen en powerpoints gegeven door prof. Willem Van Den Broeck 3
, - Universeel of individueel
o Universeel = geldt voor iedereen in de wereld
§ Bv.: de fundamentele ontwikkelingsfasen
o Indiviueel = verschillend voor iedereen
§ Bv.: verschillende contexten
- Nature of nurutre
o Nature = genetische invloeden
§ Aangeboren, biologische predisposities
§ Gebaseerd op genetische overdracht
o Nurture = omgevingsinvloeden
§ Fysische en sociale wereld
§ Beïnvloedt biologische en psychologische ontwikkeling
Context van ontwikkeling:
- Unieke combinaties van:
o Genen
o Omgeving
- h2g factor = mate waarin geobserveerde verschillen (fenotype) in een of ander
kenmerk (bv. intelligentie) bepaald worden door erfelijke verschillen
- h2g (1 - h2g) = bijdrage van omgevingsverschillen
o Complement
- Samen zijn deze 2 ‘formules’ altijd 100%
o De relatieve bijdrage van de genen is hierdoor altijd afhankelijk van de
relatieve bijdrage van de omgevingsfactoren
o Bv.: verschillen in lengte zijn bij ons bepaald door genetische verschillen
ivm ontwikkelingslanden
§ Dit komt omdat wij goede voeding hebben
§ De variabiliteit in kwaliteit van voeding is in ontwikkelingslanden
groter dan bij ons
- Het resultaart in verschillende paden van ontwikkeling
1.2 History of childhood
Historische visies op het kind:
- Middeleeuwen
o Kindertijd (tot 7 of 8 jaar) is een afzonderlijke fase
o Kindertijd bestaat hier nauwelijks (‘kleine volwassenen’)
de
- 16 eeuw
o Puriteinse visie op verdorvenheid van kind
o Kind moet opgevoed worden tot een deugdzaam wezen
de
- 17 eeuw
o John Locke: tabula rasa wat betreft kennisinhouden
o Alles is aan te leren
de
- 18 eeuw
o Rousseau: noble savages (meest drastische wijziging in beeld van kind)
§ Noble savages = nobele wilde die buiten de beschaving staat en
dus de aangeboren goedheid van de mensheid symboliseert
Bron: lessen en powerpoints gegeven door prof. Willem Van Den Broeck 4