Ontwikkeling van het genitaal stelsel.
Gonaden: geslachtsorganen
Gameten: eicellen en spermatozoïden
Gonoducten: waarlangs de gameten worden afgevoerd.
Gonaden
Embryonale aanleg vd gonaden heeft dubbele oorsprong:
Steriele uitgroeiing van mesodermale oorsprong.
Germinale cellen die uit endoderm komen, vormen later gameten.
1e indifferent stadium: bij ieder geslacht hetzelfde:
1. Genitale kammen; twee longitudinale banden, ontstaan door verdikking van dorsaal
coeloomepitheel.
2. Primordiale kiemcellen/PGC’s/primordial germ cells; emigreren uit endoderm + koloniseren
genitale kammen.
3. Germinaal epitheel = kiemepitheel => verdikt verder.
4. Blastema wordt gevormd: ongedifferentieerde cellen van de nier vullen centrum vd
ontwikkelende gonade op.
5. Primaire geslachtsstrengen: weefselstrengen uit embryonaal kiemepitheel die blastema
binnendringen.
6. Verbindingsbuisjes brengen de primaire geslachtsstrengen in contact met nierbuisjes.
7. Cortex: buitenste deel (grenzend aan coeloomholte) en medulla: binnenste deel met
geslachtsstrengen en blastema.
2e different stadium: differentiatie van de gonaden
Differentiatie van de testis Differentiatie van de ovaria
- medulla groeit, PGC’s verlaten de cortex. - medulla degenereert.
- cortex vormt mesotheel, wat de tunica albuginea - medulla verdrongen door tweede reeks
bedekt. geslachtsstrengen => corticale strengen.
- medullaire/mergstrengen; differentiëren tot zaadbuisjes - oögonia (uit PGC’s) en follikelcellen ontstaan in deze
= tubuli seminiferi. strengen.
- sertoli-cellen (spermatogonia en voedende cellen)
ontstaan in TS.
- rete testis (netwerk verbindingsbuisjes) gevormd. => uit
oorspr. Afvoerkanaaltjes nieraanleg.
Verdere ontwikkeling van de testis Verdere ontwikkeling van de ovaria
Zaadbuisjes; blijven actief, want; reserve aan Corticale strengen vallen uiteen in follikels.
spermatogonia id periferie. Follikel: 1 germinale cel + laag somatische (voedende)
Wand zaadbuisje = geslachtscellen + sertoli-cellen cellen.
=> omgeven door; basale membraan + tunica propria. Primordiale follikel: eicel omgeven door laag follikelcellen.
Spermatogonia: ad basis van het epitheel. Rijping follikels:
Sertoli-cellen: 1. Toename follikelcellen = granulosacellen.
Steunen, beschermen, voeden de ontw. zaadcel. 2. Opstapeling vocht; liquor folliculi => ontstaan van
Breken restlichaampjes af. spleten in de granulosa.
Houden bloed-testis barrière in stand. 3. Spleten vloeien samen tt follikelholte = antrum.
Losmazig bindweefsel: tussen de zaadbuisjes 4. Theca interna + theca externa = bindweefsellaag
+ interstitiële cellen van leydig; kliercellen die testosteron rond follikelcel.
produceren. Follikel van De Graaf: rijpe follikelcel; eicel ligt op
schiereilandje; cumulus oophorus
, Ovulatie: follikel springt open en eicel komt in buikholte
terecht. (eicel omgeven door corona radiata).
Na ovulatie => uit follikel -> corpus luteum
= cellen van de granulosa -> granulosa-luteïnecellen
= cellen van de theca -> theca-luteïnecellen
-> produceren steroïde hormonen.
Gonoducten
1e indifferente stadium:
Kanaal van Wolff + mesonephrotische buisjes (nierbuisjes) + verbindingsbuisjes
Kanaal van Müller: parallel met kanaal van Wolff
Differentiatie in mannelijke richting Differentiatie in de vrouwelijke richting
- kanaal van Wolff => zaadleider of spermiductus - kanaal van Wolff, verbindingsbuisjes, nierbuisjes en
Zaadleider = ductus deferens + ductus epididymidis medullaire strengen -> regresseren
- nierbuisjes => vasa efferentia - kanaal van Müller differentieert:
- verbindingsbuisjes => rete testis Oviduct/tuba fallopii; vangt eicellen op in
- ureter; neemt excretiefunctie van kanaal van Wolff over trechtervormige opening (ostium)
- kanaal van Müller verdwijnt bijna volledig. Uterus; baarmoeder
Sperma -> rete testis -> vasa efferentia -> ductus Vagina; mondt afzonderlijk van de urethra uit.
epididymidis -> ductus deferens -> urethra.
Gametogenese
Oögenese; vorming vrouwelijke gameten
Oögonia = onrijpe cellen met 2n chromosomen. Ondergaan mitose.
Oöcyten I = een gegroeide oögonia cel die meiose zal ondergaan.
=> uit oöcyt I -> oöcyt II en poollichaampje gevormd door meiose.
=> bij de bevruchting = meiose II met vorming tweede poollichaampje.
Door excentrische spoelfiguur: 1 dochtercel blijft heel groot met maximale reserves en 1 dochtercel
is heel klein met enkel chromosomaal materiaal.
Dooier/vitellus: gevormd door de aanmaak van voedselreserves, bij het groeien van de cel.
-> bepaalt het type eicel
Oligolecithale/isolecithale eieren; weinig dooier, gelijk verdeeld, typisch voor zoogdieren.
Heterolecithale cellen/mesolecithale eieren; dooier is ongelijk verdeeld, vorming polen;
- vegetatieve pool: pool met overwegend meer dooier
- animale pool: pool met meer cytoplasma, kern ligt dichter bij deze pool
Telolecithale eieren; eieren van vissen, vogels, reptilen; op de massa dooier ligt klein schijfje
cytoplasma.
Centrolecithale eieren; cytoplasma is rondom omgeven door dooier en daarrond weer
cytoplasma; typisch voor insecten en geleedpotigen.
Gonaden: geslachtsorganen
Gameten: eicellen en spermatozoïden
Gonoducten: waarlangs de gameten worden afgevoerd.
Gonaden
Embryonale aanleg vd gonaden heeft dubbele oorsprong:
Steriele uitgroeiing van mesodermale oorsprong.
Germinale cellen die uit endoderm komen, vormen later gameten.
1e indifferent stadium: bij ieder geslacht hetzelfde:
1. Genitale kammen; twee longitudinale banden, ontstaan door verdikking van dorsaal
coeloomepitheel.
2. Primordiale kiemcellen/PGC’s/primordial germ cells; emigreren uit endoderm + koloniseren
genitale kammen.
3. Germinaal epitheel = kiemepitheel => verdikt verder.
4. Blastema wordt gevormd: ongedifferentieerde cellen van de nier vullen centrum vd
ontwikkelende gonade op.
5. Primaire geslachtsstrengen: weefselstrengen uit embryonaal kiemepitheel die blastema
binnendringen.
6. Verbindingsbuisjes brengen de primaire geslachtsstrengen in contact met nierbuisjes.
7. Cortex: buitenste deel (grenzend aan coeloomholte) en medulla: binnenste deel met
geslachtsstrengen en blastema.
2e different stadium: differentiatie van de gonaden
Differentiatie van de testis Differentiatie van de ovaria
- medulla groeit, PGC’s verlaten de cortex. - medulla degenereert.
- cortex vormt mesotheel, wat de tunica albuginea - medulla verdrongen door tweede reeks
bedekt. geslachtsstrengen => corticale strengen.
- medullaire/mergstrengen; differentiëren tot zaadbuisjes - oögonia (uit PGC’s) en follikelcellen ontstaan in deze
= tubuli seminiferi. strengen.
- sertoli-cellen (spermatogonia en voedende cellen)
ontstaan in TS.
- rete testis (netwerk verbindingsbuisjes) gevormd. => uit
oorspr. Afvoerkanaaltjes nieraanleg.
Verdere ontwikkeling van de testis Verdere ontwikkeling van de ovaria
Zaadbuisjes; blijven actief, want; reserve aan Corticale strengen vallen uiteen in follikels.
spermatogonia id periferie. Follikel: 1 germinale cel + laag somatische (voedende)
Wand zaadbuisje = geslachtscellen + sertoli-cellen cellen.
=> omgeven door; basale membraan + tunica propria. Primordiale follikel: eicel omgeven door laag follikelcellen.
Spermatogonia: ad basis van het epitheel. Rijping follikels:
Sertoli-cellen: 1. Toename follikelcellen = granulosacellen.
Steunen, beschermen, voeden de ontw. zaadcel. 2. Opstapeling vocht; liquor folliculi => ontstaan van
Breken restlichaampjes af. spleten in de granulosa.
Houden bloed-testis barrière in stand. 3. Spleten vloeien samen tt follikelholte = antrum.
Losmazig bindweefsel: tussen de zaadbuisjes 4. Theca interna + theca externa = bindweefsellaag
+ interstitiële cellen van leydig; kliercellen die testosteron rond follikelcel.
produceren. Follikel van De Graaf: rijpe follikelcel; eicel ligt op
schiereilandje; cumulus oophorus
, Ovulatie: follikel springt open en eicel komt in buikholte
terecht. (eicel omgeven door corona radiata).
Na ovulatie => uit follikel -> corpus luteum
= cellen van de granulosa -> granulosa-luteïnecellen
= cellen van de theca -> theca-luteïnecellen
-> produceren steroïde hormonen.
Gonoducten
1e indifferente stadium:
Kanaal van Wolff + mesonephrotische buisjes (nierbuisjes) + verbindingsbuisjes
Kanaal van Müller: parallel met kanaal van Wolff
Differentiatie in mannelijke richting Differentiatie in de vrouwelijke richting
- kanaal van Wolff => zaadleider of spermiductus - kanaal van Wolff, verbindingsbuisjes, nierbuisjes en
Zaadleider = ductus deferens + ductus epididymidis medullaire strengen -> regresseren
- nierbuisjes => vasa efferentia - kanaal van Müller differentieert:
- verbindingsbuisjes => rete testis Oviduct/tuba fallopii; vangt eicellen op in
- ureter; neemt excretiefunctie van kanaal van Wolff over trechtervormige opening (ostium)
- kanaal van Müller verdwijnt bijna volledig. Uterus; baarmoeder
Sperma -> rete testis -> vasa efferentia -> ductus Vagina; mondt afzonderlijk van de urethra uit.
epididymidis -> ductus deferens -> urethra.
Gametogenese
Oögenese; vorming vrouwelijke gameten
Oögonia = onrijpe cellen met 2n chromosomen. Ondergaan mitose.
Oöcyten I = een gegroeide oögonia cel die meiose zal ondergaan.
=> uit oöcyt I -> oöcyt II en poollichaampje gevormd door meiose.
=> bij de bevruchting = meiose II met vorming tweede poollichaampje.
Door excentrische spoelfiguur: 1 dochtercel blijft heel groot met maximale reserves en 1 dochtercel
is heel klein met enkel chromosomaal materiaal.
Dooier/vitellus: gevormd door de aanmaak van voedselreserves, bij het groeien van de cel.
-> bepaalt het type eicel
Oligolecithale/isolecithale eieren; weinig dooier, gelijk verdeeld, typisch voor zoogdieren.
Heterolecithale cellen/mesolecithale eieren; dooier is ongelijk verdeeld, vorming polen;
- vegetatieve pool: pool met overwegend meer dooier
- animale pool: pool met meer cytoplasma, kern ligt dichter bij deze pool
Telolecithale eieren; eieren van vissen, vogels, reptilen; op de massa dooier ligt klein schijfje
cytoplasma.
Centrolecithale eieren; cytoplasma is rondom omgeven door dooier en daarrond weer
cytoplasma; typisch voor insecten en geleedpotigen.