Paragraaf 1
Eencellige organismen die uit enkele cellagen zijn opgebouwd kennen alleen transport door diffusie.
Grotere dieren hebben een open of gesloten circulatiesysteem. Bij een gesloten circulatiesysteem
(of bloedvatenstelsel) worden lichaamsvloeistoffen en bloed van elkaar gescheiden. Mensen hebben
bijvoorbeeld een bloedsomloop. Een bloedsomloop kan enkelvoudig of dubbel zijn. Bij een
enkelvoudige bloedsomloop stroomt het bloed per omloop één keer door het hart. Bij een dubbele
bloedsomloop stroomt het bloed per omloop twee keer door het hart. Mensen hebben een dubbele
bloedsomloop (BiNaS tabel 84A). De dubbele bloedsomloop bestaat uit de kleine en grote
bloedsomloop.
Kleine bloedsomloop: rechterkamer – longslagaders – longhaarvaten – longaders – linkerboezem
Grote bloedsomloop: linkerkamer – aorta – slagaders – haarvaten in de organen – aders – onderste
of bovenste holle ader – rechterboezem
(BiNaS 84C)
Circulatiesystemen zorgen voor een homogeen intern milieu: Door transport van stoffen tussen
intern en extern milieu (zuurstof, brandstoffen, afvalstoffen), door transport van signaalstoffen
(hormonen) tussen delen van organismen en door verdeling van warmte over het lichaam. De bouw
en werking van een bloedsomloop hangen samen met de wijze van zuurstofvoorziening en
zuurstofbehoefte van een diersoort.
De embryonale bloedsomloop (BiNaS 84B) bezit aanpassingen zodat er weinig bloed door de longen
stroomt. Via een opening tussen de rechter- en linkerboezem, het ovale venster, stroomt het bloed
meteen van de rechter- naar de linkerboezem. Via een verbinding tussen de longslagader en de
aorta, ductus arteriosis, komt het grootste deel van het bloed dat door de rechterkamer wordt
weggepompt, in de aorta terecht.
Veranderingen in de bloedsomloop tijdens en na de geboorte:
- Het ovale venster wordt door een klep gesloten (deze klep vergroeit met de harttussenwand)
- De ductus arteriosis verschrompelt en verdwijnt
- De resten van de navelstrengslagaders en navelstrengaders verschrompelen en verdwijnen.
Paragraaf 2
- De rechterboezem ontvangt zuurstofarm bloed uit de onderste en bovenste holle ader en
voert dit door naar de rechterkamer. En heeft een weinig gespierde wand.
- De rechterkamer pompt zuurstofarm bloed uit de longslagaders en heeft een gespierde
wand.
- De linkerboezem ontvangt zuurstofrijk bloed uit de longaders en voert dit door naar de
linkerkamer.
- De linkerkamer pompt zuurstofrijk bloed in de aorta en heeft een gespierde wand.
- De harttussenwand scheidt de linker- en rechterharthelft.
- De hartkleppen verhinderen het terugstromen van bloed van kamers naar boezems.
- Halvemaanvormige kleppen verhinderen het terugstromen van bloed van de longslagaders
en aorta naar de kamers.
- Door de kransslagaders stroomt zuurstofrijk bloed naar de hartspier.
- Door de kransader stroomt zuurstofarm vloed weg uit de hartspier.