Paragraaf 1
Het ademhalingsstelsel bestaat uit de longen en de luchtwegen. Met het stelsel neemt het lichaam
gassen uit de lucht op en geeft het gassen weer aan de lucht af. Dit heet gaswisseling.
De onderdelen van het ademhalingsstelsel:
- De neusholte met reukzintuig is bekleed met neusslijmvlies. In de neusholte wordt lucht
gereinigd, gekeurd, verwarmd en vochtig gemaakt. De buitenste laag cellen van het
neusslijmvlies bestaat uit trilhaarepitheel waarin slijmproducerende cellen en trilhaarcellen
voorkomen. Aan het slijm blijven kleine stofdeeltjes en ziekteverwekkers kleven. Het slijm
wordt door de bewegingen van de trilharen naar de keelholte verplaatst.
- De luchtpijp beschikt ook over een trilhaarepitheel. Door hoefijzervormige kraakbeenringen
in de wand blijft de luchtpijp open staan.
- Bronchiën bestaan uit een trilhaarepitheel en kraakbeenringen. Bronchiën vertakken in
bronchiolen. Deze kunnen zich door spierweefsel in de wand vernauwen of verwijden.
- Longblaasjes (alveoli) bevatten longhaarvaten. In de longblaasjes vindt stofwisseling plaats.
Factoren die de uitwisselingssnelheid vergroten zijn vastgelegd in de wet van Fick (BiNaS 83A):
n = diffusiesnelheid
Δc
n=D∙ A ∙ D = diffusiecoëfficiënt (m 2 ∙ s−1 )
Δx
A = diffusieoppervlak (m2)
Δc = concentratieverschil (c 1−c2 ∈mol ∙ m−3) of Δp = drukverschil ( p1− p2 )
Δx = diffusieafstand (m)
Er is een groot diffusieoppervlak door de vele longblaasjes. Er is een kleine diffusieafstand door de
dunne wand van longblaasjes en longhaarvaten. Er is een groot verschil pO 2 (partiële zuurstofdruk
in (k)Pa) en pCO2 door het verversen van de lucht in de longblaasjes en door stroming van het bloed
langs de longblaasjes.
In de longhaarvaten worden O2-moleculen gebonden aan hemoglobine in de rode bloedcellen. Met
als reactie: Hb +O2 ⬌ HbO2(oxyhemoglobine). Door de binding van O 2 aan Hb blijft er een verschil
bestaan tussen de pO 2 in het vocht in de longblaasjes en de pO 2 in het bloedplasma waardoor meer
zuurstof kan worden opgenomen.
Door het concentratieverschil vindt diffusie van O2 uit de haarvaten naar de weefsels en van CO 2 uit
de weefsels naar het bloed plaats.
- Een groot deel van dit CO 2 wordt door het bloedplasma vervoerd. Een ander deel wordt
gebonden aan hemoglobine.
- In de longhaarvaten laten CO 2-moleculen los van hemoglobine.
- De pH van het bloed wordt beïnvloed door de CO 2-concentratie. Wanneer de CO 2-
concentratie toeneemt daalt de pH en komen er meer O 2-moleculen vrij (Bohr-effect).
Bij insecten vindt gaswisseling plaats in trancheeën. Dit zijn sterk vertakte buizen met stigmata
(openingen). Door de vertakking is er een groot gaswisselingsoppervlak. Er is ook een kleine
diffusieafstand doordat zuurstof diffundeert via het vocht en via het bloed naar de cellen. Er is een