Samenvatting HBOV05 Diergezondheid, Toetsweek 5
Immunologie
Bacterie
Een bacterie is een eencellig micro-organisme. Ze zijn prokaryoot, dit betekent dat ze geen
celkern hebben.
Bacteriën zorgen voor ringvorming van het DNA, DNA is 1 chromosoom en meer plasmiden.
Een aantal soorten bacteriën zijn ziekteverwekkend (pathogeen). Verder kunnen ze
zelfstandig delen en zijn ze gevoelig voor antibiotica.
Afweerlinies
1e afweerlinie:
Extern
o Huid, haren: droog, afschilfering, lage pH (melkzuur), zweet en talg
o Slijmvliezen: slijmproductie, enzymen die bacteriën en virussen doden
o Trilharen/hoesten: in slijmvlies en luchtwegen
o Diverse witte bloedcellen: lokale ontstekingscellen in de weefsels
o Diarree: snelle afvoer van ongewenste ziekteverwekkers. Toxinen kunnen de
darmbewegingen activeren
e
2 afweerlinie:
o Intern
o Passief verworven
o Cellen, eiwitten, interferonen
3e afweerlinie:
o Intern
o Actief verworven
o T-cellen, B-cellen en antistoffen
Kolonisatie resistentie
Goede bacteriën koloniseren de oppervlakte en vormen een barriere tegen
ziekteverwekkers.
Het celgetal van de uier wordt bepaald door het aantal witte bloedcellen in het uier.
Als een koe een hoog celgetal heeft, dan is er iets aan de hand.
Macrofaag
Macrofagen omsluiten de ziekteverwekker en breekt deze af, hij maakt hem onschadelijk.
Lokale acute ontstekingsreactie
1. Roodheid rubor
2. Warmte calor door bloedtoevoer
3. Zwelling tumor
4. Pijn dolor
5. Functieverlies functio laesa
Histamine
Histamine is een signaalstof, het zorgt ervoor dat de ontstekingsreactie op gang komt.
Aspecifiek en specifiek
Witte bloedcellen kunnen aspecifiek of specifiek zijn.
Aspecifiek:
Aspecifieke immuniteit is aangeboren
1e lijn verdediging: mechanisch
2e lijn verdediging: humoraal en cellulair
Specifiek:
Specifieke immuniteit is verkregen
3e lijn verdediging: humoraal en cellulair
, o T-cel cellulair, rijpen in de thymus
o B-cel hummoraal, rijpen in het beenmerg.
Lymfocyten
Lymfocyten komen meestal voor in lymfeklieren. Dit zijn ontmoetingscentra met
ziekteverwekkers
B-lymfocyten:
o Plasmacellen
o B-geheugencellen
3 stappen:
1. B-cel herkent oorspronkelijk antigeen (Ag) (via t-helpercel)
2. Bindt met specifiek Ag (sleutel-slot)
3. B-cel gaat delen (klonale selectie) leger B-cellen gevormd uit 2 delen:
A. Plasmacellen productie van heel veel antilichamen tegen dat ene specifieke Ag
B. Geheugen cellen leven lang
T-lymfocyten:
o T-helpercellen
o Cytotoxische T-cellen
o T-geheugencellen
T-helpercellen (Th)
o T-cel komt in contact met Ag differentiatie tot T-helpercel gaat cytokinen
(signaalstofjes) produceren
Cytokinen (signaalstoffen)
1. Zetten B-cellen aan tot het ontwikkelen tot plasmacellen
2. Stimuleren werking cytotoxische T-cellen.
Belangrijkste cytokinen: interferonen en interleukinen
Cellulaire afweer: Cytotoxische T-cel
o Ook wel killer T-cel
o Speelt voornamelijk een rol bij virusinfecties
o Herkent Antigenen op APC en/of door virus geïnfecteerde lichaamscel vernietiging
door middel van:
A. Apoptose = gereguleerde celdood: T-cel dwingt de afwijkende cel om zichzelf kapot te
maken.
B. Cytolyse = stoffen loslaten die de afwijkende cel doen lyseren
Een T-geheugencel ontstaat net als B-geheugencellen na het 1e contact met antilichamen.
Hij leeft lang en geeft een snelle reactie bij he volgende contact.
Natural Killer cel (NK)
o Bevat granules met stofjes die dodelijk zijn voor cellen
o Herkent afwijkende cel niet aan het gepresenteerde antilichaam, maar een
afwijkende MHC-moleculen. Daarom:
, o Onderdeel van niet-specifieke afweersysteem: stort zijn granules uit over alles wat
lichaamsvreemd is.
o Doden van viraal geïnfecteerde of tumorcellen
o Tevens cytokinen productie
o Zodra cytotoxische T-cellen er zijn, namen die het over
Werking antilichamen
Binden aan het antigeen als sleutel in het slot
o Onschadelijk maken: ziekteverwekker bijvoorbeeld gifstoffen of virussen
o Herkenbaar maken (opsonisatie): bevorderen fagocytose
Immunoglobuline Bijzonderheden
IgA In lichaamssecreten (speeksel, melk);
op slijmvliezen van luchtpijp,
urinewegen. Lokale immuniteit
IgD Onbekend
IgE Betrokken bij allergische reacties
IgG Meest voorkomen Ig
IgM Als eerste aangemaakte Ig na infectie
In het bloed meten we meestal IgG antistoffen.
Infectie Ontstekingsreactie
Start infectie
Leukocyten
Leukocyten zijn witte bloedcellen
Fagocyten en overige PMK’s
Immunologie
Bacterie
Een bacterie is een eencellig micro-organisme. Ze zijn prokaryoot, dit betekent dat ze geen
celkern hebben.
Bacteriën zorgen voor ringvorming van het DNA, DNA is 1 chromosoom en meer plasmiden.
Een aantal soorten bacteriën zijn ziekteverwekkend (pathogeen). Verder kunnen ze
zelfstandig delen en zijn ze gevoelig voor antibiotica.
Afweerlinies
1e afweerlinie:
Extern
o Huid, haren: droog, afschilfering, lage pH (melkzuur), zweet en talg
o Slijmvliezen: slijmproductie, enzymen die bacteriën en virussen doden
o Trilharen/hoesten: in slijmvlies en luchtwegen
o Diverse witte bloedcellen: lokale ontstekingscellen in de weefsels
o Diarree: snelle afvoer van ongewenste ziekteverwekkers. Toxinen kunnen de
darmbewegingen activeren
e
2 afweerlinie:
o Intern
o Passief verworven
o Cellen, eiwitten, interferonen
3e afweerlinie:
o Intern
o Actief verworven
o T-cellen, B-cellen en antistoffen
Kolonisatie resistentie
Goede bacteriën koloniseren de oppervlakte en vormen een barriere tegen
ziekteverwekkers.
Het celgetal van de uier wordt bepaald door het aantal witte bloedcellen in het uier.
Als een koe een hoog celgetal heeft, dan is er iets aan de hand.
Macrofaag
Macrofagen omsluiten de ziekteverwekker en breekt deze af, hij maakt hem onschadelijk.
Lokale acute ontstekingsreactie
1. Roodheid rubor
2. Warmte calor door bloedtoevoer
3. Zwelling tumor
4. Pijn dolor
5. Functieverlies functio laesa
Histamine
Histamine is een signaalstof, het zorgt ervoor dat de ontstekingsreactie op gang komt.
Aspecifiek en specifiek
Witte bloedcellen kunnen aspecifiek of specifiek zijn.
Aspecifiek:
Aspecifieke immuniteit is aangeboren
1e lijn verdediging: mechanisch
2e lijn verdediging: humoraal en cellulair
Specifiek:
Specifieke immuniteit is verkregen
3e lijn verdediging: humoraal en cellulair
, o T-cel cellulair, rijpen in de thymus
o B-cel hummoraal, rijpen in het beenmerg.
Lymfocyten
Lymfocyten komen meestal voor in lymfeklieren. Dit zijn ontmoetingscentra met
ziekteverwekkers
B-lymfocyten:
o Plasmacellen
o B-geheugencellen
3 stappen:
1. B-cel herkent oorspronkelijk antigeen (Ag) (via t-helpercel)
2. Bindt met specifiek Ag (sleutel-slot)
3. B-cel gaat delen (klonale selectie) leger B-cellen gevormd uit 2 delen:
A. Plasmacellen productie van heel veel antilichamen tegen dat ene specifieke Ag
B. Geheugen cellen leven lang
T-lymfocyten:
o T-helpercellen
o Cytotoxische T-cellen
o T-geheugencellen
T-helpercellen (Th)
o T-cel komt in contact met Ag differentiatie tot T-helpercel gaat cytokinen
(signaalstofjes) produceren
Cytokinen (signaalstoffen)
1. Zetten B-cellen aan tot het ontwikkelen tot plasmacellen
2. Stimuleren werking cytotoxische T-cellen.
Belangrijkste cytokinen: interferonen en interleukinen
Cellulaire afweer: Cytotoxische T-cel
o Ook wel killer T-cel
o Speelt voornamelijk een rol bij virusinfecties
o Herkent Antigenen op APC en/of door virus geïnfecteerde lichaamscel vernietiging
door middel van:
A. Apoptose = gereguleerde celdood: T-cel dwingt de afwijkende cel om zichzelf kapot te
maken.
B. Cytolyse = stoffen loslaten die de afwijkende cel doen lyseren
Een T-geheugencel ontstaat net als B-geheugencellen na het 1e contact met antilichamen.
Hij leeft lang en geeft een snelle reactie bij he volgende contact.
Natural Killer cel (NK)
o Bevat granules met stofjes die dodelijk zijn voor cellen
o Herkent afwijkende cel niet aan het gepresenteerde antilichaam, maar een
afwijkende MHC-moleculen. Daarom:
, o Onderdeel van niet-specifieke afweersysteem: stort zijn granules uit over alles wat
lichaamsvreemd is.
o Doden van viraal geïnfecteerde of tumorcellen
o Tevens cytokinen productie
o Zodra cytotoxische T-cellen er zijn, namen die het over
Werking antilichamen
Binden aan het antigeen als sleutel in het slot
o Onschadelijk maken: ziekteverwekker bijvoorbeeld gifstoffen of virussen
o Herkenbaar maken (opsonisatie): bevorderen fagocytose
Immunoglobuline Bijzonderheden
IgA In lichaamssecreten (speeksel, melk);
op slijmvliezen van luchtpijp,
urinewegen. Lokale immuniteit
IgD Onbekend
IgE Betrokken bij allergische reacties
IgG Meest voorkomen Ig
IgM Als eerste aangemaakte Ig na infectie
In het bloed meten we meestal IgG antistoffen.
Infectie Ontstekingsreactie
Start infectie
Leukocyten
Leukocyten zijn witte bloedcellen
Fagocyten en overige PMK’s
