LDM201
SAMENVATTING GENETICA
Genetica 1
Doel fokker = het beste genetisch materiaal van de huidige generatie doorgeven aan de volgende
generatie.
Populatie = een groep organismen van dezelfde soort die niet in tijd of plaats van elkaar gescheiden
zijn en dus met elkaar kunnen voortplanten.
Diversiteit = variatie (tussen individuen, populaties, soorten)
Genetische diversiteit = de genetische verschillen binnen een diersoort en de verschillen tussen en
binnen rassen.
Genetische diversiteit TUSSEN populaties
Genetische diversiteit BINNEN populaties ( verwantschap)
Genetische diversiteit IN POPULATIE hangt af van:
- aanwezigheid groot aantal allelen
- frequentie van de allelen in de populatie
Genetische diversiteit BINNEN EEN DIER:
- homo- of heterozygoot voor gen of delen van het genoom
Kloon = een individu dat genetisch volledig identiek is aan een ander individu of het is een groep
dieren die ook genetisch identiek aan elkaar zijn.
Hoe meer heterozygote allelen, hoe groter de genetische diversiteit
p2 = dominant homozygoot
2pq = heterozygoot p2 + 2pq + q2 = 1
q2 = recessief homozygoot
1
, LDM201
SAMENVATTING GENETICA
Invloeden van genetische diversiteit:
Invloeden Richting van verandering
Mutatie +
Migratie - of +
Selectie -
Genetische drift & inteelt -
Mutatie (+):
Verandering in DNA creërt nieuwe allelen
Mutatie hotspots = de plaats waar een dier extra gevoelig is voor mutaties
Negatief effect: - dominant abortus
- recessief verstopt in dragers
Positief effect: - toename in populatie
Meestal negatief effect maar zorgt altijd voor toename genetische diversiteit.
Migratie (- of +):
Immigratie vergroot genetische diversiteit
o Als er een individu bij komt
Emigratie verlaagd genetische diversiteit
o Alleen bij een zeer kleine pipulatie of bij een bijzonder individu
o Als een individu weggaat
o Als je kleine populatie van 4 individuen hebt, en er gaat 1 weg, is dit een groot deel
Selectie (-): [fokkerijen]
Voorkeur geven aan bepaalde allelen en hier dieren op selecteren
Systematische en gerichte invloed op verandering allelfrequentie
o Meer homozygote allelen omdat ze blijven fokken met wat ze mooi vinden
o Kleinere genetische diversiteit
Selectie kan tot bottleneck leiden
o Bottleneck = een drastische afname in populatiegrootte, gevolgd door een herstel in
grootte
bv van wolf naar hond
bv van straathond naar hondenrassen
Genetische drift (-):
allelen raken door toeval uit de populatie
o bv niet alle dieren krijgen
nakomelingen
o beïnvloedt de frequentie waarin
allelen voorkomen in volgende
generaties
o allelen aanwezig in lage frequenties
verdwijnen
permanent verlies van genetische diversiteit omdat
allelen voor goed verloren zijn gegaan
grote kan toename homozygoten
dieren gaan genetisch meer op elkaar lijken,
terwijl ze geen familie zijn
2
SAMENVATTING GENETICA
Genetica 1
Doel fokker = het beste genetisch materiaal van de huidige generatie doorgeven aan de volgende
generatie.
Populatie = een groep organismen van dezelfde soort die niet in tijd of plaats van elkaar gescheiden
zijn en dus met elkaar kunnen voortplanten.
Diversiteit = variatie (tussen individuen, populaties, soorten)
Genetische diversiteit = de genetische verschillen binnen een diersoort en de verschillen tussen en
binnen rassen.
Genetische diversiteit TUSSEN populaties
Genetische diversiteit BINNEN populaties ( verwantschap)
Genetische diversiteit IN POPULATIE hangt af van:
- aanwezigheid groot aantal allelen
- frequentie van de allelen in de populatie
Genetische diversiteit BINNEN EEN DIER:
- homo- of heterozygoot voor gen of delen van het genoom
Kloon = een individu dat genetisch volledig identiek is aan een ander individu of het is een groep
dieren die ook genetisch identiek aan elkaar zijn.
Hoe meer heterozygote allelen, hoe groter de genetische diversiteit
p2 = dominant homozygoot
2pq = heterozygoot p2 + 2pq + q2 = 1
q2 = recessief homozygoot
1
, LDM201
SAMENVATTING GENETICA
Invloeden van genetische diversiteit:
Invloeden Richting van verandering
Mutatie +
Migratie - of +
Selectie -
Genetische drift & inteelt -
Mutatie (+):
Verandering in DNA creërt nieuwe allelen
Mutatie hotspots = de plaats waar een dier extra gevoelig is voor mutaties
Negatief effect: - dominant abortus
- recessief verstopt in dragers
Positief effect: - toename in populatie
Meestal negatief effect maar zorgt altijd voor toename genetische diversiteit.
Migratie (- of +):
Immigratie vergroot genetische diversiteit
o Als er een individu bij komt
Emigratie verlaagd genetische diversiteit
o Alleen bij een zeer kleine pipulatie of bij een bijzonder individu
o Als een individu weggaat
o Als je kleine populatie van 4 individuen hebt, en er gaat 1 weg, is dit een groot deel
Selectie (-): [fokkerijen]
Voorkeur geven aan bepaalde allelen en hier dieren op selecteren
Systematische en gerichte invloed op verandering allelfrequentie
o Meer homozygote allelen omdat ze blijven fokken met wat ze mooi vinden
o Kleinere genetische diversiteit
Selectie kan tot bottleneck leiden
o Bottleneck = een drastische afname in populatiegrootte, gevolgd door een herstel in
grootte
bv van wolf naar hond
bv van straathond naar hondenrassen
Genetische drift (-):
allelen raken door toeval uit de populatie
o bv niet alle dieren krijgen
nakomelingen
o beïnvloedt de frequentie waarin
allelen voorkomen in volgende
generaties
o allelen aanwezig in lage frequenties
verdwijnen
permanent verlies van genetische diversiteit omdat
allelen voor goed verloren zijn gegaan
grote kan toename homozygoten
dieren gaan genetisch meer op elkaar lijken,
terwijl ze geen familie zijn
2