Hoofdstuk 1: Motorisch leren:
1. Wat is leren?
Prestatie: de uitvoering van een vaardigheid op een welbepaald tijdstip en in een
specifieke situatie, observeerbaar (tijd meten, hoogte meten).
Leren: niet direct observeerbaar. Afleiden uit de prestaties van de uitvoerder
kan problemen opscheppen bij de interpretatie, omdat prestaties niet alleen
beïnvloed worden door leren maar ook door vermoeidheid, motivatie, feedback,
…
Vier algemene prestatiekenmerken die men kan waarnemen als leren
plaatsvindt:
1) Prestaties verbeteren: vorderingen maken
veel oefenen zonder de gepaste feedback kan leiden tot minder goede
prestaties
2) Prestaties zijn consistent of stabiel: de oefening word vaker na elkaar op een
correcte manier uitgevoerd.
3) Prestaties zijn duurzaam: eens men een vaardigheid geleerd heeft, bezit men
ze voor ‘altijd’
4) Prestaties zijn aanpasbaar: men kan de vaardigheid inzetten in verschillende
bewegingscontexten zonder dat de prestatie achteruitgaat.
1.1. Hoe kunnen we leren beoordelen?
Om het leren te beoordelen, maken we gebruik van prestatiecurven: grafieken
waarop we het uitvoeringsniveau of de prestatie volgen gedurende een zekere
tijdspanne of gedurende een aantal oefenbeurten nagaan of één of meerdere
kenmerken waargenomen kunnen worden.
1
,Naar het einde van het leerproces toe, zien we dat alle curven evolueren naar
een negatieve versnellingscurve. Dit toont aan dat de vaardigheid verworven is.
Om op dat moment nog verder leerwinst te maken, zal men ontzettend veel
(gericht) moeten oefenen.
Zijn de veranderingen die geobserveerd worden in de prestatie het gevolg van
een welbepaalde variabele wel degelijk het resultaat van leren, of gaat het
slechts om tijdelijke effecten?
Experiment van Shea en Morgan:
Geblokt aanbod: eerst 1 vaardigheid aanbieden, zonder dat deze
oefenmomenten onderbroken worden door het aanbieden van de andere
vaardigheden
Random: aanbieden van de verschillende vaardigheden in een toevallige
volgorde
Om een inzicht te krijgen op de invloed van een variabele (geblokt of random) op
het leerproces, is er nood aan transferontwerp: maakt een onderscheid tussen
een leersessie en een transfersessie.
Transfersessies bieden de mogelijkheid om een onderscheid te maken tussen
prestatievariabelen en leervariabelen.
Prestatievariabele: veroorzaakt onmiddellijke effecten op de prestatie wanneer
variabele aanwezig is. Wanneer deze variabele weerhouden wordt, verandert de
prestatie opnieuw.
Leervariabel: veroorzaakt veranderingen in prestatie, ook nadat deze variabele
weerhouden wordt. Het heeft een relatief permanent effect op de prestatie.
conclusie experiment: we moeten voorzichtig zijn met het trekken van
conclusies omtrent leerprocessen op basis van observatie van prestaties behaald
tijdens de leer- of oefensessie
2
, 1.1.1.retentietests en transfertests
Retentietest: na een periode waarin de vaardigheid niet geoefend wordt, neemt
men opnieuw een test af van de vaardigheid. Gebruikt in onderwijs.
bv. de eerste bochten en afdaling die men skiet, na een rustperiode van vele
maanden
Transfertest: meten van de aanpasbaarheid van de uitvoerder. Kan men het
geleerde toepassen in een andere situatie? Er zijn 2 types ‘nieuwe situaties’:
vaardigheid in een nieuwe bewegingscontext
o karakteristiek: problemen zelfstandig kunnen oplossen
o fysieke omgeving: als men een rad kan uitvoeren op een lange mat,
kan men dit dan ook op een balk of bank?
o persoonlijke karakteristieken: blijft men succesvol in stressvolle
situaties?
variatie in de uitvoering zelf: lay-up met een schijnbeweging
1.2. Het prestatieplateau
Prestatieplateau: tijdens het leerproces zien we vaak dat de prestaties van de
lerende afvlakken of zelfs stil staan. Men ziet geen vooruitgang meer in de
prestatie. Verschillende verklaringen:
transitie van de ene fase van het leerproces naar de volgende fase: nieuwe
strategie ontwikkelen om prestatie verder te verbeteren
gebrek aan motivatie, vermoeidheid of een tekort aan gerichte aandacht voor
een cruciaal onderdeel van de uitvoering, omdat een ander
bewegingsonderdeel meer energie of aandacht vraagt
conclusie: leren stopt niet of ligt niet stil wanneer de prestatie niet meer
verbetert
3
1. Wat is leren?
Prestatie: de uitvoering van een vaardigheid op een welbepaald tijdstip en in een
specifieke situatie, observeerbaar (tijd meten, hoogte meten).
Leren: niet direct observeerbaar. Afleiden uit de prestaties van de uitvoerder
kan problemen opscheppen bij de interpretatie, omdat prestaties niet alleen
beïnvloed worden door leren maar ook door vermoeidheid, motivatie, feedback,
…
Vier algemene prestatiekenmerken die men kan waarnemen als leren
plaatsvindt:
1) Prestaties verbeteren: vorderingen maken
veel oefenen zonder de gepaste feedback kan leiden tot minder goede
prestaties
2) Prestaties zijn consistent of stabiel: de oefening word vaker na elkaar op een
correcte manier uitgevoerd.
3) Prestaties zijn duurzaam: eens men een vaardigheid geleerd heeft, bezit men
ze voor ‘altijd’
4) Prestaties zijn aanpasbaar: men kan de vaardigheid inzetten in verschillende
bewegingscontexten zonder dat de prestatie achteruitgaat.
1.1. Hoe kunnen we leren beoordelen?
Om het leren te beoordelen, maken we gebruik van prestatiecurven: grafieken
waarop we het uitvoeringsniveau of de prestatie volgen gedurende een zekere
tijdspanne of gedurende een aantal oefenbeurten nagaan of één of meerdere
kenmerken waargenomen kunnen worden.
1
,Naar het einde van het leerproces toe, zien we dat alle curven evolueren naar
een negatieve versnellingscurve. Dit toont aan dat de vaardigheid verworven is.
Om op dat moment nog verder leerwinst te maken, zal men ontzettend veel
(gericht) moeten oefenen.
Zijn de veranderingen die geobserveerd worden in de prestatie het gevolg van
een welbepaalde variabele wel degelijk het resultaat van leren, of gaat het
slechts om tijdelijke effecten?
Experiment van Shea en Morgan:
Geblokt aanbod: eerst 1 vaardigheid aanbieden, zonder dat deze
oefenmomenten onderbroken worden door het aanbieden van de andere
vaardigheden
Random: aanbieden van de verschillende vaardigheden in een toevallige
volgorde
Om een inzicht te krijgen op de invloed van een variabele (geblokt of random) op
het leerproces, is er nood aan transferontwerp: maakt een onderscheid tussen
een leersessie en een transfersessie.
Transfersessies bieden de mogelijkheid om een onderscheid te maken tussen
prestatievariabelen en leervariabelen.
Prestatievariabele: veroorzaakt onmiddellijke effecten op de prestatie wanneer
variabele aanwezig is. Wanneer deze variabele weerhouden wordt, verandert de
prestatie opnieuw.
Leervariabel: veroorzaakt veranderingen in prestatie, ook nadat deze variabele
weerhouden wordt. Het heeft een relatief permanent effect op de prestatie.
conclusie experiment: we moeten voorzichtig zijn met het trekken van
conclusies omtrent leerprocessen op basis van observatie van prestaties behaald
tijdens de leer- of oefensessie
2
, 1.1.1.retentietests en transfertests
Retentietest: na een periode waarin de vaardigheid niet geoefend wordt, neemt
men opnieuw een test af van de vaardigheid. Gebruikt in onderwijs.
bv. de eerste bochten en afdaling die men skiet, na een rustperiode van vele
maanden
Transfertest: meten van de aanpasbaarheid van de uitvoerder. Kan men het
geleerde toepassen in een andere situatie? Er zijn 2 types ‘nieuwe situaties’:
vaardigheid in een nieuwe bewegingscontext
o karakteristiek: problemen zelfstandig kunnen oplossen
o fysieke omgeving: als men een rad kan uitvoeren op een lange mat,
kan men dit dan ook op een balk of bank?
o persoonlijke karakteristieken: blijft men succesvol in stressvolle
situaties?
variatie in de uitvoering zelf: lay-up met een schijnbeweging
1.2. Het prestatieplateau
Prestatieplateau: tijdens het leerproces zien we vaak dat de prestaties van de
lerende afvlakken of zelfs stil staan. Men ziet geen vooruitgang meer in de
prestatie. Verschillende verklaringen:
transitie van de ene fase van het leerproces naar de volgende fase: nieuwe
strategie ontwikkelen om prestatie verder te verbeteren
gebrek aan motivatie, vermoeidheid of een tekort aan gerichte aandacht voor
een cruciaal onderdeel van de uitvoering, omdat een ander
bewegingsonderdeel meer energie of aandacht vraagt
conclusie: leren stopt niet of ligt niet stil wanneer de prestatie niet meer
verbetert
3