Samenvatting Arbeid en organisatie
Hoofdstuk 1
Management: wanneer meerdere mensen via een gemeenschappelijke inspanning
wat hebben bereikt.
Maatschappij van organisaties: de realiteit waar we nu in leven. Banen worden
verzorgt zodat er gewerkt kan worden door de mens.
Organiseren en leidinggeven: is nodig om het misgaan van bijvoorbeeld een
productielijn tegen te gaan.
Manager: is iemand die als ‘leider’ meerdere mensen aanstuurt en evt. ondersteund.
Wel/geen gezag relatie: meerdere managers hebben hun eigen werkwijze om
resultaten te halen. Dit kan een verschil maken over in hoeverre een manager wel of
geen gezag laat spreken.
Verantwoordelijk voor werkklimaat, informatie en beslissingen
Om een goede werkklimaat te realiseren op de werkvloer. Is het de taak van de
manager om overeenstemmingen te creëren met het uit te voeren werk en de
individuen van de werkgroepen. Een manager is dan verantwoordelijk voor de
bemensing (mensen een bepaalde taak te laten uitvoeren). Om een bedrijfseenheid
goed te begrijpen moet de manager tijdig voldoende informatie ontvangen om zo
in te spelen op bepaalde behoeftes. Het belangrijkste wat een manager moet doen is
beslissingen nemen. Dit kan over problematische situaties gaan of over iets heel
simpels.
Organisatie en organiseren
Een samenwerkingsband is cruciaal voor elk bedrijf, hier worden financiële en
technische hulpmiddelen gebruikt door een gemotiveerd samenwerkend team om zo
de behaalde doelstelling te halen. En organisatie wordt gezien als een instrument om
werknemers een kans te geven om behoeftes, diensten of producten te realiseren
voor de maatschappij.
Een goede organisatie: effectief én efficiënt
Een goede organisatie is waar mensen doelgericht werken en gebruik maken van de
beschikbare middelen. Om zo doeltreffend (effectief) en doelmatig (efficiënt) te
werk te gaan worden doelstellingen veel makkelijker behaald.
Organisatie in alle soorten en maten
Kenmerken van alle organisaties zijn de: mensen, samenwerkingsverband en een
bepaald doel.
,Industrieel management: oudere manier van management tijdens de industriële
revolutie
Managementopvattingen: zijn ontwikkelingen van de laatste 200 jaar dit zijn de
volgende punten.
Relatie onderneming – samenleving
Schaalvergroting en internationalisering: globalisering
Wijziging in machts-/gezagsverhouding
Rol wetenschap en techniek
Marketingfilosofie
Ethisch handelen: handelen uit gewoonte. Wat de normen zijn van vandaag.
Globaliseren: producten verkopen wereldwijd.
Nieuwe economische grootmachten: in zuid oost Azië zijn Japan en China nieuwe
grote spelers in de economie
Bereidheid van anderen: een manager is zo sterk als hij prestige uitstraalt. Je moet
je medewerkers proberen te motiveren zodat ze naar je luisteren.
Management tools: dit zijn operations research, cybernetica en
informatietechnologie.
Call centers/sociaal media: zijn de nieuwe distributiekanalen.
Breuklijnen: zijn er om bedrijfskolommen uit elkaar te houden zoals:
klantenrelatiemanagement, productinnovatie, management van infrastructuren
Genetica: biologische onderzoeken zoals DNA onderzoek
Life science industry: organisaties of bedrijven die zich bezig houden met deze
industrie zoals boeren, medici, computerbedrijven en farmaceutische bedrijven.
Elektronische marktplaatsen: zoals marktplaats een platform om spullen te
verkopen.
B2C: business-to-customer.
B2B: business-to-businessrelaties.
Merkwaarden: om aan je eigen principe te blijven, dat niet een auto manufactuur
speelgoed beginnen te maken.
Huismerken: merken zoals Peijnenburg, De Ruyter, Unox, etc. deze merken zijn in
huis te vinden.
Lokale consumentenbehoefte: een groot bedrijf zoals Coca Cola liet zich
decentraliseren zodat divisies in landen hun eigen aanpak mochten hanteren.
, Management lagen: deze worden onderscheiden in
Topleiding (topmanagement)
Middenkader (middle management)
Eerstelijnsmanagement en uitvoerende medewerkers
Steile organisatie: als een organisatie meerdere managementlagen heeft.
Platte organisatie: als een organisatie enkele managementlagen heeft.
Topmanagement: wordt verstaan als eigenaar-leider van het bedrijf.
Bevoegdheden: zijn handelingen die bepaalde personen in een bedrijf mogen
uitvoeren tegenovergesteld van andere medewerkers. Zoals manager het aannemen
of ontslaan van personeel.
Middenkader: onderstaat dat ze uitvoerende taken krijgen van het topmanagement
en delegeert op de medewerkers.
Omspanningsvermogen: wordt gezien aan hoeveel medewerkers een manager
kan leidinggeven.
Zelfsturende teams: zitten tussen de medewerkers en de middle managers in. Hier
krijgen de teams meer bevoegdheden.
Uitvoerende medewerkers: zorgen voor de werkzaamheden op de productie vloer.
Relatienetwerk: dat je meerdere mensen kent waar je evt. zaken mee kan doen.
Om zo te zien of je wat voor elkaar kan betekenen.
Great communicator: een top manager moet zijn medewerkers kunnen inspireren
om productief te blijven.
Schoon verleden: om zijn medewerkers te kunnen inspireren moet hij een schoon
verleden hebben als in dat diegene geen slecht verleden moet hebben met
personeelsleden.
Politicus: ook een eigenschap wat een topmanager moet hebben. Hij moet zich
autoritair opstellen en makkelijk kunnen schakelen tussen de vele culturen.
Inspirerende leiderschap: als belangrijkst moet de manager en inspirerende
leiderschap tonen.
Hoofdstuk 1
Management: wanneer meerdere mensen via een gemeenschappelijke inspanning
wat hebben bereikt.
Maatschappij van organisaties: de realiteit waar we nu in leven. Banen worden
verzorgt zodat er gewerkt kan worden door de mens.
Organiseren en leidinggeven: is nodig om het misgaan van bijvoorbeeld een
productielijn tegen te gaan.
Manager: is iemand die als ‘leider’ meerdere mensen aanstuurt en evt. ondersteund.
Wel/geen gezag relatie: meerdere managers hebben hun eigen werkwijze om
resultaten te halen. Dit kan een verschil maken over in hoeverre een manager wel of
geen gezag laat spreken.
Verantwoordelijk voor werkklimaat, informatie en beslissingen
Om een goede werkklimaat te realiseren op de werkvloer. Is het de taak van de
manager om overeenstemmingen te creëren met het uit te voeren werk en de
individuen van de werkgroepen. Een manager is dan verantwoordelijk voor de
bemensing (mensen een bepaalde taak te laten uitvoeren). Om een bedrijfseenheid
goed te begrijpen moet de manager tijdig voldoende informatie ontvangen om zo
in te spelen op bepaalde behoeftes. Het belangrijkste wat een manager moet doen is
beslissingen nemen. Dit kan over problematische situaties gaan of over iets heel
simpels.
Organisatie en organiseren
Een samenwerkingsband is cruciaal voor elk bedrijf, hier worden financiële en
technische hulpmiddelen gebruikt door een gemotiveerd samenwerkend team om zo
de behaalde doelstelling te halen. En organisatie wordt gezien als een instrument om
werknemers een kans te geven om behoeftes, diensten of producten te realiseren
voor de maatschappij.
Een goede organisatie: effectief én efficiënt
Een goede organisatie is waar mensen doelgericht werken en gebruik maken van de
beschikbare middelen. Om zo doeltreffend (effectief) en doelmatig (efficiënt) te
werk te gaan worden doelstellingen veel makkelijker behaald.
Organisatie in alle soorten en maten
Kenmerken van alle organisaties zijn de: mensen, samenwerkingsverband en een
bepaald doel.
,Industrieel management: oudere manier van management tijdens de industriële
revolutie
Managementopvattingen: zijn ontwikkelingen van de laatste 200 jaar dit zijn de
volgende punten.
Relatie onderneming – samenleving
Schaalvergroting en internationalisering: globalisering
Wijziging in machts-/gezagsverhouding
Rol wetenschap en techniek
Marketingfilosofie
Ethisch handelen: handelen uit gewoonte. Wat de normen zijn van vandaag.
Globaliseren: producten verkopen wereldwijd.
Nieuwe economische grootmachten: in zuid oost Azië zijn Japan en China nieuwe
grote spelers in de economie
Bereidheid van anderen: een manager is zo sterk als hij prestige uitstraalt. Je moet
je medewerkers proberen te motiveren zodat ze naar je luisteren.
Management tools: dit zijn operations research, cybernetica en
informatietechnologie.
Call centers/sociaal media: zijn de nieuwe distributiekanalen.
Breuklijnen: zijn er om bedrijfskolommen uit elkaar te houden zoals:
klantenrelatiemanagement, productinnovatie, management van infrastructuren
Genetica: biologische onderzoeken zoals DNA onderzoek
Life science industry: organisaties of bedrijven die zich bezig houden met deze
industrie zoals boeren, medici, computerbedrijven en farmaceutische bedrijven.
Elektronische marktplaatsen: zoals marktplaats een platform om spullen te
verkopen.
B2C: business-to-customer.
B2B: business-to-businessrelaties.
Merkwaarden: om aan je eigen principe te blijven, dat niet een auto manufactuur
speelgoed beginnen te maken.
Huismerken: merken zoals Peijnenburg, De Ruyter, Unox, etc. deze merken zijn in
huis te vinden.
Lokale consumentenbehoefte: een groot bedrijf zoals Coca Cola liet zich
decentraliseren zodat divisies in landen hun eigen aanpak mochten hanteren.
, Management lagen: deze worden onderscheiden in
Topleiding (topmanagement)
Middenkader (middle management)
Eerstelijnsmanagement en uitvoerende medewerkers
Steile organisatie: als een organisatie meerdere managementlagen heeft.
Platte organisatie: als een organisatie enkele managementlagen heeft.
Topmanagement: wordt verstaan als eigenaar-leider van het bedrijf.
Bevoegdheden: zijn handelingen die bepaalde personen in een bedrijf mogen
uitvoeren tegenovergesteld van andere medewerkers. Zoals manager het aannemen
of ontslaan van personeel.
Middenkader: onderstaat dat ze uitvoerende taken krijgen van het topmanagement
en delegeert op de medewerkers.
Omspanningsvermogen: wordt gezien aan hoeveel medewerkers een manager
kan leidinggeven.
Zelfsturende teams: zitten tussen de medewerkers en de middle managers in. Hier
krijgen de teams meer bevoegdheden.
Uitvoerende medewerkers: zorgen voor de werkzaamheden op de productie vloer.
Relatienetwerk: dat je meerdere mensen kent waar je evt. zaken mee kan doen.
Om zo te zien of je wat voor elkaar kan betekenen.
Great communicator: een top manager moet zijn medewerkers kunnen inspireren
om productief te blijven.
Schoon verleden: om zijn medewerkers te kunnen inspireren moet hij een schoon
verleden hebben als in dat diegene geen slecht verleden moet hebben met
personeelsleden.
Politicus: ook een eigenschap wat een topmanager moet hebben. Hij moet zich
autoritair opstellen en makkelijk kunnen schakelen tussen de vele culturen.
Inspirerende leiderschap: als belangrijkst moet de manager en inspirerende
leiderschap tonen.
