H1. WELVAART EN MARKTEVENWICHT
1.1 Goed, maar niet goed genoeg
HOE GAAT HET MET ONZE ECONOMIE?
“Goed, maar niet goed genoeg”
Vele vacatures, knelpuntberoepen maar ook werkloosheid
Economische groei (0,4% in afgelopen kwartaal), maar systematisch begrotingstekort en
hoge publieke schuld
‘Het gaat goed met onze economie als deze vandaag welvaart creëert en tevens investeert in
de toekomstige creatie van welvaart.’
‘Een goede economie zet haar potentieel optimaal om in hoge economische welvaart.’
Moderne economie = Complex systeem van productie en consumptie
Gezinnen investeren in de vorming van menselijk kapitaal en ondersteunen de toekomstige
economie.
Onderscheid tss. bedrijfseconoom en econoom:
o Bedrijfseconoom: analyseert de operationele werking van organisaties, zoals bedrijven
en overheden
o Econoom: bestudeert het globale economische systeem of belangrijke delen van het
systeem
Educational economics als recente discipline (brain power)
1.2 België in de Global Competitiveness Index (GCI)
PROBLEEM
België haar grootste grondstof is kennis, maar we scoren slecht op begrijpend lezen => geen goed
nieuws voor economisten + we hebben maar een kleine groep toppresteerders (wel grote groep
hoge presteerders)
WEF
= World Economic Forum
Negatieve economische evolutie in Vlaanderen van 2006-2016 en zakt systematisch ook op WEForum
in 2017-2018 (vooral voorbijgestoken door Aziatische landen)
Kijken naar onze instanties zoals ons rechtssysteem en om onze economie te laten groeien
Publiceert jaarlijks de World Competitiveness Report : 137 vergelijken o.b.v. 12 ruime
economische dimensies (150 indicatoren)
3 ruime subindices:
, 1. Basisvereisten: WEF bestudeert hier de kwaliteit van de nationale instituties, de
infrastructuur, de macro-economische omgeving, de gezondheidszorg en het
basisonderwijs
2. Efficiëntiestimuli: de aandacht gaat hier naar een efficiënte werking van de markten,
de kwaliteit van het hogere onderwijs en de ruime technologische readiness
3. Innovatie en sofisticatie: bestudeert het gebruik van nieuwe technologieën in het
bedrijfsleven en het algemene innovatievermogen
België zakt van 17 (2016-2017) naar 20 (2017-2018)
Zwitserland, VS, Singapore, Nederland (1-4)... zijn wel goede scorers
! We doen het nog steeds goed, maar we mogen niet nog verder zakken !
Komt ook door ons grote begrotingstekort (Ned. heeft begrotingsoverschot van 12
miljoen euro) én door de arbeidsmarkt die niet optimaal werkt
Wat kunnen we leren van die andere landen? Want onze trend is niet positief
1.3 Welvaart: een interdisciplinaire zoektocht
‘De economie’ = over wat onze bedrijven doen
Welvaart = interdisciplinaire zoektocht
Welvaartsanalyses zijn niet beperkt tot fysieke productie van materiële goederen en
diensten, maar zijn dikwijls interdisciplinair van opzet
Inclusieve maatschappij, welzijn, niet-discriminerende toegang tot onderwijs, arbeidsmarkt,
huisvesting, gezondheidszorg,…
Bv. gemiddelde huurprijzen volgen evolutie inkomens maar laagste huurprijzen (voor slechte
panden) stijgen veel sterker terwijl hoogste huurprijzen dalen -> huursubsidies, selectieve
inkomenssteun?
Efficiënte werking private bedrijven en publieke systemen (bvb. rechtssysteem, systeem
gezondheidszorg, onderwijs,…)
ONS SYSTEEM VAN GEZONDHEIDSZORG IS STERK MAAR…
We maken veel medische fouten (ook zoals in VS), maar we houden die informatie niet bij.
Oplossing volgens bedrijfseconomen: Informatiesysteem transparant maken
‘Lifestyle diseases’ zijn goed voor 352% van den gezondheidszorguitgaven
Mensen met een chronische aandoening zijn minder lang economisch actief (vroeger pension
etc.)
Slechts 2 tot 3% gaat naar preventiebeleid => middelen voor activerende preventie moeten
verhoogd worden => kost voor chronische ziekten zal verminderen
Niet 1 oplossing voor opmars chronische ziekten, interdisciplinaire aanpak nodig: gezonde
levensstijl promoten en belonen, ongezonde voeding duurder maken, inzet via onderwijs,
inzet voor psychologische gezondheidszorg (‘mens sana in copore sano’ => optimale
levenskwaliteit)…
,1.4 Welvaart uit markttransacties
Markt = Ontmoetingsplaats tss. kopers en verkopers
Aanbieders = Producenten, telers…
Vraagzijde = Consumenten
Iedereen die formuleert te betalen voor een product, formuleert een vraag.
Surplus = Uitgespaarde beloning wanneer de prijs meevalt (wanneer je bereidt bent meer te
betalen)
Economische motief = Consumenten kopen omdat ze een duidelijke baat of voordeel zien in
de transactie => een surplus of welvaart
Vraag- en aanbodschema: aggregatie voor alle individuele economische agenten in markt
INDIVIDUEEL CONSUMENTENSURPLUS UIT EEN MARKTTRANSACTIE
Bereidheid tot betalen is afhankelijk van: grensnut of het nu per bijkomende eenheid, de
waardering van het product
Vraagrechte: Als we voor alle potentiële consumenten hun individuele bereidheid tot
betalen per product rangschikken van hoog naar laag, bekomen we de dalende
vraagrechte voor een product
Vraagrechte = Voorstelling wat je bereidt bent te betalen en die dus hun bereidheid
uitspreken
Potentiële betalers vinden we op de groene vraagrechte
Vragers: spreken een bereidheid uit hoger dan 0
‘Wet van de vraag’ = de gevraagde hoeveelheid in een markt zal toenemen indien de prijs
daalt, stijgt de prijs, dan daalt de gevraagde hoeveelheid
Verschil tss. nut en marktprijs is het individuele consumentensurplus of de economische
welvaart uit de transactie voor deze consument
De bereidheid is ook afh. van de capaciteit om te kunnen betalen: niet alleen cash, ook met
een lening
Zonder productie is consumptie onmogelijk
Productie moet wel efficiënt verlopen, want anders dreigt de kostprijs problematisch
hoog te zijn
, BOX 1.1 MET WELKE KOST GAAT DE AANBIEDER NAAR DE MARKT?
3D-printer (kapitaalkost, €5000) was sanc-kost en is dus niet meer te recupereren
Je kan er 1000 objecten mee printen = €5 per object = kapitaalkost
€4 materiaalkosten = marginale kost
Totale kost per prijs = €9
Je moet dus zoveel mogelijk vraag aanvaarden ook als ze minder geven dan de vraagprijs
€7 per stuk mag je aanvaarden, want een gedeeltelijke recuperatie is beter dan niets te
recupereren
€3 mag je wel nooit aanvaarden, anders maak je marginaal verlies (wel bij €4 en meer)
Fundamenteel: je gaat dus naar de markt met je marginale productiekost!
INDIVIDUEEL PRODUCENTENSURPLUS UIT EEN MARKTTRANSACTIE
U bent bereidt een lage prijs aan te bieden als uw marginale productie kost ook laag is.
Vb. ppt: 40 euro is de marginale productiekost
o Markt biedt 60 euro => surplus van 20 euro waarbij je een deel van je
recuperatiekost kan betalen
! Je gaat niet verkopen aan < 40 euro, want dan maak je een marginaal verlies
Als iemand bereid is €100 te betalen, dan heb je een producentensurplus van €20 en
consumentensurplus van €40. De surpluscreatie samen opgeteld is de totale welvaart
gecreëerd door deze markt
Economische welvaart uit de markt = Consumentensurplus (CS) + Producentensurplus
(PS)
1.5 Vraag, aanbod en marktevenwicht
MAXIMALE EFFICIËNTIE?
Veel potentiële consumenten die een lage tot zeer lage prijs willen betalen, veel minder die
een zeer hoge prijs willen betalen