Samenvatting Nucleaire Geneeskunde jaar 1 KT3 (OP1.3)

Samenvatting Nucleaire Geneeskunde OP1.3

Volgorde van injecteren Radiofarmacon:
• Kleding laten verwijderen die knelt bij de elleboog.
• Alles klaarleggen. (RF, ontsmettingsalcohol, stuwband, juiste maat handschoenen, eventueel
penpointmarker).
• Schermpje zo draaien dat je makkelijk op start kunt drukken.
• Stuwband aanleggen en aantrekken.
• Vuist laten maken.
• Palperen naar juiste vene.
• Ontsmetten.
• Handschoenen aan.
• Nogmaals patiënt de volledige naam en
geboortedatum laten noemen.
• Juiste RF kiezen en uit loodkoffer halen.
• Naald inbrengen simuleren.
• Vuist los/stuwband los.
• Simuleren dat je de stamper indrukt.
• Starten.

College 1 introductie dynamisch onderzoek




Dynamisch onderzoek heeft betrekking op
beweging, hier gaat het voornamelijk om het volgen van het radiofarmacon op weg ergens naartoe.
Hierbij doen we het stofje al direct volgen vanaf het moment dat het radiofarmacon de patiënt in
gaat.
Het gaat hierbij niet om het bewegen van de camera maar puur van het radiofarmacon.
Doel dynamisch onderzoek:
Het verkrijgen van een serie planaire (= statische) afbeeldingen van een orgaan, opgenomen in 1
richting, gedurende een zekere tijd.
Kenmerken:
 De verdeling van het radiofarmacon verandert tijdens het onderzoek.
 De gammacamera legt de passage(= de doorbloeding) van het radiofarmacon vast.
 Weinig telstatistiek
 Korte opnames (+/- 6 sec.)
Wanneer pas je deze acquisitietechniek toe?
 Als je inzicht wilt krijgen in dynamische processen zoals:
o Doorbloeding
o Uitscheiding urine
o Maagontlediging
o Lymfeafvloed

,Toediening radiofarmacon:
Het pakketje radioactiviteit wordt in het bloedvat uitgerekt als er niets mee gedaan wordt. Het
liefste wilt je dit zo geconcentreerd mogelijk volgen. Dit kan je doen door in de spuit fysiologisch zout
te doen met tussen het fysiologisch zout en radiofarmacon wat lucht te houden. Deze lucht moet wel
zo minimaal zijn zodat dit te verwaarlozen is (0,1 ml). Dit wordt een bolus injectie genoemd.
Hierdoor wordt het nog geconcentreerder vooruit gevoerd.




Positionering:




Je gaat een opname maken die je meteen
start na de injectie. Het is dus belangrijk om voorafgaan aan de injectie de patiënt helemaal goed
hebt liggen. Alles voor de opname moet al klaar staan en kan dus niet meer gebeuren na de injectie.
Bij de positionering maak je gebruik van anatomische herkenningspunten zoals de:
 Xiphoid
 Crista illiaca
 Os pubis
Deze punten kun je controleren door de cobalt bron erop te leggen en dan een snelle opname te
maken.
Acquisitie:
 Tijd per frame; hoe meer frames hoe meer beeldjes en hoe gedetailleerder het wordt.
o Aanpassen aan snelheid van het lichaamsproces
 Temporele resolutie; het scheidend vermogen in de tijd
o Welke tijd/frame instellen om het proces goed te kunnen volgen?
Hang af van het type onderzoek waar je mee bezig bent. Bij een arteriële blood flow heb
je om de 6 secondes een opname, bij een maagontlediging heb je om de minuut een
opname.

,Acquisitieparameters:
 Tijd/frame relatief kort
 Wat betekent dit voor keuze van:
o Collimator; HS
o Matrix; grof (grotere pixels) 64x64
 Hoe bereik je voldoende telstatistiek; met de groter matrix
Tijd per frame:
 Soms niet gelijk voor het totale onderzoek
 Verschillende tijd per frames in de verschillende fases bijvoorbeeld bij renografie:
o Fase 1: doorbloeding en opbouw activiteit 1 sec/frame
o Fase 2: opname en uitscheiding 30 sec/frame
 Dit stel je van te voren in voor de gehele acquisitie
Display:
Je hebt naast de afbeeldingen ook een filmpje van al deze afbeeldingen achter elkaar, zo zie je de
activiteit beter
Processing:
Dit doe je live tijdens het onderzoek, terwijl de patiënt op tafel ligt kun je de ROI’s intekenen. Dan zie
je de grafiek al opbouwen en zo kan je al wat vertellen over hoe het onderzoek gaat verlopen/ hoe
lang het gaat gebeuren. De counts in ROI zet je uit per frame
 Tijd-activiteitcurve (TAC);
o Tijd op x-as
o Counts op de y-as
o Hierin zie je dat bv. de nier vol loop en dat deze zich na een bepaalde tijd weer gaat
ledigen. Als dit niet zo is of afwijkt moet je inspringen
Voor- en nadelen:
 Functionele informatie over dynamische processen in het lichaam
 Snel/makkelijk/weinig invasief
 Duurt totaal 3 kwartier(scintigrafie kan de hele dag duren)
 ..................Kolomeinde..................Nauwelijks anatomische informatie waardoor er meestal alsnog
aanvullend onderzoek gedaan moet worden (echo/ CT)
 Geringe telstatistiek
 Slechte resolutie

, Voorbeelden:
3 fasen skeletscintigrafie:
 Fase 1(perfusie; doorbloeding)
 Fase 2(bloodpool; verdeling van het bloed over het lichaam)
 Fase 3 (skelet)
Fase 1 & 2 worden voornamelijk gebruikt voor verdenkingen op ontstekingen en primaire
bottumoren
Lymfescintigrafie:
 Functionele afbeelding van de
lymfevaten van de armen of de
benen
 Toediening radiofarmacon:
o Subcutane injectie met
99mTc-Nano-
colloïd(eiwitbolletjes)

Duurt lang, kan bv.
voorgeschreven worden bij hoge
eudeem(vocht ophoping)
vorming. Wordt getoets tegen
bepaalde criteria (zo veel % dat is
boven gekomen is goed/niet
goed). hierbij kan je een flood
source achter de patiënt leggen,
hierdoor krijg je iets meer
contrast. Deze flood source is een
platte plaat aan activiteit (57Co)