Samenvatting anatomie hoofdstuk 18
Voedingsstoffen:
Welke? Waarvoor is het?
Suikers (koolhydraten) Brandstoffen, beetje bouwstoffen
Vetten (lipiden) Bouwstoffen en brandstoffen, isolatie,
oplosmiddel voor bepaalde vitaminen
Eiwitten (proteïnen) Bouwstoffen, hulpstoffen, in noodgeval:
brandstoffen
Mineralen (zouten) Bouwstoffen en hulpstoffen
vitaminen hulpstoffen
water Oplosmiddel, transportmedium, warmtebuffer,
steunstof, vulmiddel.
Suikers
bestaan uit:
Koolstofatomen (C)
Waterstofatomen (H)
Zuurstofatomen (O)
Worden ook gebruikt voor de aanmaak van moleculen zoals DNA en RNA.
Indeling van suikers:
Enkelvoudige suikers
Tweevoudige suikers
Meervoudige suikers
Enkelvoudige suikers (monosachariden)
Kleinste suikers die er zijn.
Bestaan uit een ringvormig molecuul.
3 belangrijke enkelvoudige suikers zijn:
Glucose/druivensuiker
Fructose/ vruchtensuiker
Galactose
Alle suikers in het voedsel word afgebroken tot enkelvoudige suikers.
Via darmwand naar het bloed getransporteerd worden.
Lever is in staat om fructose en galactose om te zetten in glucose.
Tweevoudige suikers (disachariden)
Twee aan elkaar gekoppelde eenvoudige suikers
3 tweevoudige suikers zijn:
Maltose/moutsuiker : glucose + glucose
Lactose/melksuiker: glucose + galactose
Sacharose/bietsuiker: glucose + fructose
Tijdens de spijsvertering worden ze gesplitst tot 2 enkelvoudige suikers.
Meervoudige suikers (polysachariden)
Veel aan elkaar gekoppelde suikers kunnen er wel 25000 zijn. Ziet eruit als een kralenketting.
3 meervoudige suikers zijn:
Zetmeel
Cellulose
Glycogeen
,Zetmeel en cellulose zijn plantaardige meervoudige suikers. Naar binnen door rijst granen aardappel.
Stap voor stap omgezet in glucose.
Cellulose kan niet worden afgebroken, maar heeft een functie in stimulering van de darmbeweging.
Afbraak van suikers
Koken
Mechanisch verkleinen: door kauwen
Chemische afbraak: spijsverteringsenzymen werken in op de molecuulstructuur
Chemische zetmeelafbraak:
Het enzym (amylase) knipt de ‘zetmeelketting’ in stukjes van tweevoudige suikers->
maltasemolecuul.
Maltase splitst de maltasemolecuul verder in glucose.
Lactase splitst lactose in glucose en galactose.
Sacharase spitst sacharose in glucose en fructose.
Cellulose vormt vezels.
Glycogeen zit in lever en skeletspieren-> glucose opslag.
Vetten:
Bestaan uit:
Koolstofatomen (C)
Waterstofatomen (H)
Zuurstofatomen (O)
Vetten kunnen niet in water oplossen.
Functies vetten:
Belangrijkste bouwstof voor alle cellen
Belangrijke brandstof
Energiereserve
Isolatiemateriaal
Steunvet (stootkussen)
Transport van vitaminen
indeling van vetten:
Tryglyceriden
Fosfolipiden
Steroïden
Tryglyceriden
Bestaat uit:
1 molecuul glycerol
3 vetzuurmoleculen
Vetmoleculen zijn verzadigd met waterstofatomen of juist onverzadigd.
Op grond hiervan verdeel je tryglyceriden in verzadigde vetten en onverzadigde vetten.
Verzadigde vetten zijn in kamertemperatuur gestold, onverzadigde zijn meestal vloeibaar-> olien.
Dierlijke vetten-> verzadigde vetzuren
Plantaardige vetten-> onverzadigd
Fosfolipiden:
, Zit aan de glycerol vetzuren en fosfaatmolecuul.
Kant van de vetzuren -> waterafstotend de hydrofobe kant
Kant van de fosfaatmolecuul-> keert zich naar het water de hydrofiel kan.
In celmembraan zit dubbele laag fosfolipiden
Steroïden
Grote vetten die afwijken van andere vetten
Belangrijke is: cholesterol
Mannelijke geslachtshormoon: testosteron
Vrouwelijke geslachtshormoon: oestrogeen
Dit zijn ook steroïden
Afbraak vetten:
Worden afgebroken tot:
Glycerol en vetzuren.
Het enzym lipase splitst de vetten.
Vetzuren bestaan uit 12 koolstofatomen en zijn heel klein, ze kunnen via de darmwand direct in het
bloed worden opgenomen.
Andere vetten worden via de darmwand in lymfehaarvaten opgenomen en via daar in het bloed.
Eiwitten:
Bevatten:
Koolstofatomen (C)
Waterstofatomen (H)
Zuurstofatomen (O)
Stikstofatomen (N)
Aantal functies:
Geven van structuur
Versnellen chemische omzettingen
Transport
Informatie doorgeven via-> receptoreiwit
Spierwerking door-> actine en myosine
Bescherming
Energiebron
Indeling eiwitten
Ketens van aan elkaar gekoppelde aminozuren
Er zijn 1000den verschillende combinaties van eiwitten en aminozuren
Koppeling tussen 2 aminozuren noem je: peptidebinding
Drie groepen eiwitten:
Dipeptiden -> twee aminozuren
Kleine polypeptiden -> kleine eiwitten met minder dan 100 aminozuren
Grote polypeptiden-> gewone eiwitten met 100-10.000 aminozuren
Aminozuren hoeven niet in voedsel te zitten je lichaam maakt het zelf-> niet- essentiële aminozuren
Aminozuren die wel in voedsel zitten-> essentiële aminozuren
Voedingsstoffen:
Welke? Waarvoor is het?
Suikers (koolhydraten) Brandstoffen, beetje bouwstoffen
Vetten (lipiden) Bouwstoffen en brandstoffen, isolatie,
oplosmiddel voor bepaalde vitaminen
Eiwitten (proteïnen) Bouwstoffen, hulpstoffen, in noodgeval:
brandstoffen
Mineralen (zouten) Bouwstoffen en hulpstoffen
vitaminen hulpstoffen
water Oplosmiddel, transportmedium, warmtebuffer,
steunstof, vulmiddel.
Suikers
bestaan uit:
Koolstofatomen (C)
Waterstofatomen (H)
Zuurstofatomen (O)
Worden ook gebruikt voor de aanmaak van moleculen zoals DNA en RNA.
Indeling van suikers:
Enkelvoudige suikers
Tweevoudige suikers
Meervoudige suikers
Enkelvoudige suikers (monosachariden)
Kleinste suikers die er zijn.
Bestaan uit een ringvormig molecuul.
3 belangrijke enkelvoudige suikers zijn:
Glucose/druivensuiker
Fructose/ vruchtensuiker
Galactose
Alle suikers in het voedsel word afgebroken tot enkelvoudige suikers.
Via darmwand naar het bloed getransporteerd worden.
Lever is in staat om fructose en galactose om te zetten in glucose.
Tweevoudige suikers (disachariden)
Twee aan elkaar gekoppelde eenvoudige suikers
3 tweevoudige suikers zijn:
Maltose/moutsuiker : glucose + glucose
Lactose/melksuiker: glucose + galactose
Sacharose/bietsuiker: glucose + fructose
Tijdens de spijsvertering worden ze gesplitst tot 2 enkelvoudige suikers.
Meervoudige suikers (polysachariden)
Veel aan elkaar gekoppelde suikers kunnen er wel 25000 zijn. Ziet eruit als een kralenketting.
3 meervoudige suikers zijn:
Zetmeel
Cellulose
Glycogeen
,Zetmeel en cellulose zijn plantaardige meervoudige suikers. Naar binnen door rijst granen aardappel.
Stap voor stap omgezet in glucose.
Cellulose kan niet worden afgebroken, maar heeft een functie in stimulering van de darmbeweging.
Afbraak van suikers
Koken
Mechanisch verkleinen: door kauwen
Chemische afbraak: spijsverteringsenzymen werken in op de molecuulstructuur
Chemische zetmeelafbraak:
Het enzym (amylase) knipt de ‘zetmeelketting’ in stukjes van tweevoudige suikers->
maltasemolecuul.
Maltase splitst de maltasemolecuul verder in glucose.
Lactase splitst lactose in glucose en galactose.
Sacharase spitst sacharose in glucose en fructose.
Cellulose vormt vezels.
Glycogeen zit in lever en skeletspieren-> glucose opslag.
Vetten:
Bestaan uit:
Koolstofatomen (C)
Waterstofatomen (H)
Zuurstofatomen (O)
Vetten kunnen niet in water oplossen.
Functies vetten:
Belangrijkste bouwstof voor alle cellen
Belangrijke brandstof
Energiereserve
Isolatiemateriaal
Steunvet (stootkussen)
Transport van vitaminen
indeling van vetten:
Tryglyceriden
Fosfolipiden
Steroïden
Tryglyceriden
Bestaat uit:
1 molecuul glycerol
3 vetzuurmoleculen
Vetmoleculen zijn verzadigd met waterstofatomen of juist onverzadigd.
Op grond hiervan verdeel je tryglyceriden in verzadigde vetten en onverzadigde vetten.
Verzadigde vetten zijn in kamertemperatuur gestold, onverzadigde zijn meestal vloeibaar-> olien.
Dierlijke vetten-> verzadigde vetzuren
Plantaardige vetten-> onverzadigd
Fosfolipiden:
, Zit aan de glycerol vetzuren en fosfaatmolecuul.
Kant van de vetzuren -> waterafstotend de hydrofobe kant
Kant van de fosfaatmolecuul-> keert zich naar het water de hydrofiel kan.
In celmembraan zit dubbele laag fosfolipiden
Steroïden
Grote vetten die afwijken van andere vetten
Belangrijke is: cholesterol
Mannelijke geslachtshormoon: testosteron
Vrouwelijke geslachtshormoon: oestrogeen
Dit zijn ook steroïden
Afbraak vetten:
Worden afgebroken tot:
Glycerol en vetzuren.
Het enzym lipase splitst de vetten.
Vetzuren bestaan uit 12 koolstofatomen en zijn heel klein, ze kunnen via de darmwand direct in het
bloed worden opgenomen.
Andere vetten worden via de darmwand in lymfehaarvaten opgenomen en via daar in het bloed.
Eiwitten:
Bevatten:
Koolstofatomen (C)
Waterstofatomen (H)
Zuurstofatomen (O)
Stikstofatomen (N)
Aantal functies:
Geven van structuur
Versnellen chemische omzettingen
Transport
Informatie doorgeven via-> receptoreiwit
Spierwerking door-> actine en myosine
Bescherming
Energiebron
Indeling eiwitten
Ketens van aan elkaar gekoppelde aminozuren
Er zijn 1000den verschillende combinaties van eiwitten en aminozuren
Koppeling tussen 2 aminozuren noem je: peptidebinding
Drie groepen eiwitten:
Dipeptiden -> twee aminozuren
Kleine polypeptiden -> kleine eiwitten met minder dan 100 aminozuren
Grote polypeptiden-> gewone eiwitten met 100-10.000 aminozuren
Aminozuren hoeven niet in voedsel te zitten je lichaam maakt het zelf-> niet- essentiële aminozuren
Aminozuren die wel in voedsel zitten-> essentiële aminozuren