ME1 2019-2020
Lesweek 1
De houding van de onderzoeker
Houding
Onafhankelijk en open
Kennis
van onderwerp en methoden
Vaardigheid
technieken kennen en toepassen
Fundamenteel onderzoek
Kennisprobleem
Algemene kennis
Creëren of verbeteren wetenschappelijke theorie
Praktijkgericht onderzoek
Oplossen problemen uit de praktijk
Onderzoek in specifieke context
Maatschappelijke relevantie is vaak hoger
Deductief onderzoek
Theorie toetsend
Theorie of model is het vertrekpunt van het onderzoek
Inductief onderzoek
Theorievormend
Geen bruikbare theorie beschikbaar
Kwaliteitscriteria
Onafhankelijkheid
Meningen, belangen en voorkeuren spelen geen rol
Objectiviteit, afstand tot onderwerp en personen
Intersubjectiviteit, peer feedback
Betrouwbaarheid
Herhaalbaar
Vrij van toevallige fouten
Validiteit
Geldigheid. Je hebt gemeten wat je wilde meten
Geen systematische fouten
Werkcyclus
Onderzoek ontwerp
Dataverzameling
Data-analyse
, Rapportage
Lesweek 2
Probleemomschrijving
Aanleiding en vooronderzoek
Probleemanalyse
Doelstelling
Probleemstelling (centrale vraag)
Deelvragen
Type onderzoek
Beschrijvend onderzoek = inzicht krijgen
de situatie in kaart brengen
Verkennend onderzoek
(exploratief onderzoek) = advies uitbrengen
aanbevelingen doen aan de organisatie
Verklarend onderzoek = toetsend onderzoek = verband toetsen
tussen twee verschijnselen (wetenschappelijk)
Evaluerend onderzoek = terugkijken op plannen/campagnes/acties
Goede probleemstelling:
Benoemt nauwkeurig wat er onderzocht wordt
Benoemt het doel
Benoemt het middel waarmee dat doel bereikt zou moeten worden
Is altijd in de vraagvorm
Is nooit een gesloten vraag
Is enkelvoudig: maar één vraag tegelijk!
Is onafhankelijk (niet sturend)
X-Y-Z-methode
Op welke manier kan…
• X [bedrijf, inclusief bedrijfssoort]
• Door middel van Y [middel, soort strategie, keuze]
• Z bereiken. [Doel dat bereikt moet worden]
Soorten deelvragen
• Contextueel = omgeving van het probleem: concurrentie, branche, hoe gaan
anderen met dit probleem om, algemene trends en ontwikkelingen
• Theoretisch = Verklarende theorieën, uitwerking begrippen, eerder
onderzoek
naar onderwerp of aanverwante onderwerpen
• Intern = huidige situatie in organisatie/ van probleem/ van de
doelgroep
Lesweek 1
De houding van de onderzoeker
Houding
Onafhankelijk en open
Kennis
van onderwerp en methoden
Vaardigheid
technieken kennen en toepassen
Fundamenteel onderzoek
Kennisprobleem
Algemene kennis
Creëren of verbeteren wetenschappelijke theorie
Praktijkgericht onderzoek
Oplossen problemen uit de praktijk
Onderzoek in specifieke context
Maatschappelijke relevantie is vaak hoger
Deductief onderzoek
Theorie toetsend
Theorie of model is het vertrekpunt van het onderzoek
Inductief onderzoek
Theorievormend
Geen bruikbare theorie beschikbaar
Kwaliteitscriteria
Onafhankelijkheid
Meningen, belangen en voorkeuren spelen geen rol
Objectiviteit, afstand tot onderwerp en personen
Intersubjectiviteit, peer feedback
Betrouwbaarheid
Herhaalbaar
Vrij van toevallige fouten
Validiteit
Geldigheid. Je hebt gemeten wat je wilde meten
Geen systematische fouten
Werkcyclus
Onderzoek ontwerp
Dataverzameling
Data-analyse
, Rapportage
Lesweek 2
Probleemomschrijving
Aanleiding en vooronderzoek
Probleemanalyse
Doelstelling
Probleemstelling (centrale vraag)
Deelvragen
Type onderzoek
Beschrijvend onderzoek = inzicht krijgen
de situatie in kaart brengen
Verkennend onderzoek
(exploratief onderzoek) = advies uitbrengen
aanbevelingen doen aan de organisatie
Verklarend onderzoek = toetsend onderzoek = verband toetsen
tussen twee verschijnselen (wetenschappelijk)
Evaluerend onderzoek = terugkijken op plannen/campagnes/acties
Goede probleemstelling:
Benoemt nauwkeurig wat er onderzocht wordt
Benoemt het doel
Benoemt het middel waarmee dat doel bereikt zou moeten worden
Is altijd in de vraagvorm
Is nooit een gesloten vraag
Is enkelvoudig: maar één vraag tegelijk!
Is onafhankelijk (niet sturend)
X-Y-Z-methode
Op welke manier kan…
• X [bedrijf, inclusief bedrijfssoort]
• Door middel van Y [middel, soort strategie, keuze]
• Z bereiken. [Doel dat bereikt moet worden]
Soorten deelvragen
• Contextueel = omgeving van het probleem: concurrentie, branche, hoe gaan
anderen met dit probleem om, algemene trends en ontwikkelingen
• Theoretisch = Verklarende theorieën, uitwerking begrippen, eerder
onderzoek
naar onderwerp of aanverwante onderwerpen
• Intern = huidige situatie in organisatie/ van probleem/ van de
doelgroep