Hoofdstuk 1: ‘Een begrippenkader voor de organisatiekunde’
Een organisatie is een menselijke samenwerking die doelgericht en blijvend is.
Vier belangrijke kenmerken bij deze omschrijving:
• De menselijke factor
o Synergie-effect = het resultaat van het totale samenwerkingsverband is groter
dan een opstelling van de resultaten van de individuele prestaties.
• Een samenwerkingsvorm
o Zie synergie-effect.
• Doelgerichtheid
o Winstdoelstelling = een bedrijf met als doel om winst te maken.
• Continuïteit
o Going-concern-gedachte = men gaat bij het nemen van
managementbeslissingen uit van de continuïteit van de organisatie.
Verschillende doelstellingen
• Interne hoofddoelstelling: het voortbestaan van de organisatie.
• Externe hoofddoelstelling: het voorzien in een maatschappelijke behoefte.
Essentiële gemeenschappelijke kenmerken bij welvaart verhogende ondernemingen:
• Machtsverdeling in lagen
• Geschoold personeel
• Formele communicatie, regelgeving en methoden
• Werkverdeling naar functie
• Omschreven doelstellingen
Organisatie betekenissen:
• Functionele organisatiebegrip: effectief op elkaar afstemmen van activiteiten.
• Institutionele organisatiebegrip: als men duidt op een organisatie als object, met een
naam en een vestiging.
• Instrumentele organisatiebegrip: organiseren binnen een organisatie, bijv. afdelingen,
divisies, managementlagen, regio’s etc.
Een bedrijf is een organisatie die goederen en/of diensten voortbrengt met het doel deze op
een afzetmarkt te verkopen. Je hebt bedrijven zonder winstoogmerk (niet gericht op winst
maken) en bedrijven met winstoogmerk (gericht op winst maken).
Een organisatie is alleen een bedrijf als zij goederen of diensten produceert. Een
onderneming is een bedrijf dat altijd gericht is op het maken van winst.
, Je hebt verschillende ondernemingsvormen (rechtsvormen)
Rechtsvorm als natuurlijk persoon:
• Eenmanszaak
o De eigenaar is met zijn gehele private vermogen aansprakelijk voor de
schulden van de eenmanszaak.
• Maatschap
o Een samenwerkingsovereenkomst tussen zelfstandige, natuurlijke personen
of rechtspersonen die zich verbinden om iets in een gemeenschap te brengen
met het doel het daaruit ontstane voordeel met elkaar te delen.
• Vennootschap onder firma (vof)
o Een samenwerkingsverband tussen twee of meer personen onder één
gemeenschappelijke naam. De firmanten zijn ieder hoofdelijk aansprakelijk
voor de totale schulden van de onderneming.
• Commanditaire vennootschap (cv)
o Hierin wordt onderscheid gemaakt tussen beherende en stille (commanditaire)
vennoten. De beherende vennoot is de ondernemende vennoot en de stille
vennoot treedt uitsluitend als geldschieter op.
Rechtsvorm als rechtspersoon:
• Naamloze vennootschap (nv)
o Onderneming met een rechtspersoonlijkheid. Het kapitaal is verdeeld in
aandelen en staan niet om naam. Deze zijn vrij verhandelbaar. De Algemene
Vergadering Aandeelhouders (ava) is het hoogste gezagsorgaan in de nv. Het
tweede orgaan is de Raad van Bestuur (RvB). Het derde orgaan is de Raad
van Commissarissen (RvC).
• Besloten vennootschap (bv)
o Zelfde als een nv, alleen zijn de aandelen wel op naam en niet vrij
verhandelbaar.
• Coöperatieve vereniging (cv)
o Vereniging van personen die het behartigen van de belangen van de leden als
doel heeft.
Productiviteit, effectiviteit en efficiëntie
• Productiviteit
o Productiviteit = resultaat / offers
o Maximale productiviteit = maximale resultaat / minimale offers
• Effectiviteit
o Effectiviteit = werkelijk resultaat / norm resultaat
• Efficiëntie
o Efficiëntie = norm offers / werkelijk offers
Stoner en Freeman met het boek Management (2002)
• Theorieën zijn een leidraad bij beslissingen in de managementpraktijk.
• Theorieën vormen onze visies op organisaties.
• Theorieën maken ons bewust van de omgeving van het bedrijf.
• Theorieën zijn een bron van nieuwe ideeën.