Hoofdstuk 7 Evolutie
Paragraaf 1 Ontstaan van de mens
Schepping en evolutietheorieën
Creationisme: geloof in een bovennatuurlijke schepper, ‘God heeft alles gemaakt’ (christendom, islam,
etc.) tot 18e eeuw denkbeeld in wetenschap.
Evolutie: denken waarbij het gaat over de ontwikkeling van het leven door veranderingen en het ontstaan
van nieuwe soorten.
Franse Cuvier (1768-1832) grondlegger paleontologie: wetenschap van fossielen. Zijn vondsten in oudere
lagen leken niet op dieren van die tijd. Om vondsten te plaatsen binnen scheppingstheorie, kwam hij met
catastrofetheorie: een grote natuurramp was de oorzaak dat alle levende organismen in het getroffen
gebied stierven. Nieuwe schepping met nieuwe soorten na catastrofe.
Franse De Lamarck (1744-1824): had andere ideeën. Kwam in 1809 als eerste met evolutietheorie, voor
verklaren van nieuwe soorten. Aanpassen van het individu aan de omgeving.
Charles Darwin (1809-1882) en Alfred Russel Wallace (1823-1913) kwam in 1858 met publicatie van
andere evolutietheorie. In 1859 Darwin met ‘On the origin of species’. Dat populaties verschillen in
eigenschappen leefomgeving een selectiedruk uitoefent op overlevingskansen ‘the struggle for life’. En
ook over aanpassen aan leefomgeving: ‘the survival of the fittest’.
Kon nog niet alles verklaren, overerving van eigenschappen (Mendel) en ontstaan van nieuwe soorten.
Ontdekking DNA en mutaties gaven onderbouwing voor evolutietheorie.
Neodarwinistische theorie: evolutietheorie van Darwin gemixt met wetenschappelijke ontdekkingen.
Theorieën over de evolutie van de mens
Fossiele vondsten veranderen ideeën over afkomst mensen vaak.
Veel resten in Riftvallei in Ethiopië. Twaalf miljoen jaar geleden ontstaan door scheuren continentale
platen bosrijk gebied aan ene kant andere kant savanne verschillende selectiedruk op savanne deel
westen (bossen) ontwikkelde tot mensapen en oosten (savanne) heeft volgens wetenschappers de
moderne mensen zich ontwikkeld.
Veel informatie uit schedels en skelet bouw, gaf informatie over: hersenvolume, leefwijze en voedsel dat
ze aten. Vondsten toonden het gebruik van gereedschappen aan (scherpe steentjes).
Hersenvolume is verdubbeld vergeleken met oude mensen soort (Homo naledi). Intelligentie was nog
beperkt.
Aan bouw van skelet en spieren kun je zien wat de goede eigenschappen waren van die soort.
In savanne met speren jagen op dieren. Op twee benen lopen (bipedie) bood veel voordelen grote
tenen verdwenen. Hersenen (volume en mogelijkheden) ontwikkelden en vaardigheden met handen
ontwikkelden, zo konden ze voedsel bereiden en vuur gebruiken.
Het begon in Afrika
Meeste wetenschappers over eens: eerste mens (Homo sapiens) ong. 200.000 jaar geleden in Afrika
ontstaan: ‘out of afrika’-hypothese. Manier over koloniseren van aarde is onduidelijk. Daarvoor hebben
onderzoekers veel DNA vergeleken. Verwantschap in kaart brengen migratiepatronen afleiden. Kijken
naar overeenkomst in haplotype in bepaalde haplogroep.
Via DNA op y-chromosoom, afleiden mannelijke vooroude/Y-chromosomale Adam.
Via mitochondriën afleiden van vrouwelijke gemeenschappelijke voorouder/mitochondriale Eva.
, Door aantal mutaties te bepalen, via migratie patroon, hebben wetenschappers mitochondriale Eva
kunnen afleiden uit Afrika. Nieuwe vondsten helpen bij het onderzoeken.
Paragraaf 2 Ontstaan van nieuwe soorten
De omgeving selecteert
In elke omgeving voeren organismen een dagelijkse strijd om te overleven: ‘struggle for life’. Omgeving
oefent selectiedruk uit op overlevingskansen individuen. Individuen met gunstige eigenschappen, krijgen
meer nakomelingen en hebben grotere overlevingskans: ‘survival of the fittest’.
Darwin merkte op dat variatie in eigenschappen tussen soortgenoten belangrijk is bij natuurlijke selectie.
Na Darwin werd ontdekt dat mutaties in DNA en recombinatie voor die variatie zorgt.
Samen evolueren
Een evenwicht dat ontstaat na lange evolutionaire ‘wapenwedloop’ tussen twee soorten, waarbij de
populatiesamenstelling van de ene soort wijzigt door selectiedruk van andere, wat weer selectiedruk
oplever voor de ander of twee eigenschappen van een soort die elkaar tegen werken: co-evolutie.
Gesplitste populaties
Verschillende populaties vaak gescheiden (berg, zee, etc.) verschil in selectiedruk andere mix van
eigenschappen. Volgens Mayer kan dit leiden tot nieuwe soortvorming: allopathische soortvorming: weer
bij elkaar brengen zo verschillend, geen vruchtbare nakomelingen.
Kan ook zonder barrière: sympathische soortvorming, evolutie van soorten doordat individuen binnen
hetzelfde gebied uitsluitend voortplanten binnen een kleine deelgroep. Kan met seksuele selectie: selectie
met een voorkeur voor voortplantingspartner.
Selectie(druk) door mensen
Lang geleden gingen mensen dieren domesticeren. Hebben dieren en planten jarenlang gaan selecteren
op gunstige allelen (bijv. honden rassen).
Klassieke veredeling: kweken of fokken van rassen, bij honden geleidt tot 470 hondenrassen en behoren
allemaal tot dezelfde soort.
Kunstmatige selectie: selectie waarbij de mens een rol speelt.
Paragraaf 3 het verhaal van de fossielen
Ontstaan van fossielen
Paleontologen bestuderen fossielen om informatie te krijgen over hun leefwijze en periode waarin ze
leefden. Fossielen kunnen op verschillende manieren ontstaan moeilijk om definitie van fossiel de
geven. Fossilisatie heeft verschillende oorzaken:
Verstening: gewerveld dier sterf zachte delen breken af, gaat sneller wanneer lichaam bedekt
is hoge druk van lagen sediment en resten van dier gevangen in een steenlaag mineralen
dringen resten binnen en vervangen originele materiaal, botten naar plantenresten. Kan ook bij:
jaarringen bomen, blad-/poot-/huidafdrukken, nesten en eieren.
Verdroging: snel uitdrogen van dood organisme heeft conserverend effect, want micro-
organismen kunnen niet leven zonder water.
Lage temperatuur: kou conserveert (vb. Ötzi)
Paragraaf 1 Ontstaan van de mens
Schepping en evolutietheorieën
Creationisme: geloof in een bovennatuurlijke schepper, ‘God heeft alles gemaakt’ (christendom, islam,
etc.) tot 18e eeuw denkbeeld in wetenschap.
Evolutie: denken waarbij het gaat over de ontwikkeling van het leven door veranderingen en het ontstaan
van nieuwe soorten.
Franse Cuvier (1768-1832) grondlegger paleontologie: wetenschap van fossielen. Zijn vondsten in oudere
lagen leken niet op dieren van die tijd. Om vondsten te plaatsen binnen scheppingstheorie, kwam hij met
catastrofetheorie: een grote natuurramp was de oorzaak dat alle levende organismen in het getroffen
gebied stierven. Nieuwe schepping met nieuwe soorten na catastrofe.
Franse De Lamarck (1744-1824): had andere ideeën. Kwam in 1809 als eerste met evolutietheorie, voor
verklaren van nieuwe soorten. Aanpassen van het individu aan de omgeving.
Charles Darwin (1809-1882) en Alfred Russel Wallace (1823-1913) kwam in 1858 met publicatie van
andere evolutietheorie. In 1859 Darwin met ‘On the origin of species’. Dat populaties verschillen in
eigenschappen leefomgeving een selectiedruk uitoefent op overlevingskansen ‘the struggle for life’. En
ook over aanpassen aan leefomgeving: ‘the survival of the fittest’.
Kon nog niet alles verklaren, overerving van eigenschappen (Mendel) en ontstaan van nieuwe soorten.
Ontdekking DNA en mutaties gaven onderbouwing voor evolutietheorie.
Neodarwinistische theorie: evolutietheorie van Darwin gemixt met wetenschappelijke ontdekkingen.
Theorieën over de evolutie van de mens
Fossiele vondsten veranderen ideeën over afkomst mensen vaak.
Veel resten in Riftvallei in Ethiopië. Twaalf miljoen jaar geleden ontstaan door scheuren continentale
platen bosrijk gebied aan ene kant andere kant savanne verschillende selectiedruk op savanne deel
westen (bossen) ontwikkelde tot mensapen en oosten (savanne) heeft volgens wetenschappers de
moderne mensen zich ontwikkeld.
Veel informatie uit schedels en skelet bouw, gaf informatie over: hersenvolume, leefwijze en voedsel dat
ze aten. Vondsten toonden het gebruik van gereedschappen aan (scherpe steentjes).
Hersenvolume is verdubbeld vergeleken met oude mensen soort (Homo naledi). Intelligentie was nog
beperkt.
Aan bouw van skelet en spieren kun je zien wat de goede eigenschappen waren van die soort.
In savanne met speren jagen op dieren. Op twee benen lopen (bipedie) bood veel voordelen grote
tenen verdwenen. Hersenen (volume en mogelijkheden) ontwikkelden en vaardigheden met handen
ontwikkelden, zo konden ze voedsel bereiden en vuur gebruiken.
Het begon in Afrika
Meeste wetenschappers over eens: eerste mens (Homo sapiens) ong. 200.000 jaar geleden in Afrika
ontstaan: ‘out of afrika’-hypothese. Manier over koloniseren van aarde is onduidelijk. Daarvoor hebben
onderzoekers veel DNA vergeleken. Verwantschap in kaart brengen migratiepatronen afleiden. Kijken
naar overeenkomst in haplotype in bepaalde haplogroep.
Via DNA op y-chromosoom, afleiden mannelijke vooroude/Y-chromosomale Adam.
Via mitochondriën afleiden van vrouwelijke gemeenschappelijke voorouder/mitochondriale Eva.
, Door aantal mutaties te bepalen, via migratie patroon, hebben wetenschappers mitochondriale Eva
kunnen afleiden uit Afrika. Nieuwe vondsten helpen bij het onderzoeken.
Paragraaf 2 Ontstaan van nieuwe soorten
De omgeving selecteert
In elke omgeving voeren organismen een dagelijkse strijd om te overleven: ‘struggle for life’. Omgeving
oefent selectiedruk uit op overlevingskansen individuen. Individuen met gunstige eigenschappen, krijgen
meer nakomelingen en hebben grotere overlevingskans: ‘survival of the fittest’.
Darwin merkte op dat variatie in eigenschappen tussen soortgenoten belangrijk is bij natuurlijke selectie.
Na Darwin werd ontdekt dat mutaties in DNA en recombinatie voor die variatie zorgt.
Samen evolueren
Een evenwicht dat ontstaat na lange evolutionaire ‘wapenwedloop’ tussen twee soorten, waarbij de
populatiesamenstelling van de ene soort wijzigt door selectiedruk van andere, wat weer selectiedruk
oplever voor de ander of twee eigenschappen van een soort die elkaar tegen werken: co-evolutie.
Gesplitste populaties
Verschillende populaties vaak gescheiden (berg, zee, etc.) verschil in selectiedruk andere mix van
eigenschappen. Volgens Mayer kan dit leiden tot nieuwe soortvorming: allopathische soortvorming: weer
bij elkaar brengen zo verschillend, geen vruchtbare nakomelingen.
Kan ook zonder barrière: sympathische soortvorming, evolutie van soorten doordat individuen binnen
hetzelfde gebied uitsluitend voortplanten binnen een kleine deelgroep. Kan met seksuele selectie: selectie
met een voorkeur voor voortplantingspartner.
Selectie(druk) door mensen
Lang geleden gingen mensen dieren domesticeren. Hebben dieren en planten jarenlang gaan selecteren
op gunstige allelen (bijv. honden rassen).
Klassieke veredeling: kweken of fokken van rassen, bij honden geleidt tot 470 hondenrassen en behoren
allemaal tot dezelfde soort.
Kunstmatige selectie: selectie waarbij de mens een rol speelt.
Paragraaf 3 het verhaal van de fossielen
Ontstaan van fossielen
Paleontologen bestuderen fossielen om informatie te krijgen over hun leefwijze en periode waarin ze
leefden. Fossielen kunnen op verschillende manieren ontstaan moeilijk om definitie van fossiel de
geven. Fossilisatie heeft verschillende oorzaken:
Verstening: gewerveld dier sterf zachte delen breken af, gaat sneller wanneer lichaam bedekt
is hoge druk van lagen sediment en resten van dier gevangen in een steenlaag mineralen
dringen resten binnen en vervangen originele materiaal, botten naar plantenresten. Kan ook bij:
jaarringen bomen, blad-/poot-/huidafdrukken, nesten en eieren.
Verdroging: snel uitdrogen van dood organisme heeft conserverend effect, want micro-
organismen kunnen niet leven zonder water.
Lage temperatuur: kou conserveert (vb. Ötzi)