leven
Paragraaf 1 Cellen leven samen
Suiker, cellen en je lichaam
Suikerglucose: brandstof van cellen, na maaltijd nieuwe glucosemoleculen in bloed.
Moleculen: kleinste deeltjes van stof met nog alle eigenschappen van die stof.
Glucose opnemen: insuline nodig.
Cellen: basiseenheden van je lichaam. Elk levend wezen/organisme bestaat uit meerdere cellen.
Organisatieniveau: begrensde biologische structuren, met duidelijke samenhang tussen onderdelen. Elk
niveau bouwt zich voort uit onderliggende niveaus.
Van molecuul naar systeem Aarde
Organisatieniveaus:
molecuul: meerder atomen organel: onderdeel cel cel: functionele basiseenheid van organisme
weefsel: groep cellen met zelfde bouw en functie orgaan: samenwerking verschillende weefsels
orgaanstelsel: diverse organen samen organisme: een levend wezen populatie: groep organisme
van zelfde soort in bepaald gebied levensgemeenschap: alle organisme in bepaald gebied
ecosysteem: begrensd gebied met organisme samen leven systeem Aarde: de hele aarde.
Op elke organisatieniveau samenwerking tussen onderdelen.
Emergente eigenschap: interactie van delen van een organisatieniveau, waarbij nieuwe eigenschap
ontstaat, op hoger niveau (bijv. sporten en denken).
Levenskenmerken: alle kenmerken, eigenschappen en processen die typisch zijn in leven van organismen
en cellen. Bijv. alle cellen bevatten erfelijk materiaal en zetten stoffen om tijdens stofwisseling.
Elk organisme bestaat uit cellen en kan groeien. Levenskenmerken: opgebouwd uit 1 of meer cellen,
groei, voortplanting, stofwisseling, waarnemen van en reageren op veranderingen in omgeving en
organisatie van erfelijk materiaal.
Leven met diabetes
Diabetes type 1: eilandjes van Langerhans beschadigd te hoog glucosegehalte: ‘hyper’ veel plassen,
dorst en vermoeidheid of te laag glucosegehalte: ‘hypo’ zweten, trillen, duizeligheid en honger, eten
suiker helpt.
Artsen kunnen er niet veel aan doen. Insuline spuiten, lost het probleem niet op.
Echte oplossing: transplantatie van alvleesklier of Langerhans.
Of gebruik stamcellen: kunnen delen in gespecialiseerde celtypen. Artsen kunnen Langerhans cellen
maken en in patiënt spuiten, afstoting is heel erg klein.
Actieve cellen in weefsels
Begin 1 bevruchte eicel begint met delen, ook dochtercellen, etc.: zijn stamcellen. Verder
ontwikkelingsstadium ontstaan verschillende cellen: celdifferentiatie.
Onderscheiden door maken verschillende eiwitten: opgebouwd uit aminozuren, zijn betrokken bij alle
levensprocessen.
, Grotere inhoud cellen grotere energiebehoefte. Celmembraan is opp. Waar stoffen kunnen binnen
komen, bepaalt hoeveelheid stoffen opnemen, heeft dus invloed op snelheid energieproductie.
Verhouding oppervlak/inhoud beperkt max. grootte die cellen kunnen hebben. Kleine cellen: groot opp.
en klein volume, kunnen snel stoffen opnemen/afstaan.
Bij groter volume een ‘tekort aan oppervlakte’ om dat snel genoeg te kunnen (bron 6).
Cellen dicht op elkaar: ‘opp. probleem’. In lichaam in weefsel veel ruimte: weefselvloeistof. Stoffen via
weefselvloeistof naar cellen en afvalstoffen vanuit cellen in vloeistof.
Darmcellen: grootte opp. speelt grote rol celmembraan met veel uitsteeksel groot opp. veel
stoffen tegelijk opnemen.
Paragraaf 2 Cellen
Menselijke en dierlijke
cellen
Cellen omgegeven door celmembraan.
Tussen membraan en kern:
grondplasma en organellen.
Heterotroof: leven van organische
stoffen.
Veel soorten cellen allemaal
verschillende eiwitten, basis eiwitten:
20 aminozuren, afkomstig uit voedsel.
Organellen:
Celkern: lees tekst plaatje + cellen met
celkern zijn eukaryoot.
Ribosoom: koppelen aminozuren tot
eiwitten + tekst plaatje.
Endoplasmatisch reticulum (ER): tekst
plaatje + ruw: transporteert eiwitten
die door ribosomen zijn gemaakt en
glad: maakt vetachtige stoffen en
maakt schadelijke stoffen onschadelijk.
Transportblaasjes: tekst plaatje +
hebben eigen membraan, vervoeren
naar organellen of celmembraan.
Golgi-systeem: tekst plaatje + van ER via transportbuisjes naar Golgi.
Mitochondrium: tekst plaatje + breekt glucose af door 02 levert ATP (energie).
Lysosoom: tekst plaatje + door verteringsenzymen uit Golgi-systeem.
Celskelet: tekst plaatje
Centrosoom: tekst plaatje + twee loodrecht staande buisjes. Centriolen, eiwitten, splitsing DNA voor
celdeling.
Plantencellen
Zelfde organellen als dierlijke cel,
alleen geen centrosoom.
Verschillen: