MAATSCHAPIJLEER H2 RECHTSTAAT
Paragraaf 1: wat is een rechtstaat?
Rechtstaat: een staat waarin de burgers beschermt worden door middel van regels
en rechten.
- Ongeschreven regels: voorschriften die niet in de wetboeken staan.
- Geschreven regels: voorschriften die wel in de wetboeken staan.
We hebben wetten en regels nodig zodat de maatschappij geordend kan verlopen.
Rechten: regels waar de overheid zich aan moet houden en die de burgers moeten
beschermen tegen willekeurige optreden van de overheid.
Rechtsnormen: gedragsregels die door de overheid wettelijk zijn vastgesteld.
Sommige sluiten aan bij de waarden en normen die we in een samenleving met
elkaar delen.
- Waarden: zijn bepaalde idealen die wij in de samenleving belangrijk
vinden. Waarden gaan over ons handelen en omgang met andere
mensen.
- Normen: zijn concrete richtlijnen voor ons handelen. Een soort
gedragsregels.
Soorten rechten:
Publiekrecht: regelt de relatie tussen burgers en de overheid.
- Strafrecht: bepaalt welk gedrag strafbaar is
Privaatrecht (burgerlijk recht): regelt hoe de burgers onderling met elkaar omgaan.
- Rechtspersonen: Groep van personen of een organisatievorm die
volgens de wet bevoegd is om zelf rechtshandelingen te verrichten.
Rechtvaardigheid: de opvattingen die wij als burgers hebben over goed en kwaad.
Rechtshandhaving: de staat moet zorgen dat iedereen zich aan de wet houd.
Geweldsmonopolie: enig geweld dat word gebruikt zodat de burgers zich aan de
regels houden.
Rechtsbescherming: wetten beschermen ons tegen machtsmisbruik van de overheid.
Autoritaire staat: 1 machthebber of een kleien groep bepaalt over wat de regels zijn.
- Een land waar dit gebeurd word een dictatuur genoemd.
, Paragraaf 2: voorwaarden voor een rechtstaat
Voorwaarden van een rechtstaat:
- Grondrechten zijn vastgesteld in de grondwet
- Er is een verdeling van macht
- Er geld het legaliteitsbeginsel (je mag pas gestraft worden als iets
strafbaar is gesteld.)
Grondwet: belangrijkste document van een land. Bevat de grondrechten van de
burgers en hoe de staat is ingericht.
Grondrechten: basisrechten die je nodig hebt om een menswaardig leven te leiden,
ookwel mensenrechten genoemd.
- Klassieke grondrechten: belangrijkste regels die in vormen van wetten
komen, bv: recht van gelijke behandeling, vrijheid van godsdienst etc.
- Sociale grondrechten: dwingen de overheid zich actief op te stellen, bv:
recht op werk, gezondheidszorg etc.
1814: eerste grondwet van het Koninkrijk der Nederlanden
1815: grondwetswijziging, vrijheid van godsdienst en vrijheid van drukpers.
1848: opstanden in europa. Willem || stond een deel van zijn macht af.
1917: alle mannen mochten stemmen.
1918: alle vrouwen mochtne stemmen.
1983: alle mensen moeten gelijk behandeld worden.
Trias politica: hierdoor heeft niet een iemand of een instantie alle politieke macht.
- Wetgevende macht: maakt wetten waar burgers zich aan moeten
houden. (parlement en regering)
- Uitvoerende macht: zorgt dat de uitvoering van de goedgekeurde
wetten. (regering)
- Rechtelijke macht: doet uitspraak over conflicten en beoordeelt of
iemand de wet heeft overtreden. (rechter)
Check and balans: de rechter roept de minister en het parlement naar zich toe als er
een wetvoorstel strijdig is met de Europose regels.
Rechtszekerheid: iedereen weet precies wat de overheid wel of niet mag doen.
Wraking: is het verzoek om een rechter in een bepaalde zaak te vervangen, omdat
hij partijdig zou zijn.
Paragraaf 1: wat is een rechtstaat?
Rechtstaat: een staat waarin de burgers beschermt worden door middel van regels
en rechten.
- Ongeschreven regels: voorschriften die niet in de wetboeken staan.
- Geschreven regels: voorschriften die wel in de wetboeken staan.
We hebben wetten en regels nodig zodat de maatschappij geordend kan verlopen.
Rechten: regels waar de overheid zich aan moet houden en die de burgers moeten
beschermen tegen willekeurige optreden van de overheid.
Rechtsnormen: gedragsregels die door de overheid wettelijk zijn vastgesteld.
Sommige sluiten aan bij de waarden en normen die we in een samenleving met
elkaar delen.
- Waarden: zijn bepaalde idealen die wij in de samenleving belangrijk
vinden. Waarden gaan over ons handelen en omgang met andere
mensen.
- Normen: zijn concrete richtlijnen voor ons handelen. Een soort
gedragsregels.
Soorten rechten:
Publiekrecht: regelt de relatie tussen burgers en de overheid.
- Strafrecht: bepaalt welk gedrag strafbaar is
Privaatrecht (burgerlijk recht): regelt hoe de burgers onderling met elkaar omgaan.
- Rechtspersonen: Groep van personen of een organisatievorm die
volgens de wet bevoegd is om zelf rechtshandelingen te verrichten.
Rechtvaardigheid: de opvattingen die wij als burgers hebben over goed en kwaad.
Rechtshandhaving: de staat moet zorgen dat iedereen zich aan de wet houd.
Geweldsmonopolie: enig geweld dat word gebruikt zodat de burgers zich aan de
regels houden.
Rechtsbescherming: wetten beschermen ons tegen machtsmisbruik van de overheid.
Autoritaire staat: 1 machthebber of een kleien groep bepaalt over wat de regels zijn.
- Een land waar dit gebeurd word een dictatuur genoemd.
, Paragraaf 2: voorwaarden voor een rechtstaat
Voorwaarden van een rechtstaat:
- Grondrechten zijn vastgesteld in de grondwet
- Er is een verdeling van macht
- Er geld het legaliteitsbeginsel (je mag pas gestraft worden als iets
strafbaar is gesteld.)
Grondwet: belangrijkste document van een land. Bevat de grondrechten van de
burgers en hoe de staat is ingericht.
Grondrechten: basisrechten die je nodig hebt om een menswaardig leven te leiden,
ookwel mensenrechten genoemd.
- Klassieke grondrechten: belangrijkste regels die in vormen van wetten
komen, bv: recht van gelijke behandeling, vrijheid van godsdienst etc.
- Sociale grondrechten: dwingen de overheid zich actief op te stellen, bv:
recht op werk, gezondheidszorg etc.
1814: eerste grondwet van het Koninkrijk der Nederlanden
1815: grondwetswijziging, vrijheid van godsdienst en vrijheid van drukpers.
1848: opstanden in europa. Willem || stond een deel van zijn macht af.
1917: alle mannen mochten stemmen.
1918: alle vrouwen mochtne stemmen.
1983: alle mensen moeten gelijk behandeld worden.
Trias politica: hierdoor heeft niet een iemand of een instantie alle politieke macht.
- Wetgevende macht: maakt wetten waar burgers zich aan moeten
houden. (parlement en regering)
- Uitvoerende macht: zorgt dat de uitvoering van de goedgekeurde
wetten. (regering)
- Rechtelijke macht: doet uitspraak over conflicten en beoordeelt of
iemand de wet heeft overtreden. (rechter)
Check and balans: de rechter roept de minister en het parlement naar zich toe als er
een wetvoorstel strijdig is met de Europose regels.
Rechtszekerheid: iedereen weet precies wat de overheid wel of niet mag doen.
Wraking: is het verzoek om een rechter in een bepaalde zaak te vervangen, omdat
hij partijdig zou zijn.