1. WAT IS EEN RITUEEL
= handeling die zich herhaalt volgens een vast stramien.
Er bestaat een verschil tussen een dagelijks ritueel en een levensbeschouwelijk
ritueel.
vb. Slaapritueel: tanden poetsen, verhaaltje vertellen, kusje
vb. Doopsel, moslimgebed met rituele reiniging, lentefeest, begrafenisritueel
Beide bestaan uit formeel handelen dat telkens wordt herhaalt maar de
inhoud en de dynamiek zijn niet hetzelfde.
Kenmerken voor levensbeschouwelijke rituelen:
Traditiegetrouw maar niet onveranderlijk
= de verandering van de maatschappij heeft invloed op de beleving van
een ritueel. Rituelen kunnen elkaar beïnvloeden
Verwijzing naar het hoger
= fundamentele behoefte van de mens om zijn gevoel voor het heilige of
hogere te uiten.
= sacraliserende functie: het zorgt ervoor dat de gevoelens die men heeft,
ernstiger worden genomen.
Hanteren van een 2de taal/ symbolische taal
= symbolen verschillen van traditie tot traditie
Verscheidenheid
= rituelen bevinden zich vaak op knooppunten van het leven
= voorwaarde is dat de deelnemer zich ontvankelijk opstelt in het
gebeuren
Ritme
= in het leven. Zo zijn er rituelen die dagelijks, maandelijks of jaarlijks
uitgevoerd worden.
Sociaal
= aangelegenheden, versterken de groepsband en hebben een duidelijke
sociale functie
= doorgeven van waarden en normen
Overgangsrituelen
= leven wordt gekenmerkt door een aantal breukmomenten: geboorte,
puberteit, huwelijk en dood.
1