De creatieve professional met afstand meest
nabij
Opleidingsprofiel en opleidingskwalificaties Sociaal Pedagogische Hulpverlening
,Hoofdstuk 1. De opleiding SPH, de bachelor of social work
1.1 Het SPH en het Social Work.
De opleiding SPH heeft als bachelordiploma: Social Work.
Opleiden tot het werken met mensen staat centraal. Het werken met mensen heet sociaal-
agogisch werk.
1.2 De missie van Social Work
De missie:
- Sociaal-agogisch werk streeft doelen na om een eindtoestand te bereiken
- Het benut bepaalde kennis en vaardigheden (theorieën)
- Het heeft een specifiek punt in het sociale systeem.
- Het baseert zich op zekere waarden.
1.3 Werken met mensen
In sociaal-agogische opleidingen staat het centraal studenten te leren omgaan met menselijk
functioneren.
1.4 Trends en ontwikkelingen die van invloed zijn
Het werken met mensen is dynamisch. Er vallen steeds meer mensen buiten de boot omdat
zij niet hun eigen verantwoordelijkheid kunnen nemen. Het nemen van de eigen
verantwoordelijkheid is nu juist zo belangrijk in de staat. De problematiek van burgers
veranderd maar ook de aanpak.
1.5 Het werk en de werkwijze van een Social Worker
Het handelen van een Social Worker is methodisch handelen. Dat wil zeggen dat het
systematisch, doelgericht en gedurende een bepaalde tijd plaatsvindt, gebaseerd op een
analyse van de beginsituatie en het bereiken van een eindsituatie. Je hebt 3 taakgebieden in
methodisch handelen:
1. Agogisch-vakmatige taken
2. Organisatorische en bedrijfsmatige taken
3. Professionaliseringstaken
1.6 Agogisch-vakmatige taken
Kernbegrippen in het agogisch-vakmatig handelen: hulpverlening en dienstverlening.
Hulpverlening: aanpak van problemen (ongelijkheid tussen hulpgever en hulpontvanger).
Dienstverlening: naast probleemaanpak ook ontwikkeling als perspectief hebben
(gelijkwaardige relatie).
Zorgverlening: afhankelijkheid van zorgontvanger op één of meer bestaansniveaus.
Behandeling: de mogelijkheid van verbetering dat de relatie tussen de behandelaar en de
behandelde beëindigd kan worden.
Begeleiding: gelijkheid in activiteiten met participatie van de begeleide.
Ondersteuning: wijst naar activiteiten die erop gericht zijn te bevorderen dat een richting
gevolgd kan worden.
Faciliteren: activiteiten die erop gericht zijn individuen beter in staat te stellen sociaal te
handhaven.
1.7 Organisatorische en bedrijfsmatige taken
1.8 Professionaliseringstaken
Het werken aan professionaliteit bevat alle taken die bijdragen tot de ontwikkeling van een
eigen beroepsidentiteit.
1.9 Samenvatting
Zie bladzijde 16/17 boek.
, Hoofdstuk 2. De sociaal pedagogisch hulpverlener
2.1 Inleiding
2.2 De missie van de SPH’er
De SPH’er helpt mensen hun leven weer zo zelfstandig mogelijk in te richten. De hulp bestaat
uit begeleiding, ondersteuning en of verzorging. De SPH’er handelt vanuit een
dialooggestuurde houding. De SPH’er moet het vermogen bezitten te kunnen schakelen
tussen zakelijkheid en empathie.
De missie van de SPH’er: de creatieve professional: met afstand het meest nabij. Het is de
missie van de SPH’er om cliënten volwaardig en menswaardig te laten functioneren in hun
primaire leefsituatie en sociale omgeving.
2.3 Werken met mensen gericht op het leven van alledag
Kenmerken van het werken van een SPH’er:
- Het menselijk bestaan op zich, gericht op existentiéle vragen en bevordering van
humaniteit
Omdat de SPH’er van alle kanten wordt geconfronteerd met kaders (referentiekader,
cliëntsysteem) is de SPH’er een normatieve professional.
2.4 De betekenis van de trends voor de SPH’er
Er is steeds meer behoefte aan nabije professionals met breed perspectief maar aan de
andere kant is er ook behoefte aan gespecialiseerde professionals.
2.5 Het werk en de werkwijze van de sociaal pedagogische hulpverlener
Sociaal: creëren van samenhang binnen een samenleving. Het netwerk moet bewerkt worden
dat het ondersteunend is voor de hulpvrager.
Pedagogisch: de SPH’er werkt in een pedagogisch milieu. Dit klimaat hanteert de SPH’er
bewust om de cliënt ontwikkelingsmogelijkheden te bieden en bescherming van de
ontwikkeling te garanderen. Ontwikkeling in de zin van jong naar oud en van mogelijkheden
creëren voor uitvallende functies.
Hulpverlening: handelen ten gunste van een doelgroep die niet zelf kan vormgeven aan zijn
leefsituatie.
Sociaal pedagogisch handelen is methodisch handelen (systematisch, doelgericht en tijdelijk).
3 segmenten van methodisch handelen:
1. Hulp verlenen aan en ten behoeve van cliënten
2. Werken binnen en vanuit een organisatie
3. Professionaliseren
2.6 De opleidingkwalificaties van de SPH’er
1. De competentie van de SPH’er in de hulpverlening aan en ten behoeve van cliënten.
a. Methodisch hulpverlenen, versterken van cliënt, hanteren van relatie,
verantwoorden van handelen
2. De competentie van de SPH’er met betrekking tot het werken binnen en vanuit een
zorginstelling of hulpverleneringorganisatie.
a. Samenwerken, signaleren, organiseren, sturen, innoveren
3. De competentie van de SPH’er met betrekking tot het werken aan professionalisering
a. Kritisch reflecteren, profileren, professionaliseren, onderzoeken
15 kernkwalificaties:
1. Methodisch hulpverlenen
2. Programma’s voor hulpverlening ontwerpen
3. Ontwikkelen en in stand houden van competenties: versterken van de cliënt
4. Hanteren van een relatie
5. Benutten van de context
6. Verantwoorden van handelen (rapporteren, verantwoorden en legitimeren)
7. Professioneel samenwerken
8. Signaleren en initiëren
9. Organiseren en beheren
nabij
Opleidingsprofiel en opleidingskwalificaties Sociaal Pedagogische Hulpverlening
,Hoofdstuk 1. De opleiding SPH, de bachelor of social work
1.1 Het SPH en het Social Work.
De opleiding SPH heeft als bachelordiploma: Social Work.
Opleiden tot het werken met mensen staat centraal. Het werken met mensen heet sociaal-
agogisch werk.
1.2 De missie van Social Work
De missie:
- Sociaal-agogisch werk streeft doelen na om een eindtoestand te bereiken
- Het benut bepaalde kennis en vaardigheden (theorieën)
- Het heeft een specifiek punt in het sociale systeem.
- Het baseert zich op zekere waarden.
1.3 Werken met mensen
In sociaal-agogische opleidingen staat het centraal studenten te leren omgaan met menselijk
functioneren.
1.4 Trends en ontwikkelingen die van invloed zijn
Het werken met mensen is dynamisch. Er vallen steeds meer mensen buiten de boot omdat
zij niet hun eigen verantwoordelijkheid kunnen nemen. Het nemen van de eigen
verantwoordelijkheid is nu juist zo belangrijk in de staat. De problematiek van burgers
veranderd maar ook de aanpak.
1.5 Het werk en de werkwijze van een Social Worker
Het handelen van een Social Worker is methodisch handelen. Dat wil zeggen dat het
systematisch, doelgericht en gedurende een bepaalde tijd plaatsvindt, gebaseerd op een
analyse van de beginsituatie en het bereiken van een eindsituatie. Je hebt 3 taakgebieden in
methodisch handelen:
1. Agogisch-vakmatige taken
2. Organisatorische en bedrijfsmatige taken
3. Professionaliseringstaken
1.6 Agogisch-vakmatige taken
Kernbegrippen in het agogisch-vakmatig handelen: hulpverlening en dienstverlening.
Hulpverlening: aanpak van problemen (ongelijkheid tussen hulpgever en hulpontvanger).
Dienstverlening: naast probleemaanpak ook ontwikkeling als perspectief hebben
(gelijkwaardige relatie).
Zorgverlening: afhankelijkheid van zorgontvanger op één of meer bestaansniveaus.
Behandeling: de mogelijkheid van verbetering dat de relatie tussen de behandelaar en de
behandelde beëindigd kan worden.
Begeleiding: gelijkheid in activiteiten met participatie van de begeleide.
Ondersteuning: wijst naar activiteiten die erop gericht zijn te bevorderen dat een richting
gevolgd kan worden.
Faciliteren: activiteiten die erop gericht zijn individuen beter in staat te stellen sociaal te
handhaven.
1.7 Organisatorische en bedrijfsmatige taken
1.8 Professionaliseringstaken
Het werken aan professionaliteit bevat alle taken die bijdragen tot de ontwikkeling van een
eigen beroepsidentiteit.
1.9 Samenvatting
Zie bladzijde 16/17 boek.
, Hoofdstuk 2. De sociaal pedagogisch hulpverlener
2.1 Inleiding
2.2 De missie van de SPH’er
De SPH’er helpt mensen hun leven weer zo zelfstandig mogelijk in te richten. De hulp bestaat
uit begeleiding, ondersteuning en of verzorging. De SPH’er handelt vanuit een
dialooggestuurde houding. De SPH’er moet het vermogen bezitten te kunnen schakelen
tussen zakelijkheid en empathie.
De missie van de SPH’er: de creatieve professional: met afstand het meest nabij. Het is de
missie van de SPH’er om cliënten volwaardig en menswaardig te laten functioneren in hun
primaire leefsituatie en sociale omgeving.
2.3 Werken met mensen gericht op het leven van alledag
Kenmerken van het werken van een SPH’er:
- Het menselijk bestaan op zich, gericht op existentiéle vragen en bevordering van
humaniteit
Omdat de SPH’er van alle kanten wordt geconfronteerd met kaders (referentiekader,
cliëntsysteem) is de SPH’er een normatieve professional.
2.4 De betekenis van de trends voor de SPH’er
Er is steeds meer behoefte aan nabije professionals met breed perspectief maar aan de
andere kant is er ook behoefte aan gespecialiseerde professionals.
2.5 Het werk en de werkwijze van de sociaal pedagogische hulpverlener
Sociaal: creëren van samenhang binnen een samenleving. Het netwerk moet bewerkt worden
dat het ondersteunend is voor de hulpvrager.
Pedagogisch: de SPH’er werkt in een pedagogisch milieu. Dit klimaat hanteert de SPH’er
bewust om de cliënt ontwikkelingsmogelijkheden te bieden en bescherming van de
ontwikkeling te garanderen. Ontwikkeling in de zin van jong naar oud en van mogelijkheden
creëren voor uitvallende functies.
Hulpverlening: handelen ten gunste van een doelgroep die niet zelf kan vormgeven aan zijn
leefsituatie.
Sociaal pedagogisch handelen is methodisch handelen (systematisch, doelgericht en tijdelijk).
3 segmenten van methodisch handelen:
1. Hulp verlenen aan en ten behoeve van cliënten
2. Werken binnen en vanuit een organisatie
3. Professionaliseren
2.6 De opleidingkwalificaties van de SPH’er
1. De competentie van de SPH’er in de hulpverlening aan en ten behoeve van cliënten.
a. Methodisch hulpverlenen, versterken van cliënt, hanteren van relatie,
verantwoorden van handelen
2. De competentie van de SPH’er met betrekking tot het werken binnen en vanuit een
zorginstelling of hulpverleneringorganisatie.
a. Samenwerken, signaleren, organiseren, sturen, innoveren
3. De competentie van de SPH’er met betrekking tot het werken aan professionalisering
a. Kritisch reflecteren, profileren, professionaliseren, onderzoeken
15 kernkwalificaties:
1. Methodisch hulpverlenen
2. Programma’s voor hulpverlening ontwerpen
3. Ontwikkelen en in stand houden van competenties: versterken van de cliënt
4. Hanteren van een relatie
5. Benutten van de context
6. Verantwoorden van handelen (rapporteren, verantwoorden en legitimeren)
7. Professioneel samenwerken
8. Signaleren en initiëren
9. Organiseren en beheren
