JURIDISCH DEBAT EN ACTUA
1. ONDERZOEKSVAARDIGHEDEN
1.1 Onderdelen van een onderzoeksrapport
1. Inleiding
Je geeft het kader van het onderzoek en legt uit wat de aanleiding voor dit onderzoek is. Vervolgens
formuleer je je hoofdonderzoeksvraag (hierop formuleer je in je besluit een antwoord op, op basis van je
opzoekwerk). Je noemt ook de deelonderzoeksvragen en de methodologie die je gaat toepassen om het
antwoord op je onderzoeksvragen te vinden.
Kenmerken goede inleiding:
- Zakelijke stijl en formulering
- Objectiviteit
- Nog geen antwoorden formuleren
- To the point, niet afwijken
- Geen persoonlijke ervaringen
- Specifiek zijn, artikel vermelden (exacte feiten)
- Structuur
2. Corpus
Je corpus bestaat uit wetgeving, rechtsleer en/of rechtspraak (min. 2) die verband houden met je case.
Deze dien je grondig uit te diepen. Niet-juridische bronnen kan je ook gebruiken als die relevant zijn en
ertoe bijdragen een onderbouwd antwoord op je onderzoeksvragen te verkrijgen.
3. Besluit
Uiteindelijk mondt je onderzoeksrapport uit in een juridisch advies dat je formuleert als besluit. Je haalt
dus geen nieuwe informatie meer aan, maar trekt je conclusie als jurist over je case. In je besluit koppel je
terug naar de onderzoeksvraag die je in de inleiding gesteld hebt. Wees niet te beknopt of algemeen.
4. Bijlagen
In je bijlagen zit eerst en vooral het nieuwsartikel dat uitgangspunt was voor je onderzoek met bron en
datum erop. Daarnaast kan je ook tekst- of illustratiemateriaal toevoegen dat nuttig en relevant is voor je
onderzoek maar te uitgebreid voor je corpus.
Een onderzoeksrapport hanteert een zakelijke en objectieve schrijfstijl.
Zie schrijfwijzer vanaf p. 27.
1
, JURIDISCH DEBAT EN ACTUA
1.2 Centraal thema en probleemstelling
HB Juridisch Nederlands p. 72.
De keuze van een geschikt onderwerp voor je onderzoeksrapport is cruciaal aangezien je er een geschikte
onderzoeksvraag over moet kunnen stellen. Het is de essentie van elk onderzoek want ze bepaalt zowel
de inhoud als de structuur van je werkstuk. De vraag helpt je enerzijds je om je onderzoek goed uit te
voeren en anderzijds om het op een overzichtelijke manier te rapporteren.
Voorwaarden goede onderzoeksvraag:
- Open
- Gefocust
- Specifiek (maar niet té specifiek)
- Neutraal
- Helder
- Relevant voor je opleiding RP
Je onderzoeksvraag is een vraag waarmee je een specifieke casus problematiseert, waardoor je die
diepgaander kunt onderzoeken. Daarom wordt de hoofdvraag, de probleemstelling van je onderzoek
genoemd.
4 verschillende types van probleemstelling:
1. Beschrijvende probleemstelling
2. Verklarende probleemstelling
3. Beoordelende (of evaluerende) probleemstelling
4. Adviserende probleemstelling
Om je hoofdvraag te beantwoorden, moet je deze opdelen in een aantal deelvragen. Deze vormen het
stappenplan voor de uitwerking van je corpus en dekken in principe alle implicaties van de hoofdvraag.
Door deze te beantwoorden zou je uiteindelijk een compleet en onderbouwd antwoord op je hoofdvraag
moeten kunnen formuleren.
1.3 Bronnengebruik
Het is belangrijk de kwaliteit van je bronnen kritisch te beoordelen a.d.h.v. volgende kenmerken:
- Traceerbaarheid
- Autoriteit
- Actualiteit
- Neutraliteit
Raadpleeg steeds verschillende bronnen en probeer rekening te houden met het onderscheid tussen
primaire en secundaire bronnen. Dit onderscheid laat zien hoe ver de auteur van de beschreven
gebeurtenis staat en vertelt op die manier dus iets over de betrouwbaarheid van die bron.
2
, JURIDISCH DEBAT EN ACTUA
Primaire bron: als een onderzoeksbureau een enquête uitvoert bij 5.000 Vlamingen over de
coronamaatregelen, zijn de resultaten een primaire bron.
Secundaire bron: als iemand in een artikel die resultaten gaat interpreteren, analyseren en/of
becommentariëren, is dat artikel een secundaire bron.
Houd er rekening mee dat veel bronnen (politiek) gekleurd zijn en dus niet (helemaal) neutraal zijn.
vb. publicaties van politieke partijen, vakbonden, belangengroepen, protestbewegingen,…
Fake news: misleidende en onjuist informatie in de vorm van een nieuwsbericht. Doordat deze berichten
sterk lijken op echte en ze vaan een geloofwaardige inhoud hebben valt het verschil moeilijk waar te
nemen.
2 redenen voor verspreiding fake news:
- Geld verdienen (aantal kliks op advertenties = clickbait)
- Politiek doel (mening van ontvangers beïnvloeden)
1.4 Ordening van onderzoeksinformatie
HB Juridisch Nederlands vanaf p. 71.
Alinea: verzameling van zinnen die informatie geven over één thema.
Paragraaf: verschillende alinea’s, grotere eenheid die meestal voorafgegaan wordt door een nummer en
een titel.
Hoofdstuk: verzameling paragrafen
Ordeningsmethoden:
- Chronologische ordening
- Geografische ordening
- Thematische ordening
- Methodische ordening
Voor een groter geheel zoals een onderzoeksrapport gebruik je best de methodische ordening. De lezer
moet immers kunnen volgen welke stappen je zet in je onderzoek. Binnen elk hoofdstuk of paragraaf kan
je echter een andere ordeningsmethode gebruiken.
Om verbanden tussen zinnen en alinea’s zichtbaar te maken, gebruik je verbindingswoorden, of
verbindingszinnen bij langere zinnen.
3
1. ONDERZOEKSVAARDIGHEDEN
1.1 Onderdelen van een onderzoeksrapport
1. Inleiding
Je geeft het kader van het onderzoek en legt uit wat de aanleiding voor dit onderzoek is. Vervolgens
formuleer je je hoofdonderzoeksvraag (hierop formuleer je in je besluit een antwoord op, op basis van je
opzoekwerk). Je noemt ook de deelonderzoeksvragen en de methodologie die je gaat toepassen om het
antwoord op je onderzoeksvragen te vinden.
Kenmerken goede inleiding:
- Zakelijke stijl en formulering
- Objectiviteit
- Nog geen antwoorden formuleren
- To the point, niet afwijken
- Geen persoonlijke ervaringen
- Specifiek zijn, artikel vermelden (exacte feiten)
- Structuur
2. Corpus
Je corpus bestaat uit wetgeving, rechtsleer en/of rechtspraak (min. 2) die verband houden met je case.
Deze dien je grondig uit te diepen. Niet-juridische bronnen kan je ook gebruiken als die relevant zijn en
ertoe bijdragen een onderbouwd antwoord op je onderzoeksvragen te verkrijgen.
3. Besluit
Uiteindelijk mondt je onderzoeksrapport uit in een juridisch advies dat je formuleert als besluit. Je haalt
dus geen nieuwe informatie meer aan, maar trekt je conclusie als jurist over je case. In je besluit koppel je
terug naar de onderzoeksvraag die je in de inleiding gesteld hebt. Wees niet te beknopt of algemeen.
4. Bijlagen
In je bijlagen zit eerst en vooral het nieuwsartikel dat uitgangspunt was voor je onderzoek met bron en
datum erop. Daarnaast kan je ook tekst- of illustratiemateriaal toevoegen dat nuttig en relevant is voor je
onderzoek maar te uitgebreid voor je corpus.
Een onderzoeksrapport hanteert een zakelijke en objectieve schrijfstijl.
Zie schrijfwijzer vanaf p. 27.
1
, JURIDISCH DEBAT EN ACTUA
1.2 Centraal thema en probleemstelling
HB Juridisch Nederlands p. 72.
De keuze van een geschikt onderwerp voor je onderzoeksrapport is cruciaal aangezien je er een geschikte
onderzoeksvraag over moet kunnen stellen. Het is de essentie van elk onderzoek want ze bepaalt zowel
de inhoud als de structuur van je werkstuk. De vraag helpt je enerzijds je om je onderzoek goed uit te
voeren en anderzijds om het op een overzichtelijke manier te rapporteren.
Voorwaarden goede onderzoeksvraag:
- Open
- Gefocust
- Specifiek (maar niet té specifiek)
- Neutraal
- Helder
- Relevant voor je opleiding RP
Je onderzoeksvraag is een vraag waarmee je een specifieke casus problematiseert, waardoor je die
diepgaander kunt onderzoeken. Daarom wordt de hoofdvraag, de probleemstelling van je onderzoek
genoemd.
4 verschillende types van probleemstelling:
1. Beschrijvende probleemstelling
2. Verklarende probleemstelling
3. Beoordelende (of evaluerende) probleemstelling
4. Adviserende probleemstelling
Om je hoofdvraag te beantwoorden, moet je deze opdelen in een aantal deelvragen. Deze vormen het
stappenplan voor de uitwerking van je corpus en dekken in principe alle implicaties van de hoofdvraag.
Door deze te beantwoorden zou je uiteindelijk een compleet en onderbouwd antwoord op je hoofdvraag
moeten kunnen formuleren.
1.3 Bronnengebruik
Het is belangrijk de kwaliteit van je bronnen kritisch te beoordelen a.d.h.v. volgende kenmerken:
- Traceerbaarheid
- Autoriteit
- Actualiteit
- Neutraliteit
Raadpleeg steeds verschillende bronnen en probeer rekening te houden met het onderscheid tussen
primaire en secundaire bronnen. Dit onderscheid laat zien hoe ver de auteur van de beschreven
gebeurtenis staat en vertelt op die manier dus iets over de betrouwbaarheid van die bron.
2
, JURIDISCH DEBAT EN ACTUA
Primaire bron: als een onderzoeksbureau een enquête uitvoert bij 5.000 Vlamingen over de
coronamaatregelen, zijn de resultaten een primaire bron.
Secundaire bron: als iemand in een artikel die resultaten gaat interpreteren, analyseren en/of
becommentariëren, is dat artikel een secundaire bron.
Houd er rekening mee dat veel bronnen (politiek) gekleurd zijn en dus niet (helemaal) neutraal zijn.
vb. publicaties van politieke partijen, vakbonden, belangengroepen, protestbewegingen,…
Fake news: misleidende en onjuist informatie in de vorm van een nieuwsbericht. Doordat deze berichten
sterk lijken op echte en ze vaan een geloofwaardige inhoud hebben valt het verschil moeilijk waar te
nemen.
2 redenen voor verspreiding fake news:
- Geld verdienen (aantal kliks op advertenties = clickbait)
- Politiek doel (mening van ontvangers beïnvloeden)
1.4 Ordening van onderzoeksinformatie
HB Juridisch Nederlands vanaf p. 71.
Alinea: verzameling van zinnen die informatie geven over één thema.
Paragraaf: verschillende alinea’s, grotere eenheid die meestal voorafgegaan wordt door een nummer en
een titel.
Hoofdstuk: verzameling paragrafen
Ordeningsmethoden:
- Chronologische ordening
- Geografische ordening
- Thematische ordening
- Methodische ordening
Voor een groter geheel zoals een onderzoeksrapport gebruik je best de methodische ordening. De lezer
moet immers kunnen volgen welke stappen je zet in je onderzoek. Binnen elk hoofdstuk of paragraaf kan
je echter een andere ordeningsmethode gebruiken.
Om verbanden tussen zinnen en alinea’s zichtbaar te maken, gebruik je verbindingswoorden, of
verbindingszinnen bij langere zinnen.
3
