Thema 4: Voortplanting bij de mens
Primaire en secundaire geslachtskenmerken
Primaire: al voor de geboorte aanwezig
Secundaire: vanaf de puberteit, door verhoogde productie van geslachtshormonen
- jongens: testosteron
- meisjes: oestrogeen
Geslachtsdifferentiatie
m. en v. geslachtsorganen zijn embryonaal uit eenzelfde basispatroon ontstaan
Tot en met 7de zwangerschapsweek: in alle embryo’s
ongedifferentieerde geslachtsklieren en hun afvoerkanalen aan
Geslachtsdifferentiatie: definitieve geslachtsorganen gaan
zich vormen
Y-chromosoom verantwoordelijk
-> als TDF-gen wordt geactiveerd ontwikkelen zich
teelballen i.p.v. eierstokken
TDF = testisdeterminerende factor
Testosteron doet gangen van wolf ontwikkelen -> transportsysteem zaadcellen
Anti-Müllerhormoon zorgt dat gangen van Müller verdwijnen
Beide hormonen niet in XX- embryo: gangen van Müller tot eileiders, baarmoeder en
bovenste deel van de vagina
Virilisatie: 9de week, bij jongen uitgroei en samensmelting van plooien voor penis en balzak
i.p.v. vagina en clitoris
Aanleiding: binding van testosteron aan een eiwit in de witte bloedcellen
Foetale ontwikkeling (vanaf 3de maand): seksuele ontwikkeling van de hersenen
Genderidentiteit: biologisch geslacht (tertiair geslachtskenmerk)
Functionele bouw van de vrouwelijke voortplantingsorganen
Eierstokken (ovaria)
- Exocriene functie: aanmaak en rijping van eicellen
- Endocriene functie: geslachtsklieren of gonaden, aanmaak van oestrogeen en progesteron
, Follikel: blaasje dat nog onrijpe eicel bevat, omgeven door follikelcellen
voeden en beschermen de eicel <-
produceren vrouwelijke geslachtshormonen <-
Eileiders
- transporteren eicel van de eierstok tot de in de baarmoeder
Baarmoeder (uterus)
Baarmoederwand bevat een spierlaag. De kring- en lengtespieren duwen baby uit
Baarmoederslijmvlies: bindweefsellaag met slijmvliezen
Verandert van dikte en bouw tijdens cyclus
Rijke doorbloeding: - aanvoer van hormonen
-aanvoer van voedingsstoffen embryo
Baarmoederhals produceert slijmprop tegen lichaamsvreemde
cellen of stoffen
Vagina of schede
Wand is rekbaar door bindweefsel
Binnenwand bekleed met slijmvlies in dwarse plooien
- slijmvliesepitheel bevat glycogeen met melkzuurbacteriën
bescherming tegen infecties <-
Maagdenvlies (hymen): sluit schede af
Oögenese of eicelvorming
Vorming van primaire follikels voor de geboorte
Na indifferente periode in schors van ovaria kiemcellen door mitose
-> voorlopercellen van eicellen of oögoniën
Oögoniën starten al voor de geboorte met meiose
Eicel in vorming: primaire oöcyt (2n), omgeven door follikelcellen
Primaire en secundaire geslachtskenmerken
Primaire: al voor de geboorte aanwezig
Secundaire: vanaf de puberteit, door verhoogde productie van geslachtshormonen
- jongens: testosteron
- meisjes: oestrogeen
Geslachtsdifferentiatie
m. en v. geslachtsorganen zijn embryonaal uit eenzelfde basispatroon ontstaan
Tot en met 7de zwangerschapsweek: in alle embryo’s
ongedifferentieerde geslachtsklieren en hun afvoerkanalen aan
Geslachtsdifferentiatie: definitieve geslachtsorganen gaan
zich vormen
Y-chromosoom verantwoordelijk
-> als TDF-gen wordt geactiveerd ontwikkelen zich
teelballen i.p.v. eierstokken
TDF = testisdeterminerende factor
Testosteron doet gangen van wolf ontwikkelen -> transportsysteem zaadcellen
Anti-Müllerhormoon zorgt dat gangen van Müller verdwijnen
Beide hormonen niet in XX- embryo: gangen van Müller tot eileiders, baarmoeder en
bovenste deel van de vagina
Virilisatie: 9de week, bij jongen uitgroei en samensmelting van plooien voor penis en balzak
i.p.v. vagina en clitoris
Aanleiding: binding van testosteron aan een eiwit in de witte bloedcellen
Foetale ontwikkeling (vanaf 3de maand): seksuele ontwikkeling van de hersenen
Genderidentiteit: biologisch geslacht (tertiair geslachtskenmerk)
Functionele bouw van de vrouwelijke voortplantingsorganen
Eierstokken (ovaria)
- Exocriene functie: aanmaak en rijping van eicellen
- Endocriene functie: geslachtsklieren of gonaden, aanmaak van oestrogeen en progesteron
, Follikel: blaasje dat nog onrijpe eicel bevat, omgeven door follikelcellen
voeden en beschermen de eicel <-
produceren vrouwelijke geslachtshormonen <-
Eileiders
- transporteren eicel van de eierstok tot de in de baarmoeder
Baarmoeder (uterus)
Baarmoederwand bevat een spierlaag. De kring- en lengtespieren duwen baby uit
Baarmoederslijmvlies: bindweefsellaag met slijmvliezen
Verandert van dikte en bouw tijdens cyclus
Rijke doorbloeding: - aanvoer van hormonen
-aanvoer van voedingsstoffen embryo
Baarmoederhals produceert slijmprop tegen lichaamsvreemde
cellen of stoffen
Vagina of schede
Wand is rekbaar door bindweefsel
Binnenwand bekleed met slijmvlies in dwarse plooien
- slijmvliesepitheel bevat glycogeen met melkzuurbacteriën
bescherming tegen infecties <-
Maagdenvlies (hymen): sluit schede af
Oögenese of eicelvorming
Vorming van primaire follikels voor de geboorte
Na indifferente periode in schors van ovaria kiemcellen door mitose
-> voorlopercellen van eicellen of oögoniën
Oögoniën starten al voor de geboorte met meiose
Eicel in vorming: primaire oöcyt (2n), omgeven door follikelcellen