Opdracht 4:
De bronnen die gebruikt zijn voor deze opdracht zijn verschillende volkstellingen. De
volkstellingen tot en met 1971 zijn van oorsprong niet digitaal, maar zijn inmiddels
gedigitaliseerd. De volkstelling van 2001 is wel van oorsprong digitaal. De gedigitaliseerde
bronnen zijn gedeeltelijk te zien in Excel bestanden, maar dit is niet voor elke volkstelling het
geval. Zo is de volkstelling van 1971 een pdf bestand. De volkstelling van 2001 is onder
andere te zien in een Excel bestand. Het origineel van de gedigitaliseerde bronnen wordt nog
steeds bewaard. De gedigitaliseerde bronnen zijn te vinden op een website die mogelijk is
gemaakt door het CBS, het Nederlands instituut voor wetenschappelijke informatiediensten en
de koninklijke Nederlandse academie van wetenschappen. De volkstelling van 2001 staat op
de website van het CBS zelf. De bronnen zijn op verschillende momenten gemaakt. Ze zijn
immers vlak na de volkstellingen zelf gemaakt. De gedigitaliseerde volkstellingen zijn
kopieën aangezien het origineel op papier gemaakt is. De uit oorsprong digitale volkstelling
van 2001 is een origineel maar door het te downloaden krijg je een kopie te zien, het is dan
immers bewerkbaar. De volkstellingen verschaffen de basisinformatie voor de statistische
beschrijving van de bevolking. In de twintigste eeuw zijn de volkstellingen daarnaast
uitgebreid en bevatten ze sindsdien meer informatie over de bevolking, bijvoorbeeld
huwelijksvruchtbaarheid. De volkstellingen zijn gemaakt in opdracht van de staat.
Door de volkstellingen wordt een grote hoeveelheid informatie beschikbaar gesteld
voor de staat, maar ook voor de burgers. Iedereen kan de tellingen namelijk inzien. De
tellingen zijn cijfers over de samenleving en is objectief. Tegenwoordig worden de
volkstellingen gedaan op basis van een steekproef, maar vroeger waren het integrale tellingen.
Het is een directe reflectie van de weergave, hoewel in mindere mate voor de steekproeven.
Deze zijn indirecter. De bronnen zelf zijn in goede kwaliteit. Wel zijn ze moeilijk te vinden
voor leken. Elke volkstelling is anders opgesteld en daardoor is het onduidelijk om specifieke
bronnen te vinden. De bron laat bewust de cijfers zien die zijn verzamelt. De bron laat niets
onbewust zien. de cijfers zijn immers bewust verzameld. De volkstellingen zijn niet consistent
in jaartallen maar wel in wat ze laten zien. Voor onderzoek naar inwonersaantal, huisvestiging
of om informatie over gemeenten te verzamelen zijn het geschikte bronnen. De bron kan voor
een feitelijke weergave worden ingezet.
Tot slot de voor- en nadelen voor een presentatie in absolute en relatieve cijfers. Door
in absolute cijfers te werken heeft de onderzoeker/lezer een duidelijk beeld van de situatie. Dit
heeft echter wel nadelen. Door in relatieve cijfers te werken kan de onderzoeker/lezer een
beeld van de situatie schetsen. Dan worden de cijfers immers in vergelijking gebracht.
De bronnen die gebruikt zijn voor deze opdracht zijn verschillende volkstellingen. De
volkstellingen tot en met 1971 zijn van oorsprong niet digitaal, maar zijn inmiddels
gedigitaliseerd. De volkstelling van 2001 is wel van oorsprong digitaal. De gedigitaliseerde
bronnen zijn gedeeltelijk te zien in Excel bestanden, maar dit is niet voor elke volkstelling het
geval. Zo is de volkstelling van 1971 een pdf bestand. De volkstelling van 2001 is onder
andere te zien in een Excel bestand. Het origineel van de gedigitaliseerde bronnen wordt nog
steeds bewaard. De gedigitaliseerde bronnen zijn te vinden op een website die mogelijk is
gemaakt door het CBS, het Nederlands instituut voor wetenschappelijke informatiediensten en
de koninklijke Nederlandse academie van wetenschappen. De volkstelling van 2001 staat op
de website van het CBS zelf. De bronnen zijn op verschillende momenten gemaakt. Ze zijn
immers vlak na de volkstellingen zelf gemaakt. De gedigitaliseerde volkstellingen zijn
kopieën aangezien het origineel op papier gemaakt is. De uit oorsprong digitale volkstelling
van 2001 is een origineel maar door het te downloaden krijg je een kopie te zien, het is dan
immers bewerkbaar. De volkstellingen verschaffen de basisinformatie voor de statistische
beschrijving van de bevolking. In de twintigste eeuw zijn de volkstellingen daarnaast
uitgebreid en bevatten ze sindsdien meer informatie over de bevolking, bijvoorbeeld
huwelijksvruchtbaarheid. De volkstellingen zijn gemaakt in opdracht van de staat.
Door de volkstellingen wordt een grote hoeveelheid informatie beschikbaar gesteld
voor de staat, maar ook voor de burgers. Iedereen kan de tellingen namelijk inzien. De
tellingen zijn cijfers over de samenleving en is objectief. Tegenwoordig worden de
volkstellingen gedaan op basis van een steekproef, maar vroeger waren het integrale tellingen.
Het is een directe reflectie van de weergave, hoewel in mindere mate voor de steekproeven.
Deze zijn indirecter. De bronnen zelf zijn in goede kwaliteit. Wel zijn ze moeilijk te vinden
voor leken. Elke volkstelling is anders opgesteld en daardoor is het onduidelijk om specifieke
bronnen te vinden. De bron laat bewust de cijfers zien die zijn verzamelt. De bron laat niets
onbewust zien. de cijfers zijn immers bewust verzameld. De volkstellingen zijn niet consistent
in jaartallen maar wel in wat ze laten zien. Voor onderzoek naar inwonersaantal, huisvestiging
of om informatie over gemeenten te verzamelen zijn het geschikte bronnen. De bron kan voor
een feitelijke weergave worden ingezet.
Tot slot de voor- en nadelen voor een presentatie in absolute en relatieve cijfers. Door
in absolute cijfers te werken heeft de onderzoeker/lezer een duidelijk beeld van de situatie. Dit
heeft echter wel nadelen. Door in relatieve cijfers te werken kan de onderzoeker/lezer een
beeld van de situatie schetsen. Dan worden de cijfers immers in vergelijking gebracht.
