Politieke grondrechten
Week 1 – Inleiding en achtergrond vrijheid van
meningsuiting
Grondslagen
De grondslagen die worden aangevoerd voor de vrijheid van meningsuiting zijn:
1. Zelfontplooiing;
2. Waarheidsvinding;
3. Democratie.
Wat de grondslag is voor vrijheid van meningsuiting bepaalt de reikwijdte van het grondrecht. Als de
grondslag voor de vrijheid van meningsuiting zelfontwikkeling is, zal dit niet zoveel invloed hebben op de
vrijheid om een artikel te publiceren. Indien democratie de grondslag is, is porno minder relevant.
Alle (vrijheids)rechten zijn van belang voor ontplooiing. De vrijheid van meningsuiting is speciaal omdat
deze of met de kern van de persoon is verbonden of nodig is om voor ontvangers van informatie bewuste
keuzes mogelijk te maken.
Iedere mening kan een bijdrage leveren aan het proces van waarheidsvinding volgens Mill. Een
afwijkende mening kan soms juister zijn dan de heersende opinie. Soms bevat deze op zijn minst een deel
van de waarheid; zelfs als een mening geheel onjuist is, zorgt zij voor contrastwerking en voor het
levendig houden van de juiste opvatting.
De vrijheid van meningsuiting dient volgens Meiklejohn in een democratie gebaseerd te worden op de
volkssoevereiniteit. Het gevolg daarvan is dat aan de burger die zich bezighoudt met politieke
meningsvorming, geen beperking worden opgelegd door de overheid. De burger is geen onderdaan, maar
een mede-soeverein.
Public speech vs. Private speech
Public speech kan worden gezien als openbare communicatie, de communicatie die voor iedereen
openbaar is. Private speech kan worden gezien als de niet-openbare communicatie. Voor de eerste groep
kun je als voorbeelden zien: een persconferentie, een publicatie van een nieuwsartikel of het vragenuurtje
in de Tweede Kamer. Voor de tweede groep kun je als voorbeelden zien: een persoonlijk gesprek, een
besloten vergadering of een e-mail/brief gericht aan een bepaalde groep mensen.
Beperkingen
Beschermen moraal: de heersende moraal is de maatstaf voor de toelaatbaarheid van bepaalde
uitlatingen. Bijvoorbeeld een verbod op godslastering.
Aanstoot voorkomen: Bijvoorbeeld door aanstootgevende billboards te plaatsen. De beperking die hier
opgelegd kan worden, is alleen wanneer het publiek niet aan de uitlatingen kan ontkomen. Bijvoorbeeld
als iemand een abortuskliniek wil bezoeken en daarvoor eerst door een menigte anti-abortus
demonstranten moet lopen. Aanstoot voorkomen kan met de moraal te maken hebben, maar kan nooit
een algemeen verbod zijn.
Schade tegengaan: Wanneer de moraal afneemt, er dus minder respect is, kan de maatschappij dat
moeten ontgelden. Wat leidt tot schade. De twee beperkingen lopen dus een beetje in elkaar over. Het
probleem is dat er meerdere vormen van schade zijn. In elk geval inbreuk op fysieke en financiële
belangen. Verband moet wel sterk zijn tussen de uitlating en de schade. Bijv. een politicus die negatieve
uitlatingen doet over de Islam en dat vervolgens brandbommen naar moskeeën gegooid worden te
zwak verband.
Als de meerderheid tegen iets is, dan kun je handelingen wel verbieden. Maar het verbieden van
uitlatingen gaat verder. Juist het doen van uitlatingen draagt bij aan de waarheidsvinding.
1