Sociale Wetenschappen HF2P1
Nierinsufficiëntie en psychosociale determinanten
Medische klachten en symptomen dialysepatiënten
Vermoeidheidsklachten
Spierpijn
Droge huid
Slaapproblemen
Spierkrampen
Verminderde interesse in seks
Energietekort
Psychosociale klachten en symptomen dialysepatiënten
Familiedynamieken en rolveranderingen
Dieetbeperkingen
Tijdrestricties
Functionele beperkingen (wassen, aankleden, huishouden, mobiliteit, vrijheid, sport).
Financiële mogelijkheden (medicatie, medische kosten, baanverlies).
Psychosociale determinanten dialysepatiënten
Factoren die de gezondheid positief of negatief beïnvloeden
Persoonsgebonden
o Genetisch of aangeleerd
o Locus of control; intern of extern
o Persoonlijkheid
o Overtuigingen (inspiratie of belemmering)
o Attitude
o Copingmachanismen (emotioneel en cognitief)
o Vaardigheid/zelfmanagement
o Gedrag
Leefstijl
o Eetgedrag en therapietrouw
o Beweeggedrag
o Ontspanning
o Slaap
Omgeving
o Sociale steun
Emotionele steun
Praktische steun
Informatieve steun
o Fysieke omgeving
Ruimte
Hygiëne
Symptomen hebben meer impact op de kwaliteit van leven van chronische nierpatiënten dan
nierfunctie. Traditioneel hechten behandelaars meer waarde aan meetbare variabelen, zoals
nierfunctie. Uit vragenlijsten bleek dat fysieke en mentale symptomen een grote invloed hebben op de
kwaliteit van leven van deze patiënten. Ze hebben bijvoorbeeld last van jeuk, somberheid en
vermoeidheid. Klinische variabelen, zoals nierfunctie hadden geen enkele invloed op de kwaliteit van
leven.
Nu blijkt dat dat weinig zegt over hoe de patiënt zich voelt, is het tijd om tijdens polikliniekbezoeken
meer aandacht te gaan besteden aan symptomen.
We weten nu dat symptomen belangrijk zijn, maar dan wil je natuurlijk ook interventies bedenken om
ze te verlichten en de kwaliteit van leven te verbeteren. Hoe kunnen we ingrijpen en zijn er wellicht
bepaalde symptomen die meer invloed hebben dan andere? Die vragen liggen nog open.
,Evi Aldenzee Sociale Wetenschappen HF2P1
Maar: geef patiënten/cliënten medebehandelaarschap! Cliënt is expert!
ALGEMEEN Bedenk wat het juiste moment is om de eenvoudige tool te introduceren. Dit kan zijn
tijdens een intakegesprek. Maar het kan ook zijn dat het voor een persoon prettiger werkt op het
moment dat er een vertrouwensband is opgebouwd. Het kan ook ingezet worden op het moment dat
de standaardbehandeling vastloopt. Neem de tijd. Soms lukt het niet om de gehele tool in één
gespreksmoment te bespreken. Het opsplitsen in twee gespreksmomenten kan ook. Vraag goed door.
Tips: pas de principes van motiverende gespreksvoering of geweldloze communicatie toe. Neem
daarbij een neutrale houding aan: niks is goed of fout. Sluit aan op de persoon. Probeer de eigen
kracht en regie van de persoon aan te spreken. Bied hier voldoende ondersteuning bij. Zet in op het
versterken van het zelfvertrouwen van de persoon. Benoem (kleine) haalbare doelen en concrete
acties die daarbij horen waardoor positieve ervaringen ontstaan. Probeer zo veel mogelijk aan te
sluiten bij de context van de persoon waarmee je in gesprek bent. Bijvoorbeeld een vraag uit de tool:
“Kan je werken?”. Dit kan ook vrijwilligerswerk zijn wanneer dit voor de persoon geldt. Het toespitsen
op de context van de persoon maakt het meer herkenbaar en begrijpelijker.
Groeiachterstand en eetproblematiek
Factoren die van invloed zijn op de biologische kwetsbaarheid van de ouder-kind relatie tijdens de
zwangerschap en na de geboorte:
Middelenmisbruik bij de moeder gedurende de zwangerschap.
Erg laag geboortegewicht.
Extreme prematuriteit (tussen 24-27 weken)
Chronische angst/ paniek bij de moeder/ stress gedurende zwangerschap.
Aangeboren afwijkingen/ziekte/ernstige ontwikkelingsvertraging
De baby/peuter verzet zich tegen vasthouden door de verzorger.
De baby/peuter heeft een ‘moeilijk’ temperament/ extreem veel huilen.
Groeiachterstand/ voedingsproblemen/ ondervoeding.
Regulatieproblemen en/of zintuigelijke over- of onder gevoeligheid
Baby/peuter is erg passief en reageert weinig op contactaanbod.
Risicofactoren van invloed op het ontstaan/ in stand houden van de groeiachterstand:
Chronische somatische aandoeing
Psychiatrische en/of verslavingsproblemen zoals (postpartum)depressie bij moeder of
depressie/ADHD/middelenstoornis bij vader
Moeder heef tin haar jeugd mishandeling meegemaakt.
Alcoholgebruik bij moeder (1 tot 3 glazen per week) of actief roken van moeder tijdens de
zwangerschap.
Één van de volgende kenmerken binnen opvoedstijlen:
o Niet sensitief
o Niet betrokken
o Geen emotionele warmte
o Geen eisen stellen aan zelfcontrole en discipline van het kind
o Vijandig
o Afwijzend
o Gebruik makend van strenge straffen of overbeschermend
o Weinig vertrouwen in de eigen opvoedcompetenties
Psychosociale determinanten van invloed op groeiachterstand:
Geestelijke en lichamelijke mishandeling
Verwaarlozing
Seksueel misbruik
Armoede
Stress
Depressie
Hoge werkbelasting in de vorm van nachtdiensten
Onregelmatige dienst of ploegendienst
Zwaar tillen
, Evi Aldenzee Sociale Wetenschappen HF2P1
Factoren in relatie tussen ouder en kind van invloed op het ontstaan van groeiachterstand:
Onveilig vermijdend of gedesorganiseerde gehechtheidsrelatie tussen ouder en kind.
Éénouder gezin
Ingrijpende gebeurtenissen zoals echtscheiding.
Omgevingsfactoren:
Lage Sociaal Economische Status (SES, lage opleiding en/of laag inkomen)
Achtergestelde woonomgeving (wijk met veel werkeloosheid en laag inkomen en
opleidingsniveau).
Beschermende factoren:
Het kind
o Intelligentie en zelfvertrouwen
o Veerkracht
o Probleemoplossingsvaardigheden
o Sociale vaardigheden
o Emotieregulatie
o Copingstijl: cognitieve en gedragsmatige inspanningen om interne en/of externe eisen
en conflicten die daarmee samenhangen te overwinnen, te verminderen of te
tolereren.
De ouder
o Ouder kind interactie; toegankelijk
o Warme sensitieve en responsieve opvoedstijl en goede band met ouders
o Sensitiviteit bij moeder
o Inlevingsvermogen bij vader
o ‘Zorgeloosheid’ in het gezin
Meso-niveau
o Sociale omgeving als stabiele omgeving die sensitief is voor de
ontwikkelingsbehoeften van een kind, bescherming biedt tegen grote bedreigingen en
kansen geeft om te leren van uitdagingen.
o Sociale omgeving als omgeving die responsief, emotioneel ondersteunend en
passend bij de ontwikkelingsfase van een kind is.
o Veilige (personen) in de buurt
o Veiligheid op school
o Sociale steun vanuit informele netwerk van de ouders
Macro niveau:
o Sociaaleconomische omstandigheden: goed inkomen of goede opleiding
o Normen en waarden in overeenstemming met dominante cultuur.
o Sociaal stabiel en politiek klimaat
o Open tolerante samenleving
Paramedische disciplines waarmee je kunt samenwerken bij een vermoeden dat psychosociale
determinanten een rol spelen bij het ontstaan en/of in stand houden van de groeiachterstand:
Organische problematiek
o Arts
o Logopedist
o Ergotherapeut
o Fysiotherapeut/ Cesartherapeut
o SI-therapeut (S.I therapie is er voor klachten rondom prikkelverwerking)
o Lactatiekundige
Cognitieve processen
o Orthopedagoog
o Psycholoog
o Leerkrachten op school