beschrijven, met inbegrip van het slikken, braken en de
stofwisselingsprocessen op celniveau (vet - eiwit en
suikerstofwisseling)
De maag/ventriculus/gaster
Functies
o Tijdelijke opslag
o Kneding
o Chemische afbraak (zoals eiwitten d.m.v. het enzym pepsine)
o Doden ziektekiemen (door de lage pH, door de zuren die in de maag zitten)
o Productie van de intrinsieke factor (zorgt ervoor dat vitamine B12 kan worden
opgenomen en geproduceerd)
o Maagwand geplooid
Sterkte musculatuur
o Longitudinale laag (laag in de lengte)
o Circulaire laag (rondom)
o Schuine laag
Activiteit van de maag
1. Cefalische fase
Maagsapafgifte (gebeurt al als je eten ziet of ruikt, als voorbereiding)
2. Gastrische fase (voedsel belandt in de maag)
Knedende bewegingen
Maagsapafgifte
pH daalt sterk (om eiwitten te kunnen afbreken en de ziektekiemen te doden)
3. Intestinale fase (voedselbrij voor het eerst naar de twaalfvingerige darm)
Eerste chymus (voedselbrij) gaat door de pylorus (sluitspier)
Activiteit van de maag neemt af
Kleine beetjes worden doorgelaten (zorgt anders voor verstopping en de
twaalfvingerige darm kan niet goed tegen zuur)
,De dunne en dikke darm
Dunne darm
Belangrijkst voor resorptie van voedingsstoffen
Totaal ongeveer 6 meter
o Duodenum (twaalfvingerige darm)
o Jejunum (nuchtere darm), bij lijkschouwingen leeg
o Ileum (kronkeldarm)
Oppervlakte vergroting (is nodig om veel voedingsstoffen op te nemen)
o Darmplooien
o Villi (darmvlokken)
o Microvilli (nog kleinere darmvlokken)
Capillairen netwerk (die zitten in de microvilli), voedingsstoffen worden afgevoerd en het
zuurstof dat nodig is voor de opname wordt aangevoerd
Voedingsstoffen afvoer via portader, naar de lever
Verteringssappen
o Darmsap, darmsapenzymen verteren koolhydraat en eiwitten
o Pancreassap (alvleesklier)
o Gal (aangemaakt in de lever en opgeslagen in de galblaas), gal emulgeert vetten
Dikke darm/colon (belangrijkste functie is het onttrekken van vocht)
o Cecum (blinde darm)
o Appendix vermiforme (wormvormig aanhangsel)
o Colon ascendens (het opstijgende deel van de dikke darm)
o Colon transversum (dwarse deel)
o Colon descendes (aflopende deel)
o Colon sigmoideum (S-vormige deel, net voor de endeldarm)
o Rectum (endeldarm)
o Anus
,Functies
o Onttrekken van water (niet alleen het water wat je drinkt maar ook het water wat in de
spijsverteringssappen zit)
o Productie van vitamine K (gevormd door bacteriën in de dikke darm)
o Opslag van ontlasting (met name in de endeldarm)
Defecatiereflex (ontlastingsreflex)
Twee sluitspieren:
o M. Sphincter ani internus (interne en anale sfincter)
o M. Sphincter ani externus (externe anale sfincter), deze kun je bewust samenknijpen
, Histologie (weefselleer) spijsverteringskanaal
Van binnen naar buiten
Mucosa/slijmvlieslaag:
o Lamina propria (mucosa wordt bevochtigd door klieren vanuit de lamina propria)
o Muscularis mucosae (glad spierweefsel dat zorgt dat de villi kunnen bewegen)
Submucosa
o Bloedvaten (om zuurstof te brengen en om de voedingsstoffen die in het bloed
worden opgenomen weer terug te brengen)
o Lymfevaten (nodig om vetten in op te nemen)
o Zenuwvezels (nodig om het gladde spierweefsel te laten bewegen)
Muscularis externa (laag met spierweefsel):
o Kringspieren
o Lengte spieren
Zorgt er samen voor dat de darmperistaltiek kan plaatsvinden
o Zenuwvezels (zorgen ervoor dat de bovenste twee spierlagen worden aangestuurd)
Serosa/visceraal peritoneum (het vlies wat de darm bedenkt, is van belang om de
darmen op zijn plek te houden)
o Zit op veel plaatsen aan elkaar geplakt met het pariëtale peritoneum (buikvlies) met
vocht ertussen)
o Er worden dan een soort banden gecreëerd waaraan de darmen worden opgehangen
(mesenteria)