100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached 4.2 TrustPilot
logo-home
Summary

Samenvatting Cellen, Weefsels, Bloed en Bloedsomloop

Rating
-
Sold
1
Pages
19
Uploaded on
31-01-2015
Written in
2014/2015

Samenvatting van 19 pagina's voor het vak Anatomie, Fysiologie, Pathologie aan de ROC Midden Nederland

Institution
Course










Whoops! We can’t load your doc right now. Try again or contact support.

Written for

Institution
Study
Course

Document information

Uploaded on
January 31, 2015
Number of pages
19
Written in
2014/2015
Type
Summary

Content preview

__________________________________________________________________________________________
___

Hoofdstuk 3


3.1.1

Organel = Kleine structuur

Elke cel heeft 1 celkern, de celkern is het grootste organel van de cel.
De celkern ( nucleus ) stuurt alle stofwisselingen in de cel aan. De nucleus
bevat ook alle informatie van de erfelijke eigenschappen van het individu.

De Celkern :

- is een bolletje met een waterige inhoud = kernplasma
- Om de kernplasma bevind een vlies = kernmembraan
- De kernmembraan bevat veel openingen = kernporiën

In het kernplasma zit een groot aantal draderige structuren
Chromosomen
Chromosomen bestaan uit eiwitten, het is ingewikkeld in een molecuul
DNA
DNA = ( desoxyribonucleïnezuur )
Een mens heeft altijd 46 chromosomen. De celkern regelt alle activiteiten
van de cel dankzij het DNA ( desoxyribonucleïnezuur bevat informatie
over
het individu. )
Er bevinden ook nog andere kleine structuren, dat zijn de kernlichaampjes
ze bevatten het kernzuur RNA ( ribonucleïnezuur ) het lijkt heel erg op
DNA
maar de RNA speelt een rol bij de vorming van ribosomaal.

Eiwitsynthese : De productie van eiwit in de cel. Wanneer de cel eiwit
nodig
heeft wordt de celkern gewaarschuwd. Het stukje DNA wat nodig is wordt
gekopieerd, celkern doet dat zelf met bouwstoffen uit het kernplasma.
Het heet nu geen DNA meer maar RNA. RNA gaat via de kernporiën naar
het celplasma.

,RNA gaat naar de ribosoom. Ribosoom gaat de RNA ontcijferen en de
juiste
aminozuren in volgorde binden. Zo ontstaat het gewenste eiwit.

DNA heeft 4 verschillende basen : Adenine A, Thymine T, Cytosine C en
Guanine G. A zit altijd met T gekoppeld en C met G.

(Bijv. Zuurstof inademen —> Ademhalingsstelsel —> Bij de longblaasjes
zit dekweefsel —> dekweefsel geeft zuurstof aan de bloed —> zuurstof
bindt zich vast aan de hemoglobine(eiwit) in de bloed.)
___________________________________________________________
_
3.1.5

Mitochondriën ( 1 Mitochondrium )
Ze zijn:
- vrij groot
- langwerpig
- Gladde buitenmembraan
- sterke geplooide binnenmembraan



Binnen in vinden er stofwisselingen plaats, ze maken energie vrij voor de
cel. Ze worden ook wel energiecentrales van de cel genoemd.
___________________________________________________________
_

3.2

De cel werkt alleen als de celplasma constant blijft, daarbij speelt de
celmembraan een belangrijke rol. Celmembraan is de buitenste grens laag
van een cel.
De celmembraan scheid de celinhoud af van de buitenwereld ( andere
organismen uit de lichaam ).

De celmembraan is een heel dun vliesje. Het bestaat uit een dubbele laag
fosfolipiden met daarin meer of minder cholesterolmoleculen.
Een fosfolipide is een vetmolecuul met een kop en een staart gedeelte.
Kop = Fosfaat en de staart = Vet.

Cellen hebben altijd te maken met een omgeving wat net zo waterig is als
zich zelf. Daarom moet de celmembraan water afstotend zijn, maar ook
heel

, soepel. Dit word gedaan met de fosfolipidenlagen

De staarten liggen naar elkaar toe en de koppen liggen aan de buitenkant
van de celmembraan.
Daardoor staan ze aan de ene kant in contact met het celplasma en aan
de
andere kant met de vloeistoffen buiten de cel. Hierdoor is het
waterafstotend.

In de dubbele fosfolipidenlaag zitten de eiwitmoleculen. Functie van deze
moleculen is het ontvangen en doorgeven van boodschappen=
Receptoreiwit.

Er zijn ook eiwitten die afsluitbare kanaaltjes vormen en worden
membraanporiën genoemd.

Aan de buitenkant van de celmembraan kunnen suikermoleculen
vastzitten.
Zij hechten zich aan de eiwitten en de vetten en steken ver uit.
Zo’n complex van de moleculen wordt een glycocalix genoemd.
Een glycocalix hoort bij 1 type cel. Zo kunnen de cellen elkaar herkennen.




4.

Omgeving buiten de cel = extracellulaire ruimte
Binnen de cel = intracellulaire ruimte

Bij passief transport stromen stoffen vanzelf in of uit de cel, via de
celmembraan.

Bij actief transport steekt de cel energie in om grotere deeltjes en stoffen
in
en uit te brengen.
$3.63
Get access to the full document:

100% satisfaction guarantee
Immediately available after payment
Both online and in PDF
No strings attached

Get to know the seller
Seller avatar
EnesYigitsoy

Also available in package deal

Get to know the seller

Seller avatar
EnesYigitsoy ROC Midden Nederland
Follow You need to be logged in order to follow users or courses
Sold
6
Member since
10 year
Number of followers
7
Documents
4
Last sold
5 year ago

0.0

0 reviews

5
0
4
0
3
0
2
0
1
0

Why students choose Stuvia

Created by fellow students, verified by reviews

Quality you can trust: written by students who passed their tests and reviewed by others who've used these notes.

Didn't get what you expected? Choose another document

No worries! You can instantly pick a different document that better fits what you're looking for.

Pay as you like, start learning right away

No subscription, no commitments. Pay the way you're used to via credit card and download your PDF document instantly.

Student with book image

“Bought, downloaded, and aced it. It really can be that simple.”

Alisha Student

Frequently asked questions