IMT spiekbrief
Week 1:
Drie punten wetenschap
- Systematisch empirisme
- Publieke verificatie
- Oplosbaar probleem
Doelen wetenschappelijk onderzoek:
- Beschrijving
- Voorspelling
- Verklaring
Categorieën gedragsonderzoek
- Descriptief
- Correlationeel
- Experimenteel
- Quasi-experimenteel
Empirische cyclus
- Observatie Inductie deductie toetsing evaluatie
2 soorten definities
- Conceptueel : abstract (woordenboek)
- Operationeel : concreet (meetbaar)
Variabiliteit : beschrijven, voorspellen en verklaren van verschillen in gedrag en mentale
processen tussen mensen.
Variantie : s2y =
∑ (Y ij− y gem )2
(n−1)
Totale variantie = systematische variantie (ss tussen) + foutenvariantie (ss binnen)
systematisc h e variantie
Effect size: (variance accounted for) VAF =
totale variantie
Cohen: (maat voor sterkte relatie) zwak .01, gemiddeld .06, sterk .15
Bewijs:
- Theorieën kunnen niet bewezen worden, hypotheses wel.
- Positief bewijs: logisch onmogelijk
- Negatief bewijs: praktisch onmogelijk
Schema: cognitief referentiekader
, Week 2:
Meetniveaus
- Nominaal labels
- Ordinaal volgorde
- Interval gelijke afstanden, maar nulpunt arbitrair
- Ratio vast nulpunt, maar eenheid arbitrair
Data verzamelingsmethode
- Observatie directe observatie gedrag
- Fysiologische en neurowetenschappelijke methode gedrag etc. ontstaat uit
meetbare processen
- Zelfrapportage vragenlijsten, interviews
o Response bias: ‘sociale wenselijkheid’ en ‘ja-knikken, nee-schudden’
- Archiefonderzoek nadeel: geen controle voor onderzoeker
Fysiologisch en neurologisch:
- Metingen van neurale elektrische activiteit
- Neuro imaging
- Activiteit van het autonomische zenuwstelsel
- Bloed en speeksel
- Uiterlijke responsen
Steekproeven:
moeten representatief zijn voor populatie
sampling frame : lijst van alle individuen populatie
sampling error: verschil tussen steekproef en daadwerkelijke populatie
1: kans steekproeven
- Simpele random steekproef (SRS): iedere persoon in populatie maakt even grote kans
- Systematische steekproef: per iedere x aantal mensen wordt steekproef afgenomen
- Gestratificeerde random steekproef: populatie eerst in subgroepen
- Clustersteekproef: als i.p.v. personen, groepen of clusters als proef worden genomen
2: niet-kans steekproeven
- Gelegenheidssteekproef: mensen die makkelijk beschikbaar zijn
- Quota steekproef: gelegenheid maar dan met voorbedachte proporties
- Doelgerichte steekproef: specifieke bewust gekozen als vertegenwoordigers van
groter geheel
Power: mate waarin een onderzoek in staat is de effecten van de onderzochte variabelen te
detecteren
Week 1:
Drie punten wetenschap
- Systematisch empirisme
- Publieke verificatie
- Oplosbaar probleem
Doelen wetenschappelijk onderzoek:
- Beschrijving
- Voorspelling
- Verklaring
Categorieën gedragsonderzoek
- Descriptief
- Correlationeel
- Experimenteel
- Quasi-experimenteel
Empirische cyclus
- Observatie Inductie deductie toetsing evaluatie
2 soorten definities
- Conceptueel : abstract (woordenboek)
- Operationeel : concreet (meetbaar)
Variabiliteit : beschrijven, voorspellen en verklaren van verschillen in gedrag en mentale
processen tussen mensen.
Variantie : s2y =
∑ (Y ij− y gem )2
(n−1)
Totale variantie = systematische variantie (ss tussen) + foutenvariantie (ss binnen)
systematisc h e variantie
Effect size: (variance accounted for) VAF =
totale variantie
Cohen: (maat voor sterkte relatie) zwak .01, gemiddeld .06, sterk .15
Bewijs:
- Theorieën kunnen niet bewezen worden, hypotheses wel.
- Positief bewijs: logisch onmogelijk
- Negatief bewijs: praktisch onmogelijk
Schema: cognitief referentiekader
, Week 2:
Meetniveaus
- Nominaal labels
- Ordinaal volgorde
- Interval gelijke afstanden, maar nulpunt arbitrair
- Ratio vast nulpunt, maar eenheid arbitrair
Data verzamelingsmethode
- Observatie directe observatie gedrag
- Fysiologische en neurowetenschappelijke methode gedrag etc. ontstaat uit
meetbare processen
- Zelfrapportage vragenlijsten, interviews
o Response bias: ‘sociale wenselijkheid’ en ‘ja-knikken, nee-schudden’
- Archiefonderzoek nadeel: geen controle voor onderzoeker
Fysiologisch en neurologisch:
- Metingen van neurale elektrische activiteit
- Neuro imaging
- Activiteit van het autonomische zenuwstelsel
- Bloed en speeksel
- Uiterlijke responsen
Steekproeven:
moeten representatief zijn voor populatie
sampling frame : lijst van alle individuen populatie
sampling error: verschil tussen steekproef en daadwerkelijke populatie
1: kans steekproeven
- Simpele random steekproef (SRS): iedere persoon in populatie maakt even grote kans
- Systematische steekproef: per iedere x aantal mensen wordt steekproef afgenomen
- Gestratificeerde random steekproef: populatie eerst in subgroepen
- Clustersteekproef: als i.p.v. personen, groepen of clusters als proef worden genomen
2: niet-kans steekproeven
- Gelegenheidssteekproef: mensen die makkelijk beschikbaar zijn
- Quota steekproef: gelegenheid maar dan met voorbedachte proporties
- Doelgerichte steekproef: specifieke bewust gekozen als vertegenwoordigers van
groter geheel
Power: mate waarin een onderzoek in staat is de effecten van de onderzochte variabelen te
detecteren