1 Inleiding
Orgaancultuur volledige organen of intacte orgaanfragmenten kweken.
Celcultuur cellen verwijderen van orgaan vooraleer men ze in een cultuur brengen.
In vitro cellen gekweekt buiten het lichaam.
In vivo gebruikt van volledig levend organisme.
Weefselkweek kloneren van planten onder steriele condities
Genetisch gemodificeerde planten: kenmerk wordt doorgegeven aan volgende
generatie.
Callus= ongedifferentieerde cellen.
1.1 Arabidopsis Thaliana/ zandraket
- Genoom volledig gekend
- Ontwikkeling en groei goed gekarakteriseerd
Floral dip= transformatie met agrobacterium tumefaciens om vreemd DNA in plantencel te brengen.
Gebruik: resistentie in plant te bouwen.
1.1.1 Agrobacterium tumefaciens
- Gram negatieve bacterie
- Staafvormig
- Veroorzaakt kroongalziekte
- Bevat TI (Tumor Inducerend) plasmide
2 Hoe brengt men cellen in cultuur?
Dierlijke cellen
- weefsel → cellen
Primaire cultuur - hechten aan oppervlak
- delen en groeien
Hoe?
Explant cultuur Enzymatische dissociatie
2.1 Primaire cultuur
2.1.1 Explant cultuur (biopten)
Stukjes weefsel op glas/speciaal behandeld plastiek → onderdompelen in medium → individuele
cellen hechten en groeien.
2.1.2 Enzymatische dissociatie
Proces versnellen door toevoegen proteolytische enzymen (trypsine, collagenase, pronase).
Enzymen lossen matrix op die cellen bij elkaar houdt → suspensie van individuele cellen → in
cultuurflessen waar ze gaan delen en groeien.
AD Labcluster 3FBT: Celkweek 1
, 2.1.3 Cellijnen
ATCC= American Type Culture Collection
MCF-7= borstkankercellijn
Uitwisseling tussen laboratoria → problemen met contaminatie, verwisseling en vermenging.
2.2 Subculturen
Gehechte cellen - confluente cellen
combinatie met EDTA →
Proteolytische enzymen breken EWbindingen → cellen
loskomen van groeiopp
Serum stoppen van proteolytische reactie
celschraper: cellen fysisch verwijderen
Celsuspensie
van groeiopp.
- passage: cellen splitsen
Verdunde celsuspensie - passage nummer
- beperk voor sommige cellijnen
Confluent= wanner cellen gegroeid zijn en het volledige beschikbare cultuuroppervlak bedekt is.
EDTA:
- Enkel gebruikt om cellen los te maken
- Minder destructief dan trypsine (breekt EWbindingen af die cellen met cultuuropp. verbindt)
- Bind calcium (nodig bij binding)
2.3 Groeipatroon
Lag – log – plateau – veroudering/celdood
Rust/Lagfase= opstart, duur afh. van celtype, dichtheid, medium en
voorbehandeling.
Logfase= hoogste metabole activiteit
Plateau fase= stationaire fase= confluentie
Cellen best splitsen aan het einde van de logfase.
2.4 Celcultuur systemen
Adherente cellen Getransformeerde cellen
Hechtingsafhankelijke cellen Niet hechtingsafhankelijke cellen
Monolaag culturen Suspensieculturen
Normale cellen Verandering van intrinsieke eigenschappen
Speciaal weefselkweek behandelde flessen Roterende flessen/ erlenmeyer
T-flessen, roterende flessen Constant schudden → actief blijven cellen
Microtiterplaat Moeilijk in schatten wanneer cellen doorgezet
AD Labcluster 3FBT: Celkweek 2
Orgaancultuur volledige organen of intacte orgaanfragmenten kweken.
Celcultuur cellen verwijderen van orgaan vooraleer men ze in een cultuur brengen.
In vitro cellen gekweekt buiten het lichaam.
In vivo gebruikt van volledig levend organisme.
Weefselkweek kloneren van planten onder steriele condities
Genetisch gemodificeerde planten: kenmerk wordt doorgegeven aan volgende
generatie.
Callus= ongedifferentieerde cellen.
1.1 Arabidopsis Thaliana/ zandraket
- Genoom volledig gekend
- Ontwikkeling en groei goed gekarakteriseerd
Floral dip= transformatie met agrobacterium tumefaciens om vreemd DNA in plantencel te brengen.
Gebruik: resistentie in plant te bouwen.
1.1.1 Agrobacterium tumefaciens
- Gram negatieve bacterie
- Staafvormig
- Veroorzaakt kroongalziekte
- Bevat TI (Tumor Inducerend) plasmide
2 Hoe brengt men cellen in cultuur?
Dierlijke cellen
- weefsel → cellen
Primaire cultuur - hechten aan oppervlak
- delen en groeien
Hoe?
Explant cultuur Enzymatische dissociatie
2.1 Primaire cultuur
2.1.1 Explant cultuur (biopten)
Stukjes weefsel op glas/speciaal behandeld plastiek → onderdompelen in medium → individuele
cellen hechten en groeien.
2.1.2 Enzymatische dissociatie
Proces versnellen door toevoegen proteolytische enzymen (trypsine, collagenase, pronase).
Enzymen lossen matrix op die cellen bij elkaar houdt → suspensie van individuele cellen → in
cultuurflessen waar ze gaan delen en groeien.
AD Labcluster 3FBT: Celkweek 1
, 2.1.3 Cellijnen
ATCC= American Type Culture Collection
MCF-7= borstkankercellijn
Uitwisseling tussen laboratoria → problemen met contaminatie, verwisseling en vermenging.
2.2 Subculturen
Gehechte cellen - confluente cellen
combinatie met EDTA →
Proteolytische enzymen breken EWbindingen → cellen
loskomen van groeiopp
Serum stoppen van proteolytische reactie
celschraper: cellen fysisch verwijderen
Celsuspensie
van groeiopp.
- passage: cellen splitsen
Verdunde celsuspensie - passage nummer
- beperk voor sommige cellijnen
Confluent= wanner cellen gegroeid zijn en het volledige beschikbare cultuuroppervlak bedekt is.
EDTA:
- Enkel gebruikt om cellen los te maken
- Minder destructief dan trypsine (breekt EWbindingen af die cellen met cultuuropp. verbindt)
- Bind calcium (nodig bij binding)
2.3 Groeipatroon
Lag – log – plateau – veroudering/celdood
Rust/Lagfase= opstart, duur afh. van celtype, dichtheid, medium en
voorbehandeling.
Logfase= hoogste metabole activiteit
Plateau fase= stationaire fase= confluentie
Cellen best splitsen aan het einde van de logfase.
2.4 Celcultuur systemen
Adherente cellen Getransformeerde cellen
Hechtingsafhankelijke cellen Niet hechtingsafhankelijke cellen
Monolaag culturen Suspensieculturen
Normale cellen Verandering van intrinsieke eigenschappen
Speciaal weefselkweek behandelde flessen Roterende flessen/ erlenmeyer
T-flessen, roterende flessen Constant schudden → actief blijven cellen
Microtiterplaat Moeilijk in schatten wanneer cellen doorgezet
AD Labcluster 3FBT: Celkweek 2