Medische aansprakelijkheid – Week 1 – Werkgroepopdrachten
De feiten
Patiënte is geboren in 1980. Haar medische voorgeschiedenis vermeldt epilepsie en een
galblaasoperatie. In 2011 is patiënte na een ongecompliceerde bevalling bevallen van een zoon. In
2013 is zij bevallen van een dochter met geboorteafwijkingen, waaraan het kind is overleden. Na een
spontane abortus in 2015, is patiënte in datzelfde jaar na een ongecompliceerde bevalling opnieuw
bevallen van een zoon.
Vanaf 6 januari 2017 stond patiënte voor de begeleiding van haar vijfde zwangerschap onder controle
van de tweedelijns verloskundige Barendse van ziekenhuis ‘de Goede Zorg’. De uitgerekende datum
was 8 augustus 2017. Gedurende het eerste trimester van de zwangerschap had patiënte bloedverlies
zonder duidelijke oorzaak. Bij foetale inspectie waren geen afwijkingen zichtbaar. Tussentijds echo-
onderzoek toonde geen bijzonderheden. De zwangerschap verliep ongecompliceerd.
Op 19 augustus 2017 vond een poliklinische controle plaats bij verloskundige Barendse. De
zwangerschapsduur bedroeg op dat moment 41 weken en vier dagen. In verband met de
zwangerschapsduur werd een volgende controle afgesproken voor 21 augustus 2017. Op die dag
constateerde de verloskundige dat sprake was van een naar achter gelegen baarmoeder met een
gesloten baarmoedermond. Patiënte gaf aan minder leven te voelen, wat haar verontrustte. De
verloskundige heeft hierop gynaecoloog Verlaat geraadpleegd.
De gynaecoloog heeft bij het echo-onderzoek door de verloskundige meegekeken en constateerde een
verminderde hoeveelheid vruchtwater. De arts besloot daarop een CTG te maken. Dit is om 11.45 uur
gebeurd. Om 15.00 uur is een tweede CTG gemaakt. De gynaecoloog beoordeelde beide CTG-
registraties als goed. Gezien de zwangerschapsduur besloot de gynaecoloog om patiënte op 22
augustus 2017 in te leiden.
Op 22 augustus 2017 leek patiënte bij aankomst in ziekenhuis De Goede Zorg beginnend in partu.
Vanaf 09.16 uur is de situatie van de foetus geregistreerd door middel van een CTG. Bij vaginaal
toucher door verloskundige Barendse rond 10.45 uur had patiënte 3 cm ontsluiting en was de
baarmoeder verweekt en lag hij wat meer naar het midden. De gynaecoloog verzocht de verloskundige
om de vliezen te breken (amniotomie), teneinde de bevalling op gang te brengen. De amniotomie vond
plaats om 10.48 uur. Daarbij kwam meconiumhoudend vruchtwater vrij. Om 11.41 uur is het besluit
gevallen om microbloedonderzoek te doen in verband met een geconstateerd strak CTG. Bij vaginaal
toucher om 11.48 uur constateerde de gynaecoloog 6 cm ontsluiting, waarbij het hoofdje op H1 stond.
Op basis van de uitslag van het microbloed onderzoek, met een pH van 7.02 en een BE van -9.1, stelde
de gynaecoloog om 11.48 uur de indicatie tot het verrichten van een spoedsectio. De sectio is om
12.10 uur verricht, waarna om 12.12 uur een dochter werd geboren. Het geboortegewicht bedroeg
4435 gram. De Apgar score was 1/5/8. De pH bedroeg 6.98 en de BE -8.6. Het kind werd direct aan
kinderarts De Wijs overgedragen. De tweede dag na de geboorte is het kind overgeplaatst naar
ziekenhuis Het Gasthuis in verband met nierinsufficiëntie mogelijk als gevolg van zuurstoftekort.
Inmiddels is het drie jaar later en blijkt het kind zich niet goed te hebben ontwikkeld. Er zijn meerdere
artsen geraadpleegd, die zich een mening hebben gevormd over de ontwikkelingsachterstand.
Aanvullende informatie
Uit het medisch dossier – dat in het ziekenhuis ligt en op verzoek van patiënte aan haar is overhandigd
– blijkt dat de CTG-registratie om 09.16 uur is aangevangen. Het CTG vertoont vanaf dat tijdstip een
strak beeld. Er is nagenoeg geen sprake van variabiliteit, er zijn geen acceleraties waarneembaar en er
zijn flauwe declaraties te zien. Na drie kwartier vertoonde de CTG-registratie nog altijd een duidelijk
strak beeld. Dit beeld bleef aanhouden.
Er bestaat geen protocol op de afdeling gynaecologie.
1
De feiten
Patiënte is geboren in 1980. Haar medische voorgeschiedenis vermeldt epilepsie en een
galblaasoperatie. In 2011 is patiënte na een ongecompliceerde bevalling bevallen van een zoon. In
2013 is zij bevallen van een dochter met geboorteafwijkingen, waaraan het kind is overleden. Na een
spontane abortus in 2015, is patiënte in datzelfde jaar na een ongecompliceerde bevalling opnieuw
bevallen van een zoon.
Vanaf 6 januari 2017 stond patiënte voor de begeleiding van haar vijfde zwangerschap onder controle
van de tweedelijns verloskundige Barendse van ziekenhuis ‘de Goede Zorg’. De uitgerekende datum
was 8 augustus 2017. Gedurende het eerste trimester van de zwangerschap had patiënte bloedverlies
zonder duidelijke oorzaak. Bij foetale inspectie waren geen afwijkingen zichtbaar. Tussentijds echo-
onderzoek toonde geen bijzonderheden. De zwangerschap verliep ongecompliceerd.
Op 19 augustus 2017 vond een poliklinische controle plaats bij verloskundige Barendse. De
zwangerschapsduur bedroeg op dat moment 41 weken en vier dagen. In verband met de
zwangerschapsduur werd een volgende controle afgesproken voor 21 augustus 2017. Op die dag
constateerde de verloskundige dat sprake was van een naar achter gelegen baarmoeder met een
gesloten baarmoedermond. Patiënte gaf aan minder leven te voelen, wat haar verontrustte. De
verloskundige heeft hierop gynaecoloog Verlaat geraadpleegd.
De gynaecoloog heeft bij het echo-onderzoek door de verloskundige meegekeken en constateerde een
verminderde hoeveelheid vruchtwater. De arts besloot daarop een CTG te maken. Dit is om 11.45 uur
gebeurd. Om 15.00 uur is een tweede CTG gemaakt. De gynaecoloog beoordeelde beide CTG-
registraties als goed. Gezien de zwangerschapsduur besloot de gynaecoloog om patiënte op 22
augustus 2017 in te leiden.
Op 22 augustus 2017 leek patiënte bij aankomst in ziekenhuis De Goede Zorg beginnend in partu.
Vanaf 09.16 uur is de situatie van de foetus geregistreerd door middel van een CTG. Bij vaginaal
toucher door verloskundige Barendse rond 10.45 uur had patiënte 3 cm ontsluiting en was de
baarmoeder verweekt en lag hij wat meer naar het midden. De gynaecoloog verzocht de verloskundige
om de vliezen te breken (amniotomie), teneinde de bevalling op gang te brengen. De amniotomie vond
plaats om 10.48 uur. Daarbij kwam meconiumhoudend vruchtwater vrij. Om 11.41 uur is het besluit
gevallen om microbloedonderzoek te doen in verband met een geconstateerd strak CTG. Bij vaginaal
toucher om 11.48 uur constateerde de gynaecoloog 6 cm ontsluiting, waarbij het hoofdje op H1 stond.
Op basis van de uitslag van het microbloed onderzoek, met een pH van 7.02 en een BE van -9.1, stelde
de gynaecoloog om 11.48 uur de indicatie tot het verrichten van een spoedsectio. De sectio is om
12.10 uur verricht, waarna om 12.12 uur een dochter werd geboren. Het geboortegewicht bedroeg
4435 gram. De Apgar score was 1/5/8. De pH bedroeg 6.98 en de BE -8.6. Het kind werd direct aan
kinderarts De Wijs overgedragen. De tweede dag na de geboorte is het kind overgeplaatst naar
ziekenhuis Het Gasthuis in verband met nierinsufficiëntie mogelijk als gevolg van zuurstoftekort.
Inmiddels is het drie jaar later en blijkt het kind zich niet goed te hebben ontwikkeld. Er zijn meerdere
artsen geraadpleegd, die zich een mening hebben gevormd over de ontwikkelingsachterstand.
Aanvullende informatie
Uit het medisch dossier – dat in het ziekenhuis ligt en op verzoek van patiënte aan haar is overhandigd
– blijkt dat de CTG-registratie om 09.16 uur is aangevangen. Het CTG vertoont vanaf dat tijdstip een
strak beeld. Er is nagenoeg geen sprake van variabiliteit, er zijn geen acceleraties waarneembaar en er
zijn flauwe declaraties te zien. Na drie kwartier vertoonde de CTG-registratie nog altijd een duidelijk
strak beeld. Dit beeld bleef aanhouden.
Er bestaat geen protocol op de afdeling gynaecologie.
1
