Hoofdstuk 1: Marco-economische kengetallen
Paragraaf 1.1: Het binnenlands product
- BBP (Bruto binnenlands product): De waarde van alle in een land geproduceerde goederen
en diensten in een jaar.
- Inflatie kan een oorzaak zijn voor de stijging van het BBP.
- Bruto toegevoegde waarde = TO- kosten ingekochte goederen en diensten.
- De optelsom van alle bruto toegevoegde waarden die in een land gedurende een jaar zijn
gemaakt, is gelijk aan het bbp.
- Stel in 1995 telde NL 15,5 miljoen inwoners en in 2014 16,9.
- In 2014 waren er in Nl dus veel meer mensen die toegevoegde waarde konden creëren.
- Om rekening te houden met het aantal inwoners in een land, deel je et bbp door het aantal
inwoners.
- BBP per hoofd van de bevolking = BBP: aantal inwoners.
- Dit wordt aangeduid als het gemiddelde inkomen.
- Bijdrage aan BBP is de bruto toegevoegde waarde.
- Productie voegt niet alleen waarde toe, maar veroorzaakt ook waardevermindering.
- Machines zijn na verloop van tijd namelijk aan vervanging toe.
- Deze afschrijvingen verlagen de waarde van de kapitaalgoederen.
- Bij bruto toegevoegde waarde wordt er geen rekening gehouden met de afschrijvingen.
- Bij netto toegevoegde waarde wordt er wel rekening gehouden met de afschrijvingen.
- Netto toegevoegde waarde = Bruto toegevoegde waarde – afschrijvingen.
- Netto binnenlandsproduct (nbp): optelsom van alle netto toegevoegde waarden.
- Nbp = bbp – afschrijvingen
, Paragraaf 1.2: Het binnenlands inkomen
- Nbp kan je ook berekenen door alle primaire inkomens bij elkaar op te tellen.
- 4 productiefactoren:
- KANO
- K= kapitaal (rente)
- A= arbeid (salaris)
- N= Natuur (pacht/huur)
- O= ondernemerschap (winst)
- Hierboven zijn primaire inkomens: Inkomen dat verdiend wordt met het ter beschikking
stellen van een productiefactor.
- Optelsom van alle primaire inkomens is het totale bedrag dat in een land aan inkomen
verdiend wordt. (netto binnenlands inkomen)
- Andere inkomen, zoals uitkeringen worden uit de primaire inkomens gehaald.
- Secundaire inkomens zijn van de overheid.
- Het totaal aan primaire inkomen is het netto binnenlands inkomen (nbi)
- Netto binnenlands inkomen = Bruto binnenlands inkomen – afschrijvingen.
- Netto binnenlands inkomen is altijd gelijk aan het netto binnenlands product (nbi=nbp).
- Nationaal inkomen: De optelsom van alle primaire inkomen die door ingezetenen van een
land gedurende een jaar worden verdiend. (netto binnenlands inkomen).
- Nationaal inkomen houdt rekening met de herkomst van productiefactoren.
Paragraaf 1.1: Het binnenlands product
- BBP (Bruto binnenlands product): De waarde van alle in een land geproduceerde goederen
en diensten in een jaar.
- Inflatie kan een oorzaak zijn voor de stijging van het BBP.
- Bruto toegevoegde waarde = TO- kosten ingekochte goederen en diensten.
- De optelsom van alle bruto toegevoegde waarden die in een land gedurende een jaar zijn
gemaakt, is gelijk aan het bbp.
- Stel in 1995 telde NL 15,5 miljoen inwoners en in 2014 16,9.
- In 2014 waren er in Nl dus veel meer mensen die toegevoegde waarde konden creëren.
- Om rekening te houden met het aantal inwoners in een land, deel je et bbp door het aantal
inwoners.
- BBP per hoofd van de bevolking = BBP: aantal inwoners.
- Dit wordt aangeduid als het gemiddelde inkomen.
- Bijdrage aan BBP is de bruto toegevoegde waarde.
- Productie voegt niet alleen waarde toe, maar veroorzaakt ook waardevermindering.
- Machines zijn na verloop van tijd namelijk aan vervanging toe.
- Deze afschrijvingen verlagen de waarde van de kapitaalgoederen.
- Bij bruto toegevoegde waarde wordt er geen rekening gehouden met de afschrijvingen.
- Bij netto toegevoegde waarde wordt er wel rekening gehouden met de afschrijvingen.
- Netto toegevoegde waarde = Bruto toegevoegde waarde – afschrijvingen.
- Netto binnenlandsproduct (nbp): optelsom van alle netto toegevoegde waarden.
- Nbp = bbp – afschrijvingen
, Paragraaf 1.2: Het binnenlands inkomen
- Nbp kan je ook berekenen door alle primaire inkomens bij elkaar op te tellen.
- 4 productiefactoren:
- KANO
- K= kapitaal (rente)
- A= arbeid (salaris)
- N= Natuur (pacht/huur)
- O= ondernemerschap (winst)
- Hierboven zijn primaire inkomens: Inkomen dat verdiend wordt met het ter beschikking
stellen van een productiefactor.
- Optelsom van alle primaire inkomens is het totale bedrag dat in een land aan inkomen
verdiend wordt. (netto binnenlands inkomen)
- Andere inkomen, zoals uitkeringen worden uit de primaire inkomens gehaald.
- Secundaire inkomens zijn van de overheid.
- Het totaal aan primaire inkomen is het netto binnenlands inkomen (nbi)
- Netto binnenlands inkomen = Bruto binnenlands inkomen – afschrijvingen.
- Netto binnenlands inkomen is altijd gelijk aan het netto binnenlands product (nbi=nbp).
- Nationaal inkomen: De optelsom van alle primaire inkomen die door ingezetenen van een
land gedurende een jaar worden verdiend. (netto binnenlands inkomen).
- Nationaal inkomen houdt rekening met de herkomst van productiefactoren.