Samenvatting H1
Paragraaf 2
Meten van welvaart
Bruto nationaal product per hoofd(bnp/hoofd) = alles wat in een jaar verdient wordt van 1 land gedeeld
door het aantal bewoners.
VN-welzijnsindex = meting van welzijn (levensomstandigheden)
Levensverwachting, hoe oud mensen gemiddeld worden.
Koopkracht, hoeveel je kunt kopen met 1 dollar in een land.
Alfabetiseringsgraad, hoeveel mensen er boven de 15 kunnen lezen en schrijven.
Beroepsbevolking = alle mensen die tegen betaling werken.
Primaire sector: landbouw, mijnbouw, visserij.
Secundaire sector: industrie, ambacht, bouw.
Tertiare sector: handel, verkeer, overheidsdiensten, banken en verzekeringen.
De wereld ingedeeld naar ontwikkelingsgraad
1. Centrumlanden: meest ontwikkelde landen; dienstensector; hoge productiviteit door moderne apparatuur.
2. Semiperiferie: landen in (sterke) ontwikkeling.
3. Periferie: arme landen, vaak afhankelijk van de verkoop van grondstoffen.
4. MOL; Minst Ontwikkelde Landen: een groep van 48 landen die erg arm zijn (minder dan 900 BNP/hoofd)
Ontwikkelingslanden: landen die niet horen tot rijke, geïndustrialiseerde deel v.d. wereld.
Paragraaf 3
Sociale ongelijkheid
Sociale ongelijkheid: grote verschillen in welvaart tussen groepen mensen.
Gini-coëfficiënt: een manier om de sociale ongelijkheid te meten.
Basisbehoeften:
1. Voeding (drinken) /kleding.
2. Onderdak.
3. Onderwijs.
4. Gezondheidszorg.
Regionale ongelijkheid
Regionale ongelijkheid: grote verschillen in welvaart binnen 1 land.
Formele en informele sector
Formele sector: Officiële deel van de economie, dat bekend is bij de overheid.
Informele sector: Het niet-officiële deel van de economie (scharreleconomie).
Paragraaf 4
De wereld krimpt
Globalisering: Het uitwisselen van goederen, informatie en ideeën over de gehele wereld.
Oorzaken van globalisering
1. Door opkomst MNO/ Multi Nationale Onderneming (=een bedrijf met vestigingen over de gehele wereld).
2. Handelsbelemmeringen verdwijnen (grenzen gaan open)
3. De afstanden tussen gebieden ‘krimpen’.
Paragraaf 2
Meten van welvaart
Bruto nationaal product per hoofd(bnp/hoofd) = alles wat in een jaar verdient wordt van 1 land gedeeld
door het aantal bewoners.
VN-welzijnsindex = meting van welzijn (levensomstandigheden)
Levensverwachting, hoe oud mensen gemiddeld worden.
Koopkracht, hoeveel je kunt kopen met 1 dollar in een land.
Alfabetiseringsgraad, hoeveel mensen er boven de 15 kunnen lezen en schrijven.
Beroepsbevolking = alle mensen die tegen betaling werken.
Primaire sector: landbouw, mijnbouw, visserij.
Secundaire sector: industrie, ambacht, bouw.
Tertiare sector: handel, verkeer, overheidsdiensten, banken en verzekeringen.
De wereld ingedeeld naar ontwikkelingsgraad
1. Centrumlanden: meest ontwikkelde landen; dienstensector; hoge productiviteit door moderne apparatuur.
2. Semiperiferie: landen in (sterke) ontwikkeling.
3. Periferie: arme landen, vaak afhankelijk van de verkoop van grondstoffen.
4. MOL; Minst Ontwikkelde Landen: een groep van 48 landen die erg arm zijn (minder dan 900 BNP/hoofd)
Ontwikkelingslanden: landen die niet horen tot rijke, geïndustrialiseerde deel v.d. wereld.
Paragraaf 3
Sociale ongelijkheid
Sociale ongelijkheid: grote verschillen in welvaart tussen groepen mensen.
Gini-coëfficiënt: een manier om de sociale ongelijkheid te meten.
Basisbehoeften:
1. Voeding (drinken) /kleding.
2. Onderdak.
3. Onderwijs.
4. Gezondheidszorg.
Regionale ongelijkheid
Regionale ongelijkheid: grote verschillen in welvaart binnen 1 land.
Formele en informele sector
Formele sector: Officiële deel van de economie, dat bekend is bij de overheid.
Informele sector: Het niet-officiële deel van de economie (scharreleconomie).
Paragraaf 4
De wereld krimpt
Globalisering: Het uitwisselen van goederen, informatie en ideeën over de gehele wereld.
Oorzaken van globalisering
1. Door opkomst MNO/ Multi Nationale Onderneming (=een bedrijf met vestigingen over de gehele wereld).
2. Handelsbelemmeringen verdwijnen (grenzen gaan open)
3. De afstanden tussen gebieden ‘krimpen’.