Geschiedenis repetitie H5
5.1 Een trage revolutie
Rond 1700 werkte het overgrote deel van de Engelse bevolking op het platteland. In 1800 was dit helemaal anders
door de industriële revolutie: Alle technische vernieuwingen en uitvindingen die in Engeland vanaf de 2 e helft van de
18e eeuw zijn begonnen en die zorgden voor een heel nieuwe manier van produceren.
Het begon met de landbouw: Grootgrondbezitters gingen hun landbouwgronden ontginnen. Op nieuwe, grote
velden lieten zij hun personeel op nieuwe manieren werken, wat zorgde voor betere opbrengsten en groei van de
bevolking (er stierven minder mensen van de honger). Later kwamen er machines waardoor er minder personeel
nodig was en er meer productie was.
Vervolgens kochten veel boerengezinnen een spinnewiel, om alsnog inkomsten te maken, er was namelijk veel vraag
naar textiel. Dit werd de huisnijverheid: Het verwerken van grondstoffen bij mensen thuis, voornamelijk spinnen en
weven. De textielwevers konden de vraag niet meer aan, er werden modellen ontworpen die sneller konden weven:
- Schietspoel (1733): 3x sneller weven.
- ‘Spinning Jenny’ door James Hargreaves (1764): 8x sneller weven.
Deze apparaten werden zo groot dat er fabrieken voor werden gebouwd.
In 1769 ontwikkelde Richard Arkwright het Waterframe, waardoor menselijke kracht vervangen werd door
waterkracht. Er kwam een einde aan de huisnijverheid. Het Waterframe had wel nadelen: Het kon alleen gebruikt
worden in gebieden met snelstromend water (berggebieden) en als het heel droog was, stonden alle machines stil.
James Watt kwam met een andere oplossing: een stoommachine. Dit gebruikten ze eerst in de mijnbouw, later ook
voor in treinen.
Waarom begon de industriële revolutie in Engeland?:
- Grondstoffen (steenkool)
- Centrum van internationale handel
- Koloniën leverden grondstoffen en geld op
- Lage belastingen
- Nauwelijks oorlog
- Engelse bevolking was minder arm dan in andere EU-landen
- Verbod op export van machines
- Verbod op emigratie van geschoolde arbeiders
Door deze dingen kwam de industriële revolutie pas in 1870 in Nederland.
5.2 Van Engeland naar Japan
De 2e industriële revolutie (1870 – 1920) begon vooral in Duitsland en de Verenigde Staten doordat zij meer geld
wilden steken in uitvindingen en onderzoeken, en het niveau van de natuurwetenschappen en technische
opleidingen was erg hoog. Omdat Engeland al heel veel geld had uitgegeven aan machines, gold voor hen een
periode van een remmende voorsprong, andere landen haalden hen in.
In deze 2e revolutie waren er 2 nieuwe ontwikkelingen:
- Uitvinding van elektriciteit (transporteren): Elektromotor, telegraaf, telefoon en gloeilamp uitgevonden.
- Ontdekkingen in de chemische industrie: Uit steenkool teer halen, aspirines en plastics maken, uitvinding
van kunstmest.
5.1 Een trage revolutie
Rond 1700 werkte het overgrote deel van de Engelse bevolking op het platteland. In 1800 was dit helemaal anders
door de industriële revolutie: Alle technische vernieuwingen en uitvindingen die in Engeland vanaf de 2 e helft van de
18e eeuw zijn begonnen en die zorgden voor een heel nieuwe manier van produceren.
Het begon met de landbouw: Grootgrondbezitters gingen hun landbouwgronden ontginnen. Op nieuwe, grote
velden lieten zij hun personeel op nieuwe manieren werken, wat zorgde voor betere opbrengsten en groei van de
bevolking (er stierven minder mensen van de honger). Later kwamen er machines waardoor er minder personeel
nodig was en er meer productie was.
Vervolgens kochten veel boerengezinnen een spinnewiel, om alsnog inkomsten te maken, er was namelijk veel vraag
naar textiel. Dit werd de huisnijverheid: Het verwerken van grondstoffen bij mensen thuis, voornamelijk spinnen en
weven. De textielwevers konden de vraag niet meer aan, er werden modellen ontworpen die sneller konden weven:
- Schietspoel (1733): 3x sneller weven.
- ‘Spinning Jenny’ door James Hargreaves (1764): 8x sneller weven.
Deze apparaten werden zo groot dat er fabrieken voor werden gebouwd.
In 1769 ontwikkelde Richard Arkwright het Waterframe, waardoor menselijke kracht vervangen werd door
waterkracht. Er kwam een einde aan de huisnijverheid. Het Waterframe had wel nadelen: Het kon alleen gebruikt
worden in gebieden met snelstromend water (berggebieden) en als het heel droog was, stonden alle machines stil.
James Watt kwam met een andere oplossing: een stoommachine. Dit gebruikten ze eerst in de mijnbouw, later ook
voor in treinen.
Waarom begon de industriële revolutie in Engeland?:
- Grondstoffen (steenkool)
- Centrum van internationale handel
- Koloniën leverden grondstoffen en geld op
- Lage belastingen
- Nauwelijks oorlog
- Engelse bevolking was minder arm dan in andere EU-landen
- Verbod op export van machines
- Verbod op emigratie van geschoolde arbeiders
Door deze dingen kwam de industriële revolutie pas in 1870 in Nederland.
5.2 Van Engeland naar Japan
De 2e industriële revolutie (1870 – 1920) begon vooral in Duitsland en de Verenigde Staten doordat zij meer geld
wilden steken in uitvindingen en onderzoeken, en het niveau van de natuurwetenschappen en technische
opleidingen was erg hoog. Omdat Engeland al heel veel geld had uitgegeven aan machines, gold voor hen een
periode van een remmende voorsprong, andere landen haalden hen in.
In deze 2e revolutie waren er 2 nieuwe ontwikkelingen:
- Uitvinding van elektriciteit (transporteren): Elektromotor, telegraaf, telefoon en gloeilamp uitgevonden.
- Ontdekkingen in de chemische industrie: Uit steenkool teer halen, aspirines en plastics maken, uitvinding
van kunstmest.
