Ontwikkelingspsychologie
H1. Developmental Psychology: Themes and Contexts.
Ontwikkelingspsychologie: identificeren en beschrijven van veranderingen in verschillende
ontwikkelingsdomeinen en de processen achter deze veranderingen.
- Ontwikkeling levensloop (groei kan ook achteruit gaan)
- Multidisciplinair
Basisthema 1:
Theoretici discussieerden: nature of nurture fundamenteel voor persoonlijke ontwikkeling?
Oftewel: nativisme of empirisme? Tegenwoordige theorie/opvatting: combinatie van beide.
Basisthema 2:
Hoe beschrijf je het patroon van de ontwikkeling? continue of discontinue? (Dus vloeiende lijn of
treden?) Tegenwoordige theorie/opvatting: meestal continue, maar af en toe zie je discontinue.
Basisthema 3:
Sommige ervaringen zijn belangrijk op bepaalde leeftijden. Perioden van ontwikkeling zijn:
- Gevoelige periode: in een bepaalde periode is een ervaring optimaal, maar het kan later nog
„ingehaald‟ worden.
- Kritieke periode: in een bepaalde periode is de ervaring optimaal. Ontbreekt deze dan ontstaat er
onherroepelijke schade!
Basisthema 4:
Heeft de ontwikkeling van het ene domein invloed op het andere?
Domein-algemene ontwikkeling (WEL) <> Domein-specifieke ontwikkeling ((BIJNA) NIET)
Verschillende perspectieven op ontwikkeling:
- Individuele karakterkenmerken en omgeving:
vb: kinderen die agressiviteit vertonen vaker op karate.
- Culturele context:
cultuur heeft veel effect op ontwikkeling; manier van opvoeden, religie etc.
- Ecologisch perspectief:
Benadrukt het belang van het begrijpen van relaties tussen omgevingsinvloeden, en niet alleen de relatie tussen een
organisme en verscheidene omgevingsinvloeden.
Microsysteem: setting van het kind en de interactie met de mensen die het dichtst bij hem staan (ouders,
kinderopvang, school etc.)
Macrosysteem: interactie van de mensen in het microsysteem: dus ouders met leraren, of andere „opvoeders‟ van het
kind)
Exosysteem: setting die invloed heeft op het kind, maar waar het kind zelf niet deel van uitmaakt. Zoals werktijden
van ouders, ouders die veel weg zijn invloed op kind, maar kind zelf werkt niet.
Macrosysteem: Ideologieën/religies/opvattingen in de cultuur waar het kind zich bevindt.
Chronosysteem: bovenstaande vier systemen veranderen continue. Dit heet het chronosysteem.
- Levensloopperspectief:
Ontwikkeling door de jaren heen. Sommige gebeurtenissen (zoals crisis, oorlog) hebben effect op een bepaalde groep
mensen (age-cohort). Dit kan invloed hebben op hun ontwikkeling.
Extra aantekeningen die niet in het boek staan, maar tijdens college zijn genoemd:
Ontwikkeling:
- blijvende verandering,
- onomkeerbaar,
- reeks kleine stapjes,
- multi directioneel,
,- multidimensionaal:
* omgeving
* sociaal-economisch
* cultuur
* biologisch
Ontwikkeling:
- Normatief
* historisch (cohort, bepaalde gebeurtenissen kunnen invloed hebben)
* leeftijdsgebonden (bepaalde vaardigheden die de meeste kinderen op een bepaalde leeftijd
hebben; taal, motoriek etc.)
- Niet-normatief (persoonsgebonden)
Ieder kind ontwikkelt zich anders: toch te voorspellen:
- Normatieve ontwikkelingsstappen (zoals groei, bepaalde mijlpalen)
- Stabiliteit in ontwikkelingspaden (IQ score, persoonlijkheid)
Niet zo heel belangrijk waarschijnlijk maar;
Verschil psychologie - pedagogiek
Empirisch Theoretisch
Feiten Opvattingen/filosofisch
Waardevrij Waarde-principes
H2. Theories in Developmental Psychology.
In elke theorie zit wel een puntje van waarheid. De ene theorie sluit de andere uit, maar vaak zijn het
combinaties van theorieën.
- Behaviouristisch perspectief: http://mens-en-samenleving.infonu.nl/psychologie/10535-behaviorisme-h3-palet-van-de-psychologie.html
Legt de nadruk op het leren binnen het menselijk gedrag en de termen hiervan.
Tegenovergestelde perspectief: Maturational perspective: onderwijs is passief. Genen zijn belangrijker dan omgevingsfactoren
zoals goed onderwijs.
Drie soorten behaviourisme:
* Klassieke conditionering (Watson)
* Operante conditionering (Skinner)
* Sociaal-cognitieve leertheorie (Bandura)
Die laatste behoort eigenlijk tot een „eigen‟ theorie:
- Cognitief perspectief (bevatten, denken, waarnemen)
* Piaget: Denken van kinderen wordt niet bepaald op welke antwoorden ze wel/niet weten
maar hoe ze bij die antwoorden komen. (komt in H9
meer over)
* Bandura: Imitatie en observatie door
kinderen. Zie blz 20 v.h. boek.
* Informatieverwerkingstheorie:
- Psychodynamische theorie
* Psychoanalytische theorie (Freud)
Vooral gericht op biologische driften. Dus nature!
x Id: aangeboren/instinct.
x Ego: Ratio/rede, sociaal
geaccepteerd gedrag
x Superego: Geweten, morelen, sociale waarden.
* Psychoseksuele theorie veranderingen van bovenstaande id, ego en superego (Freud)
, * Psychosociale theorie (Erikson)
Ontwikkelingstheorie waar kinderen zich ontwikkelen door een reeks stadia, voornamelijk door het realiseren van taken die
interactie tussen het kind en de sociale omgeving inhouden. Zie onderstaande afbeelding en blz. 17 van het boek.
- Evolutionaire theorie
Evolutie en erfelijkheid bepalen het gedrag/de ontwikkeling.
- Contextueel/Ethologische (sociocultural)
* Vygotsky: ontwikkeling wordt gezien als iets dat ontstaat vanuit de interacties die het kind heeft met meer
bedreven mensen en met de instituten en hulpmiddelen die hun cultuur hen aanreikt. (imprinting ganzen)
H1. Developmental Psychology: Themes and Contexts.
Ontwikkelingspsychologie: identificeren en beschrijven van veranderingen in verschillende
ontwikkelingsdomeinen en de processen achter deze veranderingen.
- Ontwikkeling levensloop (groei kan ook achteruit gaan)
- Multidisciplinair
Basisthema 1:
Theoretici discussieerden: nature of nurture fundamenteel voor persoonlijke ontwikkeling?
Oftewel: nativisme of empirisme? Tegenwoordige theorie/opvatting: combinatie van beide.
Basisthema 2:
Hoe beschrijf je het patroon van de ontwikkeling? continue of discontinue? (Dus vloeiende lijn of
treden?) Tegenwoordige theorie/opvatting: meestal continue, maar af en toe zie je discontinue.
Basisthema 3:
Sommige ervaringen zijn belangrijk op bepaalde leeftijden. Perioden van ontwikkeling zijn:
- Gevoelige periode: in een bepaalde periode is een ervaring optimaal, maar het kan later nog
„ingehaald‟ worden.
- Kritieke periode: in een bepaalde periode is de ervaring optimaal. Ontbreekt deze dan ontstaat er
onherroepelijke schade!
Basisthema 4:
Heeft de ontwikkeling van het ene domein invloed op het andere?
Domein-algemene ontwikkeling (WEL) <> Domein-specifieke ontwikkeling ((BIJNA) NIET)
Verschillende perspectieven op ontwikkeling:
- Individuele karakterkenmerken en omgeving:
vb: kinderen die agressiviteit vertonen vaker op karate.
- Culturele context:
cultuur heeft veel effect op ontwikkeling; manier van opvoeden, religie etc.
- Ecologisch perspectief:
Benadrukt het belang van het begrijpen van relaties tussen omgevingsinvloeden, en niet alleen de relatie tussen een
organisme en verscheidene omgevingsinvloeden.
Microsysteem: setting van het kind en de interactie met de mensen die het dichtst bij hem staan (ouders,
kinderopvang, school etc.)
Macrosysteem: interactie van de mensen in het microsysteem: dus ouders met leraren, of andere „opvoeders‟ van het
kind)
Exosysteem: setting die invloed heeft op het kind, maar waar het kind zelf niet deel van uitmaakt. Zoals werktijden
van ouders, ouders die veel weg zijn invloed op kind, maar kind zelf werkt niet.
Macrosysteem: Ideologieën/religies/opvattingen in de cultuur waar het kind zich bevindt.
Chronosysteem: bovenstaande vier systemen veranderen continue. Dit heet het chronosysteem.
- Levensloopperspectief:
Ontwikkeling door de jaren heen. Sommige gebeurtenissen (zoals crisis, oorlog) hebben effect op een bepaalde groep
mensen (age-cohort). Dit kan invloed hebben op hun ontwikkeling.
Extra aantekeningen die niet in het boek staan, maar tijdens college zijn genoemd:
Ontwikkeling:
- blijvende verandering,
- onomkeerbaar,
- reeks kleine stapjes,
- multi directioneel,
,- multidimensionaal:
* omgeving
* sociaal-economisch
* cultuur
* biologisch
Ontwikkeling:
- Normatief
* historisch (cohort, bepaalde gebeurtenissen kunnen invloed hebben)
* leeftijdsgebonden (bepaalde vaardigheden die de meeste kinderen op een bepaalde leeftijd
hebben; taal, motoriek etc.)
- Niet-normatief (persoonsgebonden)
Ieder kind ontwikkelt zich anders: toch te voorspellen:
- Normatieve ontwikkelingsstappen (zoals groei, bepaalde mijlpalen)
- Stabiliteit in ontwikkelingspaden (IQ score, persoonlijkheid)
Niet zo heel belangrijk waarschijnlijk maar;
Verschil psychologie - pedagogiek
Empirisch Theoretisch
Feiten Opvattingen/filosofisch
Waardevrij Waarde-principes
H2. Theories in Developmental Psychology.
In elke theorie zit wel een puntje van waarheid. De ene theorie sluit de andere uit, maar vaak zijn het
combinaties van theorieën.
- Behaviouristisch perspectief: http://mens-en-samenleving.infonu.nl/psychologie/10535-behaviorisme-h3-palet-van-de-psychologie.html
Legt de nadruk op het leren binnen het menselijk gedrag en de termen hiervan.
Tegenovergestelde perspectief: Maturational perspective: onderwijs is passief. Genen zijn belangrijker dan omgevingsfactoren
zoals goed onderwijs.
Drie soorten behaviourisme:
* Klassieke conditionering (Watson)
* Operante conditionering (Skinner)
* Sociaal-cognitieve leertheorie (Bandura)
Die laatste behoort eigenlijk tot een „eigen‟ theorie:
- Cognitief perspectief (bevatten, denken, waarnemen)
* Piaget: Denken van kinderen wordt niet bepaald op welke antwoorden ze wel/niet weten
maar hoe ze bij die antwoorden komen. (komt in H9
meer over)
* Bandura: Imitatie en observatie door
kinderen. Zie blz 20 v.h. boek.
* Informatieverwerkingstheorie:
- Psychodynamische theorie
* Psychoanalytische theorie (Freud)
Vooral gericht op biologische driften. Dus nature!
x Id: aangeboren/instinct.
x Ego: Ratio/rede, sociaal
geaccepteerd gedrag
x Superego: Geweten, morelen, sociale waarden.
* Psychoseksuele theorie veranderingen van bovenstaande id, ego en superego (Freud)
, * Psychosociale theorie (Erikson)
Ontwikkelingstheorie waar kinderen zich ontwikkelen door een reeks stadia, voornamelijk door het realiseren van taken die
interactie tussen het kind en de sociale omgeving inhouden. Zie onderstaande afbeelding en blz. 17 van het boek.
- Evolutionaire theorie
Evolutie en erfelijkheid bepalen het gedrag/de ontwikkeling.
- Contextueel/Ethologische (sociocultural)
* Vygotsky: ontwikkeling wordt gezien als iets dat ontstaat vanuit de interacties die het kind heeft met meer
bedreven mensen en met de instituten en hulpmiddelen die hun cultuur hen aanreikt. (imprinting ganzen)