100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached 4.2 TrustPilot
logo-home
Summary

Samenvatting Siegler - How Children Develop Hoofdstuk 1, 3, 4, 6, 7 en 8

Rating
4.3
(8)
Sold
32
Pages
21
Uploaded on
08-01-2015
Written in
2014/2015

Siegler - How Children Develop Hoofdstuk 1, 3, 4, 6, 7 en 8

Institution
Course










Whoops! We can’t load your doc right now. Try again or contact support.

Connected book

Written for

Institution
Study
Course

Document information

Summarized whole book?
No
Which chapters are summarized?
Unknown
Uploaded on
January 8, 2015
Number of pages
21
Written in
2014/2015
Type
Summary

Subjects

Content preview

How Children Develop - Siegler

1. An Introduction to Child
Development
Redenen om de ontwikkelingspsychologie (ontwikkeling van een kind) te onderzoeken:
 Opvoeding van kinderen: bijv. wat te doen als kinderen vaak boos worden (is slaan effectief?)
 Kiezen van sociaal beleid: bijv. mogen kinderen getuigen bij rechtszaken (betrouwbaar?)
 Begrijpen van menselijke natuur: bijv. wat het effect is bij kinderen die in hun vroege leven
niet goed behandeld zijn (pleeghuizen bijv.)


Geschiedenis van de ontwikkelingspsychologie
Vroege filosofen:
 Plato: zelfbeheersing en discipline zijn de belangrijkste doelen van opvoeding. Kinderen
hebben aangeboren kennis.
 Aristoteles: discipline is belangrijk, maar de opvoeding moet aangepast worden aan het
individuele kind. Kinderen leren door ervaring, ze worden geboren met geen enkele kennis.
Sociale hervormingen:
Tijdens de industriële revolutie werkten veel kinderen voor weinig geld en geen beschermingen >
kinderarbeid. Sociale bewegingen zorgden ervoor dat kinderen jonger dan 10 jaar niet meer mochten
werken.
Theorie van Darwin:
Intensieve bestudering van ontwikkeling

Ontwikkeling als discipline:
 Behaviorisme (rond 1880)
 Klassieke conditionering: associatie van stimuli zorgt voor leren (Pavlov > die hond)
 Operant conditioneren: beloning of straf zorgt voor leren
Er wordt dus vooral gekeken naar gedrag. Veel onderzoek is gericht op het verbeteren van
uiteindelijke toets prestaties. Vooral wat, niet waarom of hoe…
Uitspraken op basis van toetsscores is behavioristisch.
 Cognitivisme
Cognitieve psychologen houden zich bezig met de innerlijke werking van menselijke
gedachten en processen van kennis en weten. Er wordt dus vooral gekeken nar gedachten
(cognitie). Sterke connectie met biologie. Wat gaat er in het hoofd van de leerling om en wat
zijn de interne beperkingen war rekening mee gehouden moet worden: aandacht en
geheugen, intelligentie en metacognitieve vaardigheden.
Vooral hoe (een een beetje wat en waarom)…
In het onderwijs zie je dit veel in methodes terug: bijv. nieuwsbegrip > leesstrategieën.
 (Sociaal-)constructivisme
De enige manier om de werkelijkheid te kennen is door representatie in de menselijke
gedachten. De werkelijkheid zelf is onafhankelijk van menselijke gedachten, maar betekenig
of kennis is altijd een menselijk construct.
Er wordt dus vooral gekeken naar leren als een proces en hoe men (gezamenlijk) kennis
opbouwt: expertise, conceptuele verandering, samenwerkend leren.

, Hier merk je vooral de rol van de docent en vaardigheden als klassenmanagement.
Zowel waarom, hoe en wat..

Zeven thema’s
1. Nature/nurture: aangeboren/aangeleerd?
Nature: biologische aanleg > uiterlijk, persoonlijkheid, intelligentie
Nurture: omgevingsinvloeden > thuissituatie, vriendenkring, school, voeding
2. Het actieve kind: aandacht, taal, spel, keuzes.
3. Continuïteit/discontinuïteit: gaat het geleidelijk of in snelle stappen (zoals bij rups naar
vlinder)
4. Mechanismen verandering: het ontwikkelde brein > hersengebieden, neurotransmitters,
myelinatie.
5. Socioculturele context: geschiedenis, economische structuur, culturele normen en waarden,
sociaal-economische status, etniciteit.
6. Individuele verschillen: genetica, verschillende omgang, verschillende reacties bij
verschillende ervaringen, omgeving.
7. ‘Well-being’: geloof over leren en intelligentie
Attributies: intern/extern, fixed/veranderbaar
Leerstijl

Typen wetenschappelijk onderzoek
 Beschrijvend onderzoek
Interviews: gestructureerd, klinisch
Observatie: naturalistisch, gestructueerd
 Correlationeel onderzoek
Samenhang, probleem van causale verbanden(een samenhang geeft niet aan wat de oorzaak
is en welke het effect), derde-variable probleem(samenhang van twee variabelen kan het
resultaat zijn van een derde)
Bij het GION: grote databestanden.
 Experimenteel onderzoek
Interventiegericht werken, controle groep vs experimentele groep.

Het ethische probleem:
 Je mag met wetenschappelijk onderzoek niet leerlingen negatief beïnvloeden.
 Een interventie mag nooit negatief werken
 Ethische regels zijn strikt; het zijn niet langer de jaren vijftig/zestig (gelukkig).


3. Biology and behavior College 2 - periode 1b - 20-11-14
Nature-Nurture
Dit was aanvankelijk een of/of situatie. Tegenwoordig nemen we beide factoren. Het samenspel
tussen genen en ervaring is erg complex.

Het genotype is het genetisch materiaal dat een individu erft.
Het fenotype is de observeerbare uiting van het genotype, dus de lichaamskenmerken en het gedrag.

, De omgeving omvat elk ander aspect van het individu en zijn omgeving dan zijn genen.

Er zijn 4 fundamentele relaties:

1. Genetische bijdrage van ouders aan het genotype van het kind
Genetisch materiaal wordt doorgegeven via chromosomen (lange, draadachtige moleculen
bestaande uit DNA). Je hebt in totaal 23 chromosoomparen. Chromosomen dragen alle biochemische
instructies die betrokken zijn bij de vorming en het functioneren van een organisme. Ze zorgen
ervoor dat informatie naar een volgend individu wordt overgedragen.
Genen zijn delen van chromosomen: basiseenheden van erfelijkheid.

Het geslachtschromosoom bepaalt of iemand man of vrouw is. Vrouwen hebben twee X
chromosomen in het 23e paar, terwijl mannen een X en een Y chromosoom hebben.
Een gen op het Y chromosoom zorgt ervoor dat een bepaald eiwit leidt tot de vorming van
zaadballen, die testosteron produceren. Dat is verantwoordelijk voor de mannelijke eigenschapen.
Als het Y chromosoom niet geactiveerd raakt, wordt een individu met het X en Y chromosoom alsnog
een vrouw. Mannen moeten zich dus verder ontwikkelen.

Diversiteit en individualiteit:
Mutaties zijn veranderingen in stukjes van het DNA veroorzaakt door toevallige of
omgevingsfactoren. Mutaties vinden elke keer dat we ons voortplanten plaats.
Sortering op basis van toeval: mixen van de 23 paren van chromosomen in de zaadcel en eicel; toeval
bepaalt welk lid van het paar naar de nieuwe zaadcel en eicel gaat.
Crossing over: proces waardoor stukjes DNA van het ene naar het andere chromosoom gaan
gedurende de meiose, waardoor de genetische variabiliteit verder toeneemt.

2. Bijdragen van genotype van kind aan zijn of haar fenotype
Hoewel elke cel in je lichaam kopieën bevat van alle genen die je van je ouders hebt gekregen,
komen slechts enkele van deze genen tot uitdrukking. Alle cellen in je lichaam hebben dus alle DNA
in zich zitten. In elk lichaamsdeel komen slechts bepaalde stukken DNA tot uiting (dus niet dat er op
je voet een oog groeit).

Het tot uitdrukking komen van genen wordt bepaalt door regulator genen. Deze controleren
grotendeels ‘het continue aan- en uitzetten’ van de genen die gedurende de levensloop ten
grondslag liggen aan ontwikkeling. Een voorbeeld van een regulator gen is de puberteit (verandering
in ontwikkeling). Een bepaald gen beïnvloedt de ontwikkeling en het gedrag alleen als het ‘aanstaat’.
Ongeveer een derde van de genen heeft twee of meer verschillende vormen (allelen). Het dominante
allel is de vorm van het gen dat tot uitdrukking komt als het aanwezig is. het recessieve allel komt
niet tot uitdrukking als er een dominante allel aanwezig is.
Iemand die twee dezelfde allelen erft voor één eigenschap is homozygoot. Iemand die twee
verschillende allelen erft voor één eigenschap is heterozygoot. Voorbeeld: 2 ouders met bruine ogen.
Bruin is dominant. Blauw is recessief. Mogelijke combinaties: BB, Bb, bb. Ouders hebben beide Bb 
kruisingsschema  75% kans op kinderen met bruine ogen, 25% kans op kinderen met blauwe ogen.

Polygenetische erfelijkheid: als eigenschappen gestuurd worden door meer dan één gen. Dit is van
toepassing op de meeste eigenschappen en gedragingen waarin gedragswetenschappen zijn
geïnteresseerd.

3. Bijdragen van omgeving van kind aan zijn of haar fenotype
Zoals het model laat zien, zijn de observeerbare eigenschappen van het kind het resultaat van de
interactie tussen de omgevingsfactoren en de genetische aanleg.
$7.18
Get access to the full document:
Purchased by 32 students

100% satisfaction guarantee
Immediately available after payment
Both online and in PDF
No strings attached

Reviews from verified buyers

Showing 7 of 8 reviews
1 year ago

4 year ago

7 year ago

9 year ago

8 year ago

8 year ago

9 year ago

4.3

8 reviews

5
3
4
4
3
1
2
0
1
0
Trustworthy reviews on Stuvia

All reviews are made by real Stuvia users after verified purchases.

Get to know the seller

Seller avatar
Reputation scores are based on the amount of documents a seller has sold for a fee and the reviews they have received for those documents. There are three levels: Bronze, Silver and Gold. The better the reputation, the more your can rely on the quality of the sellers work.
k2908 Rijksuniversiteit Groningen
Follow You need to be logged in order to follow users or courses
Sold
1566
Member since
11 year
Number of followers
803
Documents
131
Last sold
4 months ago

3.8

418 reviews

5
65
4
252
3
75
2
17
1
9

Recently viewed by you

Why students choose Stuvia

Created by fellow students, verified by reviews

Quality you can trust: written by students who passed their tests and reviewed by others who've used these notes.

Didn't get what you expected? Choose another document

No worries! You can instantly pick a different document that better fits what you're looking for.

Pay as you like, start learning right away

No subscription, no commitments. Pay the way you're used to via credit card and download your PDF document instantly.

Student with book image

“Bought, downloaded, and aced it. It really can be that simple.”

Alisha Student

Frequently asked questions