H1. Bouw en functie van het parodontium
§1.1 Inleiding
Paradontium = alle weefsels rondom en naast de tand → gingiva, alveolaire mucosa,
paradontale ligament, alveolaire bot en het wortelcement.
De functie van het paradontium:
⁃ Steun geven aan het element en opvangen + absorberen van functionele krachten.
⁃ Bloedvoorziening van de tandweefsels en bij de sensorische/reflectorische input.
⁃ Beschermen van het worteloppervlak tegen resorptie
⁃ Zorgen dat de tand standsveranderingen kan ondergaan (eruptie bijvoorbeeld).
Bij een implantaat blijven enkel gingiva, alveolaire mucosa (slijmvlies) en alveolair bot
over.
De ongeschonden toestand van de mucosa wordt nergens zo erg bedreigd als in de
mond. De gebitselementen vormen een makkelijke verbinding tussen het externe en het
interne milieu. De sulcus (=groeve) gingivalis is de zwakste schakel (afb. 1.1.) Met het
ouder worden komt een deel van de tandwortel bloot te staan doordat grensweefsel meer
naar apicaal trekt → recessie.
Het gevolg kan ook het krijgen van parodontitis zijn. Het evenwicht tussen micro-
organismen in het plaque en de afweer van de gastheer is dan verstoord. Parodontitis is
vaak leidend tot afbraak van het parodontaal ligament en het alveolaire bot.
- vg = vrije gingiva
- ag = aangehechte gingiva
- gg = gingivale groeve
- mgg = mucogingivale groeve
- am = alveolaire mucosa
- c = cement
- b = processus alveolaris
- je = aanhechtingsepitheel
- s = sulcus gingivalis
- cej = cement-glazuur-grens
- e = glazuur
Samenvatting Parodontologie 1
,De verschillende delen van het paradontium:
§1.2 Gingiva
Je kunt de mucosa van het gingiva onderscheiden doordat het roder, vochtiger en
gladder is. De gevolgen hiervan zijn: verschil in bloedvoorziening, dikte van epitheel,
keratinisatiegraad, pigmentatie en lokale vochtproductie. Niet overal is de mucosa
hetzelfde (bijvoorbeeld verschil in verhemelte en de ondergrond). De overgang tussen
gingiva en mucosa is vast te stellen door een instrument (bijv. pocketsonde) van links
naar rechts (of andersom) op te drukken. Bij de mucogingivalegrens ontstaat een rimpel.
§1.2.1 Vrije en aangehechte gingiva
- Vrije gingiva: is de omstreeks 1.5 mm brede gingivarand die bij de glazuur-
cementgrens eindigt. De bekleding met epitheelcellen is niet overal hetzelfde
maar verschilt in structuur en samenstelling. De buitenzijde is bekleed met
keratiniserend epitheel, en de sulcuszijde is van niet-keratiniserend epitheel.
Een derde epitheel is het aanhechtingsepitheel, en zit tussen de sulcusbodem
tot de bindweefselaanhechting. Deze zorgt ervoor dat het gingivale complex
met het tandoppervlak verkleeft.
- Aangehechte gingiva: is stevig verbonden met de onderliggende harde
weefsels (tandkas+cement) via collagene vezels. De aangehechte gingiva loopt
van de vrije gingiva tot de alveolaire mucosa. Het is een gekeratiniseerd
gedeelte dat door middel van vezels stevig is verbonden met het wortelcement
en de onderliggende processus alveolaris. Bij jongeren is de aangehechte
gingiva wat smaller dan bij volwassenen. Door de tanderuptie en de groei van
het gezicht neemt de breedte ervan toe.
In het gebied van de onderpremolaren is de aangehechte gingiva smal, en in
het bovenfront relatief breed. De kleur is lichtroze en er zitten kleine putjes in het
oppervlak sinaasappelschil effect (zie A.)
Samenvatting Parodontologie 2
, Het epitheel van de alveolaire mucosa is rijk aan
glycogeen en daardoor kleurbaar met een dubbele kalium-
jodideoplossing.
1.2.2 Epitheel
De buitenzijde van de gingiva is bekleed met
plaveiselepitheel van het verhoornende type. Vanaf de epitheel-bindweefsel-grens
onderscheiden we:
1. Stratum basale
- Bevat progenitorcellen en zorgen voor de
celdeling zodat er nieuw epitheel ontstaat.
De cellen schuiven op tot in het stratum
coroneum.
- Cellen wisselen voedingsstoffen,
afvalproducten en communicatiesignalen
uit.
2. Stratum spinosum
- Keratohyaliene korrels worden gevormd
(bovenste laag) verhoorningsproces
- Bevat veel glycogeen en onderscheidt zich
hierdoor van de aangehechte gingiva. Je
kunt dit aantonen door een jood-
joodkalioplossing toe te voegen.
3. Stratum granulosum
- Worden vooral de keratohyaliene korrels
gevormd (bovenste laag). Deze vormen een onderdeel van het
verhoorningsproces.
4. Stratum corneum
Gedurende de migratie van epitheelcellen naar
het oppervlak verandert niet alleen de celvorm
maar ook de celinhoud van kubisch naar
langgerekt. Keratohyaliene korrels komen ook
voor in de epithelia zonder hoornlaag. Deze
zitten in de mucosa en de omslagplooi.
De cellen zijn evengoed stevig met elkaar
verbonden door desmosomen. De
desmosomen zijn stabiel door intermediaire
filamenten (bestaan uit keratinen).
Kenmerken:
- zorgt voor bescherming van het
onderliggende bindweefsel tegen infectie
- helpt uitdroging voorkomen
- speelt belangrijke rol bij de immunologische afweer bevat cellen die
antigenen kan signaleren
- Hoge celdelingssnelheid en hoge turnvoer weefsel hersteld snel (kenmerk
epitheel gingiva)
Samenvatting Parodontologie 3