Psychopathologie (I6077131) Pagina |1
Taak 1 Why do you want it so bad?
Davey
Drug = middel dat het lichaam of het verstand beïnvloedt op kalmerende, energieke of humeur
wijzigende wijze. Drugs kunnen enkele problemen veroorzaken:
Negatieve fysieke en psychologische effecten op lange termijn.
Fysieke of psychologische verslaving.
Risico tot het overstappen op illegale drugs met alle gevolgen van dien.
DSM-5 : Substance Use Disorder (SUD)
Stoornis waarbij een individu minstens één substantiestoornisdiagnose heeft. Deze kan specifiek of
één van de volgende algemene varianten zijn:
Substance abuse = onaangepast patroon van het gebruik van een substantie ondanks kennis
over de negatieve effecten, maar het gebruik van de substantie is nog niet op het niveau van
substance dependence.
Substance dependence = cluster van cognitieve, gedragsmatige en fysiologische symptomen
die aangeven dat een individu doorgaat met het gebruiken van een substantie ondanks de
aan het gebruik gerelateerde problemen.
Dit stadium wordt zelden bereikt vanuit substance abuse.
Criteria:
Verzwakte controle
o Het langer gebruiken van de substantie dan in eerste instantie bedoeld.
o Het hebben gefaald in pogingen tot stoppen.
o Het spenderen van een significante hoeveelheid tijd aan het verkrijgen en herstellen
van de effecten van de substantie.
o Het organiseren van alle dagelijkse activiteiten rondom de substantie.
o Het intens kunnen verlangen naar de substantie op ieder mogelijk moment.
Sociale verzwakking
o Het falen in het vervullen van belangrijkste rolverplichtingen m.b.t. werk, school of
huishouden.
o Het doorgaan met het gebruik van de substantie ondanks terugkerende sociale en
interpersoonlijke problemen die hierdoor werden veroorzaakt.
o Het zich terugtrekken van familieactiviteiten en hobby’s om de substantie te kunnen
gebruiken.
Risicovol gebruik
o Het gebruiken van de substantie in situaties waarin het fysiek gevaarlijk is.
o Het doorgaan met het gebruiken van de substantie ondanks de kennis over blijvende
of terugkerende fysieke of psychologische problemen veroorzaakt door de
substantie.
Farmacologische criteria
o Het optreden van tolerantie waarbij er steeds grotere doses van de substantie nodig
zijn om de gewenste effecten te bereiken.
o Het ervaren van ontwenningsverschijnselen en vervolgens doorgaan met het gebruik
van de substantie om deze verschijnselen te laten verdwijnen.
, Psychopathologie (I6077131) Pagina |2
Addiction = wanneer een lichaam een substantie nodig heeft om zich normaal te voelen. Hierbij ligt
de nadruk dus op de fysieke afhankelijkheid waarbij het psychologische aspect te niet wordt gedaan.
Dit is voor 50% erfelijk.
In de Verenigde Staten ligt het percentage van voorkomen van SUD op 2,6% - 5,1%. Hiervan heeft
53% - 76% ook een andere psychiatrische stoornis, bijv. bipolaire stoornis.
SUD betreft tabak komt het meeste voor (13%), dan alcohol (8%) en dan cocaïne (1,5%).
Er zijn 3 groepen van substanties:
Stimulants = substanties die de bloeddruk, de hartslag en de activiteit van het centrale
zenuwstelsel laten toenemen.
Cocaïne, amfetamine, cafeïne
Sedatives = substanties die de activiteit van het lichaam vertragen en daarmee de
responsiviteit, pijngevoelens en angst verminderen.
Alcohol, opium
Hallucinogens = substanties die de perceptie beïnvloeden waarbij sensorische vermogens
worden versterkt of sensorische illusies of hallucinaties worden gecreëerd.
LSD, cannabis, ecstasy
Stimulants Depressants
Hallucinogens
Behandelingen bij Alcohol Use Disorder:
Zelfhulpgroepen, zoals AA
Motivational-enhancement therapy (MET) waarbij de verantwoordelijkheid bij de cliënt
wordt gelegd en er feedback wordt gegeven op de effecten van diens drinkgedrag, voordelen
worden genoemd van het stoppen ermee en een behandelingsprogramma ontwikkeld
aangepast op de individuele behoeften.
Social behavior and network therapy (SBNT) waarbij een sociaal netwerk voor de cliënt wordt
gecreëerd dat steun zal bieden bij de pogingen tot veranderen tijdens en na de
therapieperiode.
Farmacotherapie waarbij drugs worden verschaft die ontwikkeld zijn om alcohol-brein
interacties die alcoholafhankelijkheid stimuleren, te blokkeren.
Antabuse (katerversterking), benzodiazopine (placebo alcohol als vervanging)
Korte interventies
, Psychopathologie (I6077131) Pagina |3
Behandelingen bij Tobacco Use Disorder:
Nicotine replacement therapy (NRT) waarbij nicotine wordt vervangen door dingen als
kauwgums.
Bupropion als drug om de reuptake van dopamine en noradrenaline te inhiberen.
Aversietherapie waarbij de positieve gevoelens geassocieerd met roken worden vervangen
door negatieve consequenties.
Cognitive behaviour therapy (CBT) waarbij alternatieven om met een depressie of slecht
humeur om te gaan worden gezocht.
Complementaire therapieën zoals acupunctuur en hypnotherapie.
Experimentatie Regelmatig gebruik Misbruik en afhankelijkheid
Beschikbaarheid Humeurwijzigingseffecten Genetische aanleg
Familiefactoren Zelfmedicatie Cognitieve beperkingen op lange ter-
Invloeden leeftijdsgenoten Verwachtingen op lange ter- mijn
Invloeden media mijn Parallelle psychiatrische diagnoses
Culturele variabelen Armoede
Hierboven zijn de fases van SUD beschreven met de bijbehorende risicofactoren. Het is dan ook niet
noodzakelijk dat alle fases bereikt worden.
Behandelingswijzen voor SUD:
Op de gemeenschap gebaseerde programma’s
Alcoholics Anonymous (AA), drugspreventiecampagnes, rehabilitatiecentra
Gedragsmatige therapieën
Aversietherapie, contingentiemanagementtherapie,
Cognitive Behaviour Therapies (CBT)
Motivational-Enhancement Terapy (MET)
Familie- en relatietherapie
Biologische behandelingen
Detoxificatie
o Het verminderen van ontwenningsverschijnselen.
o Het voorkomen van terugval door antagonistische drugs.
o Het blokkeren van de plezierige effecten van een substantie.
o Het verzadigen van de gebruiker met een zwakkere substantie.
De behandelingen werken echter niet op lange termijn in de meeste gevallen aangezien voor het
afronden van de therapie intrinsieke motivatie vereist is.
Nestler & Malenka
In een experiment konden dieren iets binnenkrijgen via een buisje. Afhankelijk van welke hefboom ze
indrukten, kregen ze ofwel drugs, ofwel een oninteressante salineoplossing ofwel voedsel toegediend.
Uit onderzoek blijkt dat men binnen een paar dagen al afhankelijk van een substantie kan
raken. De plaats die geassocieerd wordt met het drugsgebruik wordt dan ook boven andere
omgevingen geprefereerd.
Taak 1 Why do you want it so bad?
Davey
Drug = middel dat het lichaam of het verstand beïnvloedt op kalmerende, energieke of humeur
wijzigende wijze. Drugs kunnen enkele problemen veroorzaken:
Negatieve fysieke en psychologische effecten op lange termijn.
Fysieke of psychologische verslaving.
Risico tot het overstappen op illegale drugs met alle gevolgen van dien.
DSM-5 : Substance Use Disorder (SUD)
Stoornis waarbij een individu minstens één substantiestoornisdiagnose heeft. Deze kan specifiek of
één van de volgende algemene varianten zijn:
Substance abuse = onaangepast patroon van het gebruik van een substantie ondanks kennis
over de negatieve effecten, maar het gebruik van de substantie is nog niet op het niveau van
substance dependence.
Substance dependence = cluster van cognitieve, gedragsmatige en fysiologische symptomen
die aangeven dat een individu doorgaat met het gebruiken van een substantie ondanks de
aan het gebruik gerelateerde problemen.
Dit stadium wordt zelden bereikt vanuit substance abuse.
Criteria:
Verzwakte controle
o Het langer gebruiken van de substantie dan in eerste instantie bedoeld.
o Het hebben gefaald in pogingen tot stoppen.
o Het spenderen van een significante hoeveelheid tijd aan het verkrijgen en herstellen
van de effecten van de substantie.
o Het organiseren van alle dagelijkse activiteiten rondom de substantie.
o Het intens kunnen verlangen naar de substantie op ieder mogelijk moment.
Sociale verzwakking
o Het falen in het vervullen van belangrijkste rolverplichtingen m.b.t. werk, school of
huishouden.
o Het doorgaan met het gebruik van de substantie ondanks terugkerende sociale en
interpersoonlijke problemen die hierdoor werden veroorzaakt.
o Het zich terugtrekken van familieactiviteiten en hobby’s om de substantie te kunnen
gebruiken.
Risicovol gebruik
o Het gebruiken van de substantie in situaties waarin het fysiek gevaarlijk is.
o Het doorgaan met het gebruiken van de substantie ondanks de kennis over blijvende
of terugkerende fysieke of psychologische problemen veroorzaakt door de
substantie.
Farmacologische criteria
o Het optreden van tolerantie waarbij er steeds grotere doses van de substantie nodig
zijn om de gewenste effecten te bereiken.
o Het ervaren van ontwenningsverschijnselen en vervolgens doorgaan met het gebruik
van de substantie om deze verschijnselen te laten verdwijnen.
, Psychopathologie (I6077131) Pagina |2
Addiction = wanneer een lichaam een substantie nodig heeft om zich normaal te voelen. Hierbij ligt
de nadruk dus op de fysieke afhankelijkheid waarbij het psychologische aspect te niet wordt gedaan.
Dit is voor 50% erfelijk.
In de Verenigde Staten ligt het percentage van voorkomen van SUD op 2,6% - 5,1%. Hiervan heeft
53% - 76% ook een andere psychiatrische stoornis, bijv. bipolaire stoornis.
SUD betreft tabak komt het meeste voor (13%), dan alcohol (8%) en dan cocaïne (1,5%).
Er zijn 3 groepen van substanties:
Stimulants = substanties die de bloeddruk, de hartslag en de activiteit van het centrale
zenuwstelsel laten toenemen.
Cocaïne, amfetamine, cafeïne
Sedatives = substanties die de activiteit van het lichaam vertragen en daarmee de
responsiviteit, pijngevoelens en angst verminderen.
Alcohol, opium
Hallucinogens = substanties die de perceptie beïnvloeden waarbij sensorische vermogens
worden versterkt of sensorische illusies of hallucinaties worden gecreëerd.
LSD, cannabis, ecstasy
Stimulants Depressants
Hallucinogens
Behandelingen bij Alcohol Use Disorder:
Zelfhulpgroepen, zoals AA
Motivational-enhancement therapy (MET) waarbij de verantwoordelijkheid bij de cliënt
wordt gelegd en er feedback wordt gegeven op de effecten van diens drinkgedrag, voordelen
worden genoemd van het stoppen ermee en een behandelingsprogramma ontwikkeld
aangepast op de individuele behoeften.
Social behavior and network therapy (SBNT) waarbij een sociaal netwerk voor de cliënt wordt
gecreëerd dat steun zal bieden bij de pogingen tot veranderen tijdens en na de
therapieperiode.
Farmacotherapie waarbij drugs worden verschaft die ontwikkeld zijn om alcohol-brein
interacties die alcoholafhankelijkheid stimuleren, te blokkeren.
Antabuse (katerversterking), benzodiazopine (placebo alcohol als vervanging)
Korte interventies
, Psychopathologie (I6077131) Pagina |3
Behandelingen bij Tobacco Use Disorder:
Nicotine replacement therapy (NRT) waarbij nicotine wordt vervangen door dingen als
kauwgums.
Bupropion als drug om de reuptake van dopamine en noradrenaline te inhiberen.
Aversietherapie waarbij de positieve gevoelens geassocieerd met roken worden vervangen
door negatieve consequenties.
Cognitive behaviour therapy (CBT) waarbij alternatieven om met een depressie of slecht
humeur om te gaan worden gezocht.
Complementaire therapieën zoals acupunctuur en hypnotherapie.
Experimentatie Regelmatig gebruik Misbruik en afhankelijkheid
Beschikbaarheid Humeurwijzigingseffecten Genetische aanleg
Familiefactoren Zelfmedicatie Cognitieve beperkingen op lange ter-
Invloeden leeftijdsgenoten Verwachtingen op lange ter- mijn
Invloeden media mijn Parallelle psychiatrische diagnoses
Culturele variabelen Armoede
Hierboven zijn de fases van SUD beschreven met de bijbehorende risicofactoren. Het is dan ook niet
noodzakelijk dat alle fases bereikt worden.
Behandelingswijzen voor SUD:
Op de gemeenschap gebaseerde programma’s
Alcoholics Anonymous (AA), drugspreventiecampagnes, rehabilitatiecentra
Gedragsmatige therapieën
Aversietherapie, contingentiemanagementtherapie,
Cognitive Behaviour Therapies (CBT)
Motivational-Enhancement Terapy (MET)
Familie- en relatietherapie
Biologische behandelingen
Detoxificatie
o Het verminderen van ontwenningsverschijnselen.
o Het voorkomen van terugval door antagonistische drugs.
o Het blokkeren van de plezierige effecten van een substantie.
o Het verzadigen van de gebruiker met een zwakkere substantie.
De behandelingen werken echter niet op lange termijn in de meeste gevallen aangezien voor het
afronden van de therapie intrinsieke motivatie vereist is.
Nestler & Malenka
In een experiment konden dieren iets binnenkrijgen via een buisje. Afhankelijk van welke hefboom ze
indrukten, kregen ze ofwel drugs, ofwel een oninteressante salineoplossing ofwel voedsel toegediend.
Uit onderzoek blijkt dat men binnen een paar dagen al afhankelijk van een substantie kan
raken. De plaats die geassocieerd wordt met het drugsgebruik wordt dan ook boven andere
omgevingen geprefereerd.
