Hoofdstuk 4 – Gespreksvaardigheid
Semantische correctheid : het woordgebruik mag de communicatie niet verstoren
Pragmatische correctheid: wat we in bepaalde situaties tegen elkaar zeggen om dingen voor
elkaar te krijgen.
Oefentypologie van Neuner:
1. Reproduceren van bekend materiaal
2. Zelfstandig kleine variaties in bekend materiaal aanbrengen
3. Produceren van taal met sterke ondersteuning van aanwijzingen en hulpmiddelen
4. Produceren van taal met beperkte steun van aanwijzingen
Oefenmateriaal:
A informatiekloven
B taalmiddelen en inhoud om over te praten
C rol native speaker in opdrachten (leerlingen nemen deze rol dan aan)
De rol van de docent:
A Doeltaal voertaal
B Werkvormen bij gespreksvaardigheid kleine groepjes zorgen voor meer zelfvertrouwen
en meer aan het woord zijn
C Omgaan met correctheid achteraf verbeteren, niet tijdens een oefening
Hoofdstuk 5 – Schrijfvaardigheid
Voor het schrijven van standaardbriefjes en de persoonlijke briefjes hebben leerlingen
oefening nodig:
- Briefconventies
- Onderscheid tussen formeel en informeel
- Aandacht voor indeling in alinea’s
- Specifieke formules voor specifieke gelegenheden, zoals ‘Merry Christmas’ en ‘bonne
chance’.
Writing: ondersteunende activiteit
Composing: communicatieve activiteit
De opbouw van een schrijfvaardigheidsprogramma:
1. Informele brieven lezen en aanpassen aan de eigen behoeften
2. Brieven of e-mails die bijvoorbeeld in het kader van een correspondentieproject zijn
geschreven door leerlingen in het buitenland
3. Een persoonlijk mailtje, kaartje of briefje
4. Een standaard briefje (via internet) om te reserveren of annuleren
5. De laatste stap: creatieve productie
, Hoofdstuk 6
Compenserende productiestrategieën:
- Overkoepelende woorden (‘fruit’ gebruiken als je ‘orange’ bedoelt)
- Omschrijvingen
- Fysieke eigenschappen
- Contrastparen
- Uitdrukkingen als ‘un truc’
- Combinaties met frasen (you can fin dit in …)
- Het gebruik van gebaren, verwijzingen (ask the girls overthere) en fillers (euh, ben, tu
sais).
Hoofdstuk 8
De 4 soorten algemene competenties waar een individu over moet beschikken om doelmatig
te kunnen communiceren:
- Savoir: kennis die gebaseerd is op theorie, ervaring en algemene kennis van de wereld
- Savoir-faire: het vermogen om bepaalde routinehandelingen uit de voeren, zoals het
werken met een woordenboek en internet. Interculturele vaardigheden; bijvoorbeeld op
de juiste manier contact leggen met oudere mensen uit andere culturen
- Savoir-être: hoeveel risico neem je? Waarden & attitudes tijdens een gesprek.
- Savoir-apprendre: leervermogen; hoeveel en hoe snel kun je leren?
- Savoir-s’engager: kritisch cultureel bewustzijn
Doelen van de Raad van Europa (gevestigd in 1949, Straatsburg):
- Een grotere eenheid tussen lidstaten creëren
- Een Europese identiteit promoten die geworteld is in gemeenschappelijke waarden en
die boven bestaande culturele verschillen uitstijgt
- Talige en culturele diversiteit onder Europese burgers bevorderen, zonder dat dit ten
koste gaat van kleine talen en culturen
- Goed talenonderwijs stimuleren met het oog op de toegenomen mobiliteit van haar
lerende en werkende burgers
Wat gewoonlijk spreekvaardigheid heet, is in het ERK opgedeeld in twee mondelinge
vaardigheden: productie en interactie.
Niveau’s ook opgedeeld in bijv a1.1 & a 1.2 voor motivatiebevordering. Ook gebruiken ze a1
+ voor a 1.2
Pragmatisch (taalgebruik); vloeiendheid, het woord nemen, flexibiliteit etc
Linguïstisch (taalarsenaal); bereik woordenschat, grammaticale correctheid etc
Ontwikkelingen sinds 2001 van het Referentiekader:
Semantische correctheid : het woordgebruik mag de communicatie niet verstoren
Pragmatische correctheid: wat we in bepaalde situaties tegen elkaar zeggen om dingen voor
elkaar te krijgen.
Oefentypologie van Neuner:
1. Reproduceren van bekend materiaal
2. Zelfstandig kleine variaties in bekend materiaal aanbrengen
3. Produceren van taal met sterke ondersteuning van aanwijzingen en hulpmiddelen
4. Produceren van taal met beperkte steun van aanwijzingen
Oefenmateriaal:
A informatiekloven
B taalmiddelen en inhoud om over te praten
C rol native speaker in opdrachten (leerlingen nemen deze rol dan aan)
De rol van de docent:
A Doeltaal voertaal
B Werkvormen bij gespreksvaardigheid kleine groepjes zorgen voor meer zelfvertrouwen
en meer aan het woord zijn
C Omgaan met correctheid achteraf verbeteren, niet tijdens een oefening
Hoofdstuk 5 – Schrijfvaardigheid
Voor het schrijven van standaardbriefjes en de persoonlijke briefjes hebben leerlingen
oefening nodig:
- Briefconventies
- Onderscheid tussen formeel en informeel
- Aandacht voor indeling in alinea’s
- Specifieke formules voor specifieke gelegenheden, zoals ‘Merry Christmas’ en ‘bonne
chance’.
Writing: ondersteunende activiteit
Composing: communicatieve activiteit
De opbouw van een schrijfvaardigheidsprogramma:
1. Informele brieven lezen en aanpassen aan de eigen behoeften
2. Brieven of e-mails die bijvoorbeeld in het kader van een correspondentieproject zijn
geschreven door leerlingen in het buitenland
3. Een persoonlijk mailtje, kaartje of briefje
4. Een standaard briefje (via internet) om te reserveren of annuleren
5. De laatste stap: creatieve productie
, Hoofdstuk 6
Compenserende productiestrategieën:
- Overkoepelende woorden (‘fruit’ gebruiken als je ‘orange’ bedoelt)
- Omschrijvingen
- Fysieke eigenschappen
- Contrastparen
- Uitdrukkingen als ‘un truc’
- Combinaties met frasen (you can fin dit in …)
- Het gebruik van gebaren, verwijzingen (ask the girls overthere) en fillers (euh, ben, tu
sais).
Hoofdstuk 8
De 4 soorten algemene competenties waar een individu over moet beschikken om doelmatig
te kunnen communiceren:
- Savoir: kennis die gebaseerd is op theorie, ervaring en algemene kennis van de wereld
- Savoir-faire: het vermogen om bepaalde routinehandelingen uit de voeren, zoals het
werken met een woordenboek en internet. Interculturele vaardigheden; bijvoorbeeld op
de juiste manier contact leggen met oudere mensen uit andere culturen
- Savoir-être: hoeveel risico neem je? Waarden & attitudes tijdens een gesprek.
- Savoir-apprendre: leervermogen; hoeveel en hoe snel kun je leren?
- Savoir-s’engager: kritisch cultureel bewustzijn
Doelen van de Raad van Europa (gevestigd in 1949, Straatsburg):
- Een grotere eenheid tussen lidstaten creëren
- Een Europese identiteit promoten die geworteld is in gemeenschappelijke waarden en
die boven bestaande culturele verschillen uitstijgt
- Talige en culturele diversiteit onder Europese burgers bevorderen, zonder dat dit ten
koste gaat van kleine talen en culturen
- Goed talenonderwijs stimuleren met het oog op de toegenomen mobiliteit van haar
lerende en werkende burgers
Wat gewoonlijk spreekvaardigheid heet, is in het ERK opgedeeld in twee mondelinge
vaardigheden: productie en interactie.
Niveau’s ook opgedeeld in bijv a1.1 & a 1.2 voor motivatiebevordering. Ook gebruiken ze a1
+ voor a 1.2
Pragmatisch (taalgebruik); vloeiendheid, het woord nemen, flexibiliteit etc
Linguïstisch (taalarsenaal); bereik woordenschat, grammaticale correctheid etc
Ontwikkelingen sinds 2001 van het Referentiekader: