1 Voortbestaan van de soort → doel voortplanten
- elke individueel organisme
- beperkte levensduur (door veroudering, predatie, ziekte,..)
2. Verband tussen enkele voortplantingswijzen & genetische variatie
ongeslachtelijke voortplanting geslachtelijke voortplanting Parthenogenese = maagdelijke voortplanting
kenmerken ➢ slechts 1 individu is betrokken ➢ 2 individuen zijn betrokken ➢ slechts 1 (vrouwelijk) individu is betrokken
➢ nieuwe individuen door mitose ➢ voortplantingscellen gevormd door ➢ nieuwe organismen ontstaan uit onbevruchte
meiose (meiosesporen of gameten
➢ geen genetische variatie eicellen
genoemd)
➢ kloonvorming
➢ genetische variatie bij nakomelingen
door:
○ crossing-over
○ mixing chromosomen tijdens
meiose 1
○ toeval bij vorming zygote
voordeel relatief snel veel nakomelingen unieke combinatie van genen
nadeel genetisch identieke individuen /
vb Eencelligen: celdeling Fungi: sporenvorming door meiose Gewervelde diere (hagedis)
Schimmels: sporenvorming door mitose Zaadplanten: gameten → zygote Ongewervelde dieren (wandelende tak, zoetwatervlo)
Planten: deel van hun lichaam afsplitsen Dieren: gameten → zygote
Dieren: knopvorming → Soms afwisselling met geslachtelijke
voortplanting
Thema 3: Biologische betekenis van voortplanting 1
- elke individueel organisme
- beperkte levensduur (door veroudering, predatie, ziekte,..)
2. Verband tussen enkele voortplantingswijzen & genetische variatie
ongeslachtelijke voortplanting geslachtelijke voortplanting Parthenogenese = maagdelijke voortplanting
kenmerken ➢ slechts 1 individu is betrokken ➢ 2 individuen zijn betrokken ➢ slechts 1 (vrouwelijk) individu is betrokken
➢ nieuwe individuen door mitose ➢ voortplantingscellen gevormd door ➢ nieuwe organismen ontstaan uit onbevruchte
meiose (meiosesporen of gameten
➢ geen genetische variatie eicellen
genoemd)
➢ kloonvorming
➢ genetische variatie bij nakomelingen
door:
○ crossing-over
○ mixing chromosomen tijdens
meiose 1
○ toeval bij vorming zygote
voordeel relatief snel veel nakomelingen unieke combinatie van genen
nadeel genetisch identieke individuen /
vb Eencelligen: celdeling Fungi: sporenvorming door meiose Gewervelde diere (hagedis)
Schimmels: sporenvorming door mitose Zaadplanten: gameten → zygote Ongewervelde dieren (wandelende tak, zoetwatervlo)
Planten: deel van hun lichaam afsplitsen Dieren: gameten → zygote
Dieren: knopvorming → Soms afwisselling met geslachtelijke
voortplanting
Thema 3: Biologische betekenis van voortplanting 1