Vreemdelingenrecht | Pleitnota Asiel |27-11-2019 | Studentnummer: 1535005
1. Inleiding
1.1 Geachte voorzitter, leden van de rechtbank,
Gemachtigd door en namens dhr. Aydin Yenal (hierna: cliënt) zal ik betogen dat cliënt in aanmerking
komt voor een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd asiel als bedoeld in artikel 28 van de
Vreemdelingenwet (hierna: Vw). 1
1.2 Allereerst volgt een korte schets van de feiten. Cliënt heeft de Turkse nationaliteit en was in
Turkije werkzaam als docent op een Gülenist-school. Vanwege het conflict tussen Erdogan en de
Gülenbeweging verloor cliënt zijn baan en werd hij buitengesloten in de samenleving. De vader van
cliënt was politiek actief in de Gülenbeweging en is om die reden door de Turkse veiligheidsdienst
(hierna: MIT) in 2014 opgepakt en gedetineerd. Als gevolg van deze gebeurtenissen is cliënt samen
met zijn vrouw en twee kinderen naar Irak gevlucht. Daar vernam hij dat onder druk van de Turkse
regering Gülen-docenten overgedragen zouden worden aan Turkije. Uit vrees voor een gedwongen
terugkeer naar Turkije is cliënt begin 2018 met zijn gezin naar Nederland gevlucht. Op 4 april 2018
heeft hij asiel aangevraagd. Cliënt vreest dat de MIT hem als Gülen-aanhanger zal arresteren,
detineren en martelen.
1.3 In het besluit op zijn asielaanvraag van 16 mei 2019 stelt de IND dat cliënt niet in aanmerking
komt voor erkenning als vluchteling. Volgens de IND zijn er onvoldoende aanknopingspunten om aan
te nemen dat cliënt vervolging op grond van zijn politieke overtuiging heeft te vrezen. Daarnaast stelt
de IND dat cliënt niet in aanmerking komt voor subsidiaire bescherming. De IND is van oordeel dat
cliënt geen reëel risico op onmenselijke behandeling loopt.
1.4 Allereerst zal beargumenteerd worden waarom cliënt wel kan worden aangemerkt als
verdragsvluchteling. Vervolgens zal worden betoogd dat cliënt ook in aanmerking komt voor
subsidiaire bescherming.
1
Zie ook artt. 13 en 18 Kwalificatierichtlijn.
1
, 2. Verlening vluchtelingenstatus
2.1 De vluchtelingenstatus wordt conform artikel 29 lid 1 sub a Vw verleend aan de vreemdeling die
op grond van artikel 1A lid 2 van het Vluchtelingenverdrag (hierna: Vlv) als vluchteling wordt
gekwalificeerd.2 Een vluchteling is een persoon die gegronde redenen heeft om in het land van
herkomst te vrezen voor vervolging op grond van ras, godsdienst, nationaliteit, politieke overtuiging
of omdat hij behoort tot een bepaalde sociale groep, zich bevindt buiten het land waarvan hij de
nationaliteit bezit, en die de bescherming van dat land niet kan of, wegens deze vrees, niet wil
inroepen.3
2.2 Allereerst zal ik beargumenteren dat cliënt, in tegenstelling tot wat de IND stelt, in Turkije als
Gülenist wordt aangemerkt en hierdoor een gegronde vrees voor vervolging wegens een
fundamentele politieke overtuiging op zijn plaats is. De Turkse overheid hanteert een aantal criteria
om te bepalen of iemand als Gülen-aanhanger kan worden bestempeld. 4 Aangezien cliënt werkzaam
was als Gülen-docent, zijn kinderen op Gülen-scholen hebben gezeten en hij een facebookpagina
heeft geopend waarop hij zich als Gülen-aanhanger betoont, dient ervan te worden uitgegaan dat de
Turkse autoriteiten cliënt als Gülenist zullen aanmerken.
2.3 Cliënt wordt als Gülen-aanhanger vervolgd wegens een politieke overtuiging die door Turkije als
regimevijandig wordt beschouwd.5 Van vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag is sprake als
zich ten minste een bedreiging van het leven of de vrijheid voordoet. 6 In het algemeen wordt
aangenomen dat elke inbreuk op een mensenrecht in beginsel vervolging zou kunnen opleveren,
mits die inbreuk van een zekere ernst en zwaarte is. 7
2.4 Op grond van artikel 9 lid 2 sub c van de Kwalificatierichtlijn kan strafvervolging vervolging in de
zin van het Vluchtelingenverdrag opleveren als sprake is van discriminatoire bestraffing. Cliënt wordt
aan een discriminatoire bestraffing onderworpen aangezien in Turkije zich een situatie voordoet
waarin arbitraire arrestaties van Gülen-aanhangers veelvuldig voorkomen. Gülen-aanhangers lopen
louter vanwege hun politieke gezindheid het risico te worden gearresteerd en gedetineerd. 8 De
2
Artikel 2 sub d Kwalificatierichtlijn. Internationale rechtsbescherming staat volgens de
richtlijn alleen open voor ‘derdelanders’. Cliënt heeft de Turkse nationaliteit en is dus een
onderdaan van een land dat niet tot de Europese Unie behoort. De Kwalificatierichtlijn is dus van toepassing.
3
K. Zwaan e.a., Nederlands Migratierecht, Den Haag: Boom juridisch 2018, p. 356.
4
Rb. ’s Gravenhage 1 maart 2019, ECLI:NL:RBDHA:2019:2305, r.o. 4.2-4.3. Zie verder Ministerie van
Buitenlandse Zaken, Algemeen ambtsbericht Turkije, oktober 2019, p. 32.
5
Artikel 10 lid 1 sub e Kwalificatierichtlijn.
6
UNHCR-Handboek par. 80-86.
7
ABRvS 6 oktober 2003, ECLI:NL:RVS:2003:BA4960, r.o. 2.2.2. Zie verder artikel 9 Kwalificatierichtlijn.
8
Zie onder ander het rapport van US State Department van februari 2018, section 1, onder d.
2
1. Inleiding
1.1 Geachte voorzitter, leden van de rechtbank,
Gemachtigd door en namens dhr. Aydin Yenal (hierna: cliënt) zal ik betogen dat cliënt in aanmerking
komt voor een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd asiel als bedoeld in artikel 28 van de
Vreemdelingenwet (hierna: Vw). 1
1.2 Allereerst volgt een korte schets van de feiten. Cliënt heeft de Turkse nationaliteit en was in
Turkije werkzaam als docent op een Gülenist-school. Vanwege het conflict tussen Erdogan en de
Gülenbeweging verloor cliënt zijn baan en werd hij buitengesloten in de samenleving. De vader van
cliënt was politiek actief in de Gülenbeweging en is om die reden door de Turkse veiligheidsdienst
(hierna: MIT) in 2014 opgepakt en gedetineerd. Als gevolg van deze gebeurtenissen is cliënt samen
met zijn vrouw en twee kinderen naar Irak gevlucht. Daar vernam hij dat onder druk van de Turkse
regering Gülen-docenten overgedragen zouden worden aan Turkije. Uit vrees voor een gedwongen
terugkeer naar Turkije is cliënt begin 2018 met zijn gezin naar Nederland gevlucht. Op 4 april 2018
heeft hij asiel aangevraagd. Cliënt vreest dat de MIT hem als Gülen-aanhanger zal arresteren,
detineren en martelen.
1.3 In het besluit op zijn asielaanvraag van 16 mei 2019 stelt de IND dat cliënt niet in aanmerking
komt voor erkenning als vluchteling. Volgens de IND zijn er onvoldoende aanknopingspunten om aan
te nemen dat cliënt vervolging op grond van zijn politieke overtuiging heeft te vrezen. Daarnaast stelt
de IND dat cliënt niet in aanmerking komt voor subsidiaire bescherming. De IND is van oordeel dat
cliënt geen reëel risico op onmenselijke behandeling loopt.
1.4 Allereerst zal beargumenteerd worden waarom cliënt wel kan worden aangemerkt als
verdragsvluchteling. Vervolgens zal worden betoogd dat cliënt ook in aanmerking komt voor
subsidiaire bescherming.
1
Zie ook artt. 13 en 18 Kwalificatierichtlijn.
1
, 2. Verlening vluchtelingenstatus
2.1 De vluchtelingenstatus wordt conform artikel 29 lid 1 sub a Vw verleend aan de vreemdeling die
op grond van artikel 1A lid 2 van het Vluchtelingenverdrag (hierna: Vlv) als vluchteling wordt
gekwalificeerd.2 Een vluchteling is een persoon die gegronde redenen heeft om in het land van
herkomst te vrezen voor vervolging op grond van ras, godsdienst, nationaliteit, politieke overtuiging
of omdat hij behoort tot een bepaalde sociale groep, zich bevindt buiten het land waarvan hij de
nationaliteit bezit, en die de bescherming van dat land niet kan of, wegens deze vrees, niet wil
inroepen.3
2.2 Allereerst zal ik beargumenteren dat cliënt, in tegenstelling tot wat de IND stelt, in Turkije als
Gülenist wordt aangemerkt en hierdoor een gegronde vrees voor vervolging wegens een
fundamentele politieke overtuiging op zijn plaats is. De Turkse overheid hanteert een aantal criteria
om te bepalen of iemand als Gülen-aanhanger kan worden bestempeld. 4 Aangezien cliënt werkzaam
was als Gülen-docent, zijn kinderen op Gülen-scholen hebben gezeten en hij een facebookpagina
heeft geopend waarop hij zich als Gülen-aanhanger betoont, dient ervan te worden uitgegaan dat de
Turkse autoriteiten cliënt als Gülenist zullen aanmerken.
2.3 Cliënt wordt als Gülen-aanhanger vervolgd wegens een politieke overtuiging die door Turkije als
regimevijandig wordt beschouwd.5 Van vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag is sprake als
zich ten minste een bedreiging van het leven of de vrijheid voordoet. 6 In het algemeen wordt
aangenomen dat elke inbreuk op een mensenrecht in beginsel vervolging zou kunnen opleveren,
mits die inbreuk van een zekere ernst en zwaarte is. 7
2.4 Op grond van artikel 9 lid 2 sub c van de Kwalificatierichtlijn kan strafvervolging vervolging in de
zin van het Vluchtelingenverdrag opleveren als sprake is van discriminatoire bestraffing. Cliënt wordt
aan een discriminatoire bestraffing onderworpen aangezien in Turkije zich een situatie voordoet
waarin arbitraire arrestaties van Gülen-aanhangers veelvuldig voorkomen. Gülen-aanhangers lopen
louter vanwege hun politieke gezindheid het risico te worden gearresteerd en gedetineerd. 8 De
2
Artikel 2 sub d Kwalificatierichtlijn. Internationale rechtsbescherming staat volgens de
richtlijn alleen open voor ‘derdelanders’. Cliënt heeft de Turkse nationaliteit en is dus een
onderdaan van een land dat niet tot de Europese Unie behoort. De Kwalificatierichtlijn is dus van toepassing.
3
K. Zwaan e.a., Nederlands Migratierecht, Den Haag: Boom juridisch 2018, p. 356.
4
Rb. ’s Gravenhage 1 maart 2019, ECLI:NL:RBDHA:2019:2305, r.o. 4.2-4.3. Zie verder Ministerie van
Buitenlandse Zaken, Algemeen ambtsbericht Turkije, oktober 2019, p. 32.
5
Artikel 10 lid 1 sub e Kwalificatierichtlijn.
6
UNHCR-Handboek par. 80-86.
7
ABRvS 6 oktober 2003, ECLI:NL:RVS:2003:BA4960, r.o. 2.2.2. Zie verder artikel 9 Kwalificatierichtlijn.
8
Zie onder ander het rapport van US State Department van februari 2018, section 1, onder d.
2
