Inleiding
Rekening mee houden dat we altijd te maken hebben met een 3D-structuur.
Sneden kunnen overlangs zijn (evenwijdig met structuur), dwars (loodrecht met structuur)
of schuin.
Meest gebruikte kleuringen (zeker kennen):
- HE
- AZAN
- Trichroom (lichtgroen, anilineblauw of Heidenhainsblauw)
- Orceïne
! Opletten voor artefacten
Practicum 1: cytologie en bedekkende epithelen
Typering van bedekkende epithelen
Zoek het bedekkende epitheel:
- Zoek in je orgaanstukje eerst de buitenwereld of het lumen
- Zoek een zone waar dicht opeengepakte kernen te zien zijn
- Bepaal de ligging van de basaalmembraan door op zoek te gaan naar het
onderliggend BW
Bepaal het aantal cellagen:
- Kijk of de celkernen in 1 (eenlagig) of meerdere lagen zitten
- Indien meerdere lagen: meerlagig of pseudomeerlagig (maken allemaal contact met
het basaalmembraan)
Bepaal de vorm van de cellen:
- Zoek een plaats waar de kernen netjes in een rij naast elkaar liggen. Bij meerlagige
cellen, bekijk je steeds de cellen aan het oppervlak.
- Bepaal de vorm:
o Plaveisel: afgeplatte cel en kern
o Kubisch: vierkante cel, ronde kern
o Cilindrisch: rechthoekige cel, ovale kern
Geef enkele typische kenmerken (verdere karakteristieken):
- Eénlagig epitheel:
o Check of er slijmbekercellen zijn door slijmproppen te zoeken
o Ga na of er apicale celdifferentiaties zijn (te zien aan gekleurde lijn aan
apicale zijde): microvilli (staafjeszoom), trilharen of stereocilia
- Meerlagig epitheel (vooral bij plaveiselepitheel):
1
, o Kijk na of er kernen in de bovenste cellagen zitten. Zo wel: onverhoornd, zo
niet: verhoornd
o Meerlagig overgangsepitheel is enkel aanwezig bij urinewegen!
Algemeen: epithelen
Bedekkende epithelen:
- Bescherming, barrièrefunctie, opname/afgifte stoffen
- Grenzen dus altijd ergens aan de ‘buitenwereld’ (oppervlak huid, lumen organen, …)
Klierepitheel:
- Vorming van secreet: zal uitgescheiden worden
o Hormonen: in bloedbaan, endocrien
o Enzymen: naar plaats waar ze hun functie kunnen vervullen, exocrien
1 laag in een epitheel = stratum (mv.: strata)
Verhoornd meerlagig epitheel:
- Stratum basale
- Stratum spinosum
- Stratum granulosum
- Stratum corneum
Onverhoornd meerlagig epitheel:
- Stratum basale
- Stratum spinosum
- Stratum superficiale
Opbouw van de darmwand
2
,Vanaf lumen:
1. Tunica mucosa:
a. Epitheel met darmvlokken/villi (uitstulpingen) en krypten (instulpingen)
b. BW-laag: lamina propria
c. Spierlaag: lamina muscularis mucosae
2. BW-laag: tela submucosa
3. Spierlaag: tunica muscularis (circulair: binnenste en longitudinaal: buitenste)
4. Tunica serosa (indien afgelijnd door mesotheel) of tunica adventitia (indien het
overloopt in een andere BW-laag, vb. slokdarm)
Preparaten
B1/6
Uitstrijkje wangslijmvliescellen – humaan (studenten) – Diff Quick
E12/3
Jejunum – rat – AZAN
Veel blauw collageen.
Duidelijk lumen waarlangs de voedselbolus zou passeren. Dit preparaat is overlangs
aangesneden.
Structuren vanaf lumen:
- Darmvilli (uitstulpingen):
o Bedekt door epitheel: eenlagig, cilindrisch epitheel met slijmbekercellen
§ Donkere laag daarop: staafjeszoom (microvilli)
o Slijmbekercellen aanwezig in epitheel
o Daarin: BW dat de villus ondersteunt
- Krypten (instulpingen)
o Zeer nauw lumen: bevatten namelijk stamcellen die goed bewaard moeten
worden.
o Stamcel herkennen: zijn steeds in deling: donkerder gekleurde kern met
gecondenseerde chromosomen
- Epitheel + BW-laag = tunica mucosa (slijmvlieslaag)
- BW + bloedvaatjes = tela submucosa
3
, - Tunica muscularis (binnenste: circulair en buitenste: longitudinaal)
- Tunica serosa: zeer dunne BW-laag, iets donkerder gekleurd, plaveiselcellen
Epitheel dient hier voor opname/resorptie van voedsel en voor afgifte van secreet (passage
voedselbolus)
Afbeelding: kleur komt niet overeen met AZAN-kleuring van eigenlijk preparaat!
E12/8
Jejunum – rat – PAS
Dit preparaat is een dwarse doorsnede: nu is de longitudinale spierlaag dwars aangesneden
en de circulaire spierlaag overlangs (i.t.t. overlangse doorsneden van de darm).
Zelfde lagen die we kennen.
Laagje vetweefsel dat aan het preparaat hangt: mesenterium
Slijmbekercel: slijmprop zit apicaal in de cel waardoor hun kern weggedrukt wordt naar de
basaal membraan.
4