Samenvatting KTF1
KERN A/C.
Holistische zorg: kijken naar de hele persoon/situatie om problemen vast te stellen.
Zelfredzaamheid: Jezelf kunnen redden met zo min mogelijk zorg van buitenaf.
Zelfmanagement: gaat niet persé over het omgaan met een ziekte maar hoe kan
een ziekte passen in je dagelijks leven.
Eerstelijnszorg: zorg dicht bij huis, bijvoorbeeld een huisarts
Tweedelijnszorg: zorg waarnaar je doorverwezen wordt. Meestal het ziekenhuis.
Intramuraal: zorg binnen de muren. Zorg die meer dan 24 uur onafgebroken
geboden wordt in een zorginstelling.
Extramuraal: zorg buiten de muren. Een huisarts valt hier ook onder
Transmuraal: samenwerking in de zorg. Hiermee wordt bedoeld dat bijvoorbeeld
ziekenhuizen en wijkverpleging er samen voor zorgen dat een patiënt beter wordt.
(ketenzorg)
Positieve gezondheid.
1. Lichaamsfuncties:
Medische feiten en waarnemingen
Fysiek functioneren
Klachten en pijn
Energie
2. Mentale welbevinden
Cognitief functioneren
Emotionele toestand
Eigenwaarde/zelfrespect
Gevoel controle te hebben
Zelfmanagement en eigen regie
veerkracht
3. Spirituele/existentiële dimensie / zingeving
Doelen/idealen nastreven
Toekomstperspectief
Acceptatie
4. Kwaliteit van leven
Geluk beleven
Genieten
Ervaren gezondheid
Lekker in je vel zitten
Levenslust
Balans
5. Sociaal maatschappelijke participatie
Sociale en communicatieve vaardigheden
Betekenisvolle relaties
Sociale contacten
Geaccepteerd worden
Maatschappelijke betrokkenheid
Betekenisvol werk
6. Dagelijks functioneren
ADL
1
,Samenvatting KTF1
Werkvermogen
Health literacy
Evidence-based practice (EBP): het zorgvuldig, expliciet en oordeelkundig gebruik
van het beste bewijsmateriaal dat op dat moment beschikbaar is.
Pijlers van Evidence Based Practice (EBP)
1. Eigen kennis
2. Patiënten voorkeur
3. Onderzoek (experts)
Leefstijlfactoren: dingen die jij doet in je leven die je gezondheid kunnen
beïnvloeden. Voorbeelden van leefstijlfactoren zijn alcoholgebruik,
lichaamsbeweging, roken, voeding etc.
Risicofactoren: een risicofactor is een getal dat de toegenomen waarschijnlijkheid
op het oplopen van een (infectie)-ziekte weergeeft in verband met een bepaald
gegeven. Iemand die rookt heeft meer kans op longkanker, roken is hier de
risicofactor. Iemand die veel alcohol drinkt, heeft meer kans op leveraandoeningen,
alcohol is hier de risicofactor.
Concept: een gedachtegang van iemand, idee van iemand
Visie: mening of zienswijze. De manier waarop je ergens naar kijkt en er over
oordeelt.
Theorie: geheel van ideeën, regels en beginselen rond een bepaald thema.
Model: Een hulpmiddel om een wetenschappelijk onderwerp te beschrijven.
Raamwerk: een schematisch plan wat nog verder moet worden ingevuld.
Methode: een middel waarin staat waarop je iets doet om een bepaald doel te
bereiken. (protocol/stappenplan)
Methodiek: een manier waarop je iets doet om een bepaald doel te bereiken,
verzameling van methodes.
Primaire preventie: Handen wassen en hygiëne. Geldt voor iedereen. Eerste ziekte-
episode voorkomen.
Secundaire preventie: BVO. als er al wel een ziekte aanwezig is verdere
symptomen te voorkomen voordat de ziekte zich kan ontwikkelen
Tertiaire preventie: verergering of recidief van een ziekte voorkomen. Is eigenlijk
deel van de behandeling.
Casestudie: op een persoon uitgebreid onderzoek doen
Experimenteel onderzoek: op 100 mensen
Systematic review: je kijkt naar andere wetenschappelijke onderzoeken en deze
met mekaar vergelijken.
Crossectioneel onderzoek: wanneer een groep met personen op hetzelfde moment
word onderzocht.
Iedereen krijgt op hetzelfde moment een middel en vervolgens kijken ze wat er per
persoon gebeurt en dan vergelijken.
Retrospectief: kijken naar wat er is gebeurt
Prospectief: kijken naar de toekomst
2
, Samenvatting KTF1
Screening: het vroegtijdig opsporen van ziekten of afwijkingen. Bijvoorbeeld de
bevolkingsonderzoeken naar darm- en baarmoederhalskanker.
Risicotaxatie: bepalen van recidive risico en het identificeren van de specifieke
statische en vooral dynamische risicofactoren.
Chlamydia: meest voorkomende soa onder jongeren. Meestal merk je niet dat je het
hebt. Afscheiding of branderig gevoel bij plassen kunnen symptomen zijn. Goed te
behandelen. Als het je het niet behandeld kan het gevolgen hebben zoals
onvruchtbaarheid. Bacterieel.
Herpes genitalis: lijkt op een koortslip maar dan rondom de penis, vagina of anus.
Begint met een blaasje, droogt in en wordt een korstje. Over te dragen via vrijen
maar ook via de handen of mond. Klachten: pijnlijke branderige blaasjes, waterige
afscheiding, pijn bij het plassen, opgezette lymfeklieren in de liezen. Geen medicijn
tegen herpes, wel medicijnen die een aanval kunnen verminderen.
Gonorroe: wordt ook wel een druiper genoemd. Bacterieel. Klachten: meer
afscheiding, onaangename geur, plassen kan pijn doen. Te behandelen met
antibiotica. Als je er niets aan doet kan het leiden tot onvruchtbaarheid.
Hepatitis B: leverontsteking. Is een inenting voor. klachten: vermoeidheid, koorts,
misselijkheid, buikklachten, spierpijn, gele verkleuring van huid en ogen.
Syfilis: zeldzame, ernstige soa. Bacterieel. Goed te behandelen met hoge dosis
antibiotica, doe je dit niet kunnen de gevolgen ernstig zijn. verschillende stadia: 1.
Pijnlijke zweer rond mond, penis of anus. 2. Grieperig gevoel, haaruitval of vlekjes op
je huid 3. Beschadiging aan inwendige organen.
Schurft: zeer besmettelijk, ook over te dragen door in het bed van iemand met
schurft te gaan liggen of kleren te dragen. Klachten: jeuk. Wordt erger in de nacht
door de warmte in bed. Te behandelen met crème of gel.
Schaamluis: worden ook wel platjes genoemd. Onschuldige aandoening. Ook over
te dragen via kleding, bedden of dicht tegen elkaar aan liggen. Krabben helpt niet,
kan infectie veroorzaken. Te behandelen met een lotion of crème, bv: Loxazol of
Prioderm. Kleding wassen op 60 graden.
3
KERN A/C.
Holistische zorg: kijken naar de hele persoon/situatie om problemen vast te stellen.
Zelfredzaamheid: Jezelf kunnen redden met zo min mogelijk zorg van buitenaf.
Zelfmanagement: gaat niet persé over het omgaan met een ziekte maar hoe kan
een ziekte passen in je dagelijks leven.
Eerstelijnszorg: zorg dicht bij huis, bijvoorbeeld een huisarts
Tweedelijnszorg: zorg waarnaar je doorverwezen wordt. Meestal het ziekenhuis.
Intramuraal: zorg binnen de muren. Zorg die meer dan 24 uur onafgebroken
geboden wordt in een zorginstelling.
Extramuraal: zorg buiten de muren. Een huisarts valt hier ook onder
Transmuraal: samenwerking in de zorg. Hiermee wordt bedoeld dat bijvoorbeeld
ziekenhuizen en wijkverpleging er samen voor zorgen dat een patiënt beter wordt.
(ketenzorg)
Positieve gezondheid.
1. Lichaamsfuncties:
Medische feiten en waarnemingen
Fysiek functioneren
Klachten en pijn
Energie
2. Mentale welbevinden
Cognitief functioneren
Emotionele toestand
Eigenwaarde/zelfrespect
Gevoel controle te hebben
Zelfmanagement en eigen regie
veerkracht
3. Spirituele/existentiële dimensie / zingeving
Doelen/idealen nastreven
Toekomstperspectief
Acceptatie
4. Kwaliteit van leven
Geluk beleven
Genieten
Ervaren gezondheid
Lekker in je vel zitten
Levenslust
Balans
5. Sociaal maatschappelijke participatie
Sociale en communicatieve vaardigheden
Betekenisvolle relaties
Sociale contacten
Geaccepteerd worden
Maatschappelijke betrokkenheid
Betekenisvol werk
6. Dagelijks functioneren
ADL
1
,Samenvatting KTF1
Werkvermogen
Health literacy
Evidence-based practice (EBP): het zorgvuldig, expliciet en oordeelkundig gebruik
van het beste bewijsmateriaal dat op dat moment beschikbaar is.
Pijlers van Evidence Based Practice (EBP)
1. Eigen kennis
2. Patiënten voorkeur
3. Onderzoek (experts)
Leefstijlfactoren: dingen die jij doet in je leven die je gezondheid kunnen
beïnvloeden. Voorbeelden van leefstijlfactoren zijn alcoholgebruik,
lichaamsbeweging, roken, voeding etc.
Risicofactoren: een risicofactor is een getal dat de toegenomen waarschijnlijkheid
op het oplopen van een (infectie)-ziekte weergeeft in verband met een bepaald
gegeven. Iemand die rookt heeft meer kans op longkanker, roken is hier de
risicofactor. Iemand die veel alcohol drinkt, heeft meer kans op leveraandoeningen,
alcohol is hier de risicofactor.
Concept: een gedachtegang van iemand, idee van iemand
Visie: mening of zienswijze. De manier waarop je ergens naar kijkt en er over
oordeelt.
Theorie: geheel van ideeën, regels en beginselen rond een bepaald thema.
Model: Een hulpmiddel om een wetenschappelijk onderwerp te beschrijven.
Raamwerk: een schematisch plan wat nog verder moet worden ingevuld.
Methode: een middel waarin staat waarop je iets doet om een bepaald doel te
bereiken. (protocol/stappenplan)
Methodiek: een manier waarop je iets doet om een bepaald doel te bereiken,
verzameling van methodes.
Primaire preventie: Handen wassen en hygiëne. Geldt voor iedereen. Eerste ziekte-
episode voorkomen.
Secundaire preventie: BVO. als er al wel een ziekte aanwezig is verdere
symptomen te voorkomen voordat de ziekte zich kan ontwikkelen
Tertiaire preventie: verergering of recidief van een ziekte voorkomen. Is eigenlijk
deel van de behandeling.
Casestudie: op een persoon uitgebreid onderzoek doen
Experimenteel onderzoek: op 100 mensen
Systematic review: je kijkt naar andere wetenschappelijke onderzoeken en deze
met mekaar vergelijken.
Crossectioneel onderzoek: wanneer een groep met personen op hetzelfde moment
word onderzocht.
Iedereen krijgt op hetzelfde moment een middel en vervolgens kijken ze wat er per
persoon gebeurt en dan vergelijken.
Retrospectief: kijken naar wat er is gebeurt
Prospectief: kijken naar de toekomst
2
, Samenvatting KTF1
Screening: het vroegtijdig opsporen van ziekten of afwijkingen. Bijvoorbeeld de
bevolkingsonderzoeken naar darm- en baarmoederhalskanker.
Risicotaxatie: bepalen van recidive risico en het identificeren van de specifieke
statische en vooral dynamische risicofactoren.
Chlamydia: meest voorkomende soa onder jongeren. Meestal merk je niet dat je het
hebt. Afscheiding of branderig gevoel bij plassen kunnen symptomen zijn. Goed te
behandelen. Als het je het niet behandeld kan het gevolgen hebben zoals
onvruchtbaarheid. Bacterieel.
Herpes genitalis: lijkt op een koortslip maar dan rondom de penis, vagina of anus.
Begint met een blaasje, droogt in en wordt een korstje. Over te dragen via vrijen
maar ook via de handen of mond. Klachten: pijnlijke branderige blaasjes, waterige
afscheiding, pijn bij het plassen, opgezette lymfeklieren in de liezen. Geen medicijn
tegen herpes, wel medicijnen die een aanval kunnen verminderen.
Gonorroe: wordt ook wel een druiper genoemd. Bacterieel. Klachten: meer
afscheiding, onaangename geur, plassen kan pijn doen. Te behandelen met
antibiotica. Als je er niets aan doet kan het leiden tot onvruchtbaarheid.
Hepatitis B: leverontsteking. Is een inenting voor. klachten: vermoeidheid, koorts,
misselijkheid, buikklachten, spierpijn, gele verkleuring van huid en ogen.
Syfilis: zeldzame, ernstige soa. Bacterieel. Goed te behandelen met hoge dosis
antibiotica, doe je dit niet kunnen de gevolgen ernstig zijn. verschillende stadia: 1.
Pijnlijke zweer rond mond, penis of anus. 2. Grieperig gevoel, haaruitval of vlekjes op
je huid 3. Beschadiging aan inwendige organen.
Schurft: zeer besmettelijk, ook over te dragen door in het bed van iemand met
schurft te gaan liggen of kleren te dragen. Klachten: jeuk. Wordt erger in de nacht
door de warmte in bed. Te behandelen met crème of gel.
Schaamluis: worden ook wel platjes genoemd. Onschuldige aandoening. Ook over
te dragen via kleding, bedden of dicht tegen elkaar aan liggen. Krabben helpt niet,
kan infectie veroorzaken. Te behandelen met een lotion of crème, bv: Loxazol of
Prioderm. Kleding wassen op 60 graden.
3
